Home

Verzoek van het Hof van Beroep te Antwerpen, van 11 februari 2004, om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Ministerie van Financiën en 1. …, 2. Hanssens Hendrik, 3. Verhoeven Rudi, 4. World Wide Shipping and Forwarding, 5. … Zaak C-75/04

Verzoek van het Hof van Beroep te Antwerpen, van 11 februari 2004, om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Ministerie van Financiën en 1. …, 2. Hanssens Hendrik, 3. Verhoeven Rudi, 4. World Wide Shipping and Forwarding, 5. … Zaak C-75/04

17.4.2004

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 94/24


Verzoek van het Hof van Beroep te Antwerpen, van 11 februari 2004, om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Ministerie van Financiën en 1. …, 2. Hanssens Hendrik, 3. Verhoeven Rudi, 4. World Wide Shipping and Forwarding, 5. …

Zaak C-75/04

(2004/C 94/52)

Het Hof van Beroep te Antwerpen heeft, bij vonnis van 11 februari 2004, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 17 februari 2004, in het geding tussen Ministerie van Financiën en 1. …, 2. Hanssens Hendrik, 3. Verhoeven Rudi, 4. World Wide Shipping and Forwarding, 5. …, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vragen:

1.

Dient, voor het bepalen van de douaneschuld conform artikelen 201 en volgende van het Communautair Douanewetboek (Verordening-EEG nummer 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992(1)), bij de niet-zuivering van Tl-documenten uitgesteld voor de uitvoer naar diverse landen van een zending niet-communa,utaire goederen (in casu textielgoedëren/T-shirts) in transit, waarbij de niet-zuivering het gevolg is van een voorafgaandelijke onttrekking aan het douanetoezicht, de eerste inbreuk, namelijk de onttrekking aan de doorvoer, in aanmerking te worden genomeji, dan wel de er chronologisch op volgende inbreuk, bestaande in de niet-zuivering van de desbetreffende Tl-documenten, of, met andere woordei, ontstaat de douaneschuld in hoofde van de te goeder trouw zijnde aangever voor de, ten gevolge van een voorafgaande onttrekking aan de doorvoer -waaraan de aangever vreemd is- niet-aanzuivering van Tl-documenten, op grond van de artikelen 203.1 en 215.1 van het Communautair Douanewetboek dan wel op grond van de artikelen 204.1 en 215.3 van het Communautair Douanewetboek?

2.

Kan de aangever zich nog beroepen op de waarborgen vervat in artikel 222 van het Communautair Douanewetboek indien de artikelen 204.1 en 215.3 van het Communautair Douanewetboek van toepassing zijn in de hypothese dat de aangever geconfronteerd wordt met een niet-zuivering van de door hem uitgestelde Tl-documenten ten gevolge van een voorafgaande frauduleuze onttrekking aan de doorvoer van niet-communautaire goederen (in casu textielgoederen) waaraan de aangever vreemd is, of, met andere woorden, is artikel 222 van het Communautair Douanewetboek, dat, onder meer, verwijst naar de algemene regel van artikel 203 van het Communautair Douanewetboek –waarvan artikel 204 van het Communautair Douanewetboek een meer specifieke toepassingsbepaling is- in samenhang van toepassing met de artikelen 204.1 en 215.3 van het Communautair Douanewetboek?