SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0240/04 van Mario Borghezio (NI) aan de Commissie. Kwijtschelding omvangrijke schuldenlast DS-partij in strijd met vrije mededingingsregels.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0240/04 van Mario Borghezio (NI) aan de Commissie. Kwijtschelding omvangrijke schuldenlast DS-partij in strijd met vrije mededingingsregels.
3.4.2004 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | CE 84/341 |
(2004/C 84 E/0400)
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0240/04
van Mario Borghezio (NI) aan de Commissie
(2 februari 2004)
Betreft: Kwijtschelding omvangrijke schuldenlast DS-partij in strijd met vrije mededingingsregels
Op 22 december 2003 heeft de groep van crediteursbanken van de DS-partij („Democratici di Sinistra”), die wordt aangevoerd door de Carisbo-groep (Gruppo San Paolo-IMI) — waarbij de DS een schuld had uitstaan van 30 miljoen euro — en voorts bestaat uit de Banca Intesa en Capitalia, bij elk waarvan de DS een krediet had lopen van 21 miljoen euro, alsmede uit de Monte dei Paschi di Siena-bank, die crediteur was voor 3,5 miljoen euro, een akkoord bereikt over de kwijtschelding van de cumulatieve schuldenlast van deze politieke partij via een zgn. „schuldremissieregeling”, die voorziet in de schrapping van 50 % van de enorme schuldenberg van in totaal 235 miljoen euro die deze partij had laten ontstaan. Deze ingrijpende operatie vindt juist plaats op het moment dat van de aandelen- en obligatiehouders van bedrijven die met deze banken een relatie onderhouden zware offers worden verlangd in het kader van de saneringen welke de betrokken kleine en middelgrote ondernemingen door diezelfde banken opgelegd krijgen.
Is de Commissie ook niet van mening dat een dergelijke voorkeursbehandeling, die in schril contrast staat met de manier waarop tal van banken hun „gewone” debiteurs bejegenen, moet worden beschouwd als een aperte en zware inbreuk op het in het EU-recht neergelegde beginsel van de vrije mededinging?
Is overigens ook de Europese Centrale Bank niet voornemens het bewuste onderdeel van Bankitalia ertoe aan te manen zich aan dat beginsel en aan de bepalingen van de artikelen 101 en 102 van het EG-Verdrag te houden, mede in het licht van het feit dat sommige van deze banken aandeelhouder (en derhalve zelf onder controle staand „toezichthouder”) zijn van Bankitalia?
Antwoord van de heer Monti namens de Commissie
(5 maart 2004)
Op het gebied van het mededingingsbeleid is de Commissie verantwoordelijk voor de toepassing van de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag.
Artikel 81 van het EG-Verdrag verbiedt alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Overeenkomstig artikel 82 van het EG-Verdrag is het verboden — voorzover de handel tussen lidstaten daardoor ongunstig kan worden beïnvloed — dat een of meer ondernemingen misbruik maken van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt of op een wezenlijk deel daarvan.
De door het geachte parlementslid beschreven feiten vormen geen inbreuk op de mededingingsregels en met name op de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag, aangezien niet is bewezen dat de mededinging werd verhinderd, beperkt of vervalst dan wel dat er misbruik werd gemaakt van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt of op een wezenlijk deel daarvan die de handel tussen lidstaten ongunstig kon beïnvloeden.
De Commissie herinnert het geachte parlementslid eraan dat zij geen standpunt kan innemen over kwesties betreffende de Europese Centrale Bank.