Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 29 april 2004 in zaak C-372/97: Italiaanse Republiek tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen (Staatssteun — Goederenvervoer over de weg — Beïnvloeding van handelsverkeer tussen lidstaten en verstoring van mededinging — Voorwaarden voor uitzondering op verbod van artikel 92, lid 1, EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 87, lid 1, EG) — Bestaande of nieuwe steunmaatregelen — Evenredigheids- en vertrouwensbeginsel — Motivering)
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 29 april 2004 in zaak C-372/97: Italiaanse Republiek tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen (Staatssteun — Goederenvervoer over de weg — Beïnvloeding van handelsverkeer tussen lidstaten en verstoring van mededinging — Voorwaarden voor uitzondering op verbod van artikel 92, lid 1, EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 87, lid 1, EG) — Bestaande of nieuwe steunmaatregelen — Evenredigheids- en vertrouwensbeginsel — Motivering)
30.4.2004 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 118/1 |
ARREST VAN HET HOF
(Zesde kamer)
van 29 april 2004
in zaak C-372/97: Italiaanse Republiek tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen(1)
(Staatssteun - Goederenvervoer over de weg - Beïnvloeding van handelsverkeer tussen lidstaten en verstoring van mededinging - Voorwaarden voor uitzondering op verbod van artikel 92, lid 1, EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 87, lid 1, EG) - Bestaande of nieuwe steunmaatregelen - Evenredigheids- en vertrouwensbeginsel - Motivering)
(2004/C 118/02)
Procestaal: Italiaans
In zaak C-372/97, Italiaanse Republiek (gemachtigde: I. M. Braguglia, bijgestaan door O. Fiumara), domicilie gekozen hebbende te Luxemburg, tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen (gemachtigden: P. Nemitz en P. Stancanelli, bijgestaan door M. Moretto), domicilie gekozen hebbende te Luxemburg, betreffende een verzoek, strekkende tot gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking 98/182/EG van de Commissie van 30 juli 1997 betreffende steun van de regio Friuli-Venezia Giulia (Italië) ten gunste van wegvervoersondernemingen uit die regio (PB 1998, L 66, blz. 18), heeft het Hof (Zesde kamer), samengesteld als volgt: V. Skouris, waarnemend voor de president van de Zesde kamer, J. N. Cunha Rodrigues, J.-P. Puissochet, R. Schintgen en F. Macken (rapporteur), rechters; advocaat-generaal: S. Alber; griffier: M.-F. Contet, hoofdadministrateur, op 29 april 2004 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:
1) | Op het beroep hoeft niet te worden beslist voorzover dit strekt tot nietigverklaring van de artikelen 2 en 5 van beschikking 98/182/EG van de Commissie van 30 juli 1997 betreffende steun van de regio Friuli-Venezia Giulia (Italië) ten gunste van wegvervoersondernemingen uit die regio, voorzover deze artikelen de steun die vanaf 1 juli 1990 is verleend aan ondernemingen die uitsluitend plaatselijk, regionaal of nationaal vervoer verrichten, onwettig verklaren. |
2) | Het beroep wordt voor het overige verworpen. |
3) | De Italiaanse Republiek en de Commissie van de Europese Gemeenschappen worden elk in hun eigen kosten verwezen. |