Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0531/04 van Elisabeth Schroedter (Verts/ALE) aan de Commissie. Bouw van een zoutwaterzwembad en lozing van het gebruikte zoute water op de Spree zonder milieueffectrapportage.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0531/04 van Elisabeth Schroedter (Verts/ALE) aan de Commissie. Bouw van een zoutwaterzwembad en lozing van het gebruikte zoute water op de Spree zonder milieueffectrapportage.

3.4.2004

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 84/424


(2004/C 84 E/0494)

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0531/04

van Elisabeth Schroedter (Verts/ALE) aan de Commissie

(17 februari 2004)

Betreft: Bouw van een zoutwaterzwembad en lozing van het gebruikte zoute water op de Spree zonder milieueffectrapportage

In Burg (deelstaat Brandenburg) is de bouw van een zoutwaterzwembad gepland. De bedoeling is het gebruikte zoute water rechtstreeks op de Spree te lozen, waardoor de waterkwaliteit van deze rivier achteruit gaat. De huidige techniek bestaat uit persing en stort van het zoute water. Voor de lozing op de Spree is desondanks een vergunning afgegeven, zonder dat van tevoren een milieueffectrapportage heeft plaatsgevonden. De deelstaatregering wil dit project met EU-middelen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling subsidiëren.

1.

Is de Commissie van mening dat in het hier besproken geval een milieueffectrapportage in de zin van de Europese waterbeleidsrichtlijn (richtlijn 2000/60/EG(1)) noodzakelijk zou zijn geweest?

Zo ja, is de Commissie van plan bij de regering van de deelstaat Brandenburg aan te dringen op naleving van het EU-recht?

Zo neen, hoe denkt de Commissie de tenuitvoerlegging en naleving van de EU-waterbeleidsrichtlijn in Brandenburg te waarborgen?

2.

Is de Commissie van oordeel dat het op grond van artikel 12 van verordening (EG) nr. 1260/1999 houdende algemene bepalingen inzake de structuurfondsen(2) met de beginselen van de structuurfondsen verenigbaar is dat de bouw van een zoutwaterzwembad in Burg met EFRO-middelen rechtstreeks, respectievelijk het bouwrijp maken van het betrokken perceel indirect gesubsidieerd kan worden zonder dat de waterbeleidsrichtlijn is nageleefd?

Zo ja, hoe motiveert de Commissie dit?

Zo neen, zal zij de subsidies van Brandenburg terugverlangen?

Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie

(30 maart 2004)

Vele bepalingen van de kaderrichtlijn Water(3) zijn nog niet operationeel. Zo bepaalt deze kaderrichtlijn onder meer dat lozingen door puntbronnen die verontreiniging kunnen veroorzaken, uiterlijk tegen december 2009 aan voorafgaande regulering dan wel aan een voorafgaande toestemming moeten worden onderworpen (zie artikel 11, lid 3, onder g)). Als zodanig schrijft de richtlijn geen milieueffectbeoordeling in de zin van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad(4) als gewijzigd bij Richtlijn 97/11/EG(5) voor. Wel moet de bevoegde instantie die terzake een vergunning afgeeft, rekening houden met de beginselen en doelstellingen van de kaderrichtlijn Water.

Bovendien is Richtlijn 85/337/EEG van de Raad betreffende de milieueffectbeoordeling, als gewijzigd bij Richtlijn 97/11/EG, in het onderhavige geval niet van toepassing.

Hoewel de verplichting tot voorafgaande toestemming krachtens de kaderrichtlijn Water in dit geval niet geldt, voorziet de vigerende Gemeenschapswetgeving, bijvoorbeeld Richtlijn 76/464/EEG(6), in soortgelijke verplichtingen. Op basis van de informatie waarover zij beschikt, heeft de Commissie echter geen redenen om aan te nemen dat de vergunning door de betrokken instanties in dit geval in strijd met die richtlijn is afgegeven.

Bijgevolg lijkt er geen onverenigbaarheid met artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1260/99(7) te bestaan, en wordt dus ook geen onderbreking van de uitbetaling of terugvordering van de subsidies overwogen.