Home

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 29 april 2004 in zaak C-137/02 (verzoek van het Bundesfinanzhof om een prejudiciële beslissing): Finanzamt Offenbach am Main-Land tegen Faxworld Vorgründungsgesellschaft Peter Hünninghausen und Wolfgang Klein GbR (Verzoek om prejudiciële beslissing — Uitlegging van Zesde BTW-richtlijn — Recht op aftrek van reeds betaalde BTW door Vorgründungsgesellschaft (vennootschap naar burgerlijk recht met als doel voorbereiding van middelen die nodig zijn voor werkzaamheid van op te richten naamloze vennootschap) — Overgang, onder bezwarende titel, van algemeenheid van die middelen op naamloze vennootschap na haar oprichting — Overgang niet aan BTW onderworpen ten gevolge van gebruikmaking van (in artikel 5, lid 8, van Zesde BTW-richtlijn voorziene) mogelijkheid door betrokken lidstaat)

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 29 april 2004 in zaak C-137/02 (verzoek van het Bundesfinanzhof om een prejudiciële beslissing): Finanzamt Offenbach am Main-Land tegen Faxworld Vorgründungsgesellschaft Peter Hünninghausen und Wolfgang Klein GbR (Verzoek om prejudiciële beslissing — Uitlegging van Zesde BTW-richtlijn — Recht op aftrek van reeds betaalde BTW door Vorgründungsgesellschaft (vennootschap naar burgerlijk recht met als doel voorbereiding van middelen die nodig zijn voor werkzaamheid van op te richten naamloze vennootschap) — Overgang, onder bezwarende titel, van algemeenheid van die middelen op naamloze vennootschap na haar oprichting — Overgang niet aan BTW onderworpen ten gevolge van gebruikmaking van (in artikel 5, lid 8, van Zesde BTW-richtlijn voorziene) mogelijkheid door betrokken lidstaat)

30.4.2004

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 118/20


ARREST VAN HET HOF

(Vijfde kamer)

van 29 april 2004

in zaak C-137/02 (verzoek van het Bundesfinanzhof om een prejudiciële beslissing): Finanzamt Offenbach am Main-Land tegen Faxworld Vorgründungsgesellschaft Peter Hünninghausen und Wolfgang Klein GbR(1)

(Verzoek om prejudiciële beslissing - Uitlegging van Zesde BTW-richtlijn - Recht op aftrek van reeds betaalde BTW door Vorgründungsgesellschaft (vennootschap naar burgerlijk recht met als doel voorbereiding van middelen die nodig zijn voor werkzaamheid van op te richten naamloze vennootschap) - Overgang, onder bezwarende titel, van algemeenheid van die middelen op naamloze vennootschap na haar oprichting - Overgang niet aan BTW onderworpen ten gevolge van gebruikmaking van (in artikel 5, lid 8, van Zesde BTW-richtlijn voorziene) mogelijkheid door betrokken lidstaat)

(2004/C 118/35)

Procestaal: Duits

In zaak C-137/02, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Bundesfinanzhof (Duitsland), in het aldaar aanhangige geding tussen Finanzamt Offenbach am Main-Land en Faxworld Vorgründungsgesellschaft Peter Hünninghausen und Wolfgang Klein GbR, om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 17, lid 2, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1), zoals gewijzigd bij richtlijn 95/7/EG van de Raad van 10 april 1995 (PB L 102, blz. 18), heeft het Hof (Vijfde kamer), samengesteld als volgt: P. Jann, waarnemend voor de president van de Vijfde kamer, A. Rosas en S. von Bahr (rapporteur), rechters; advocaat-generaal: F. G. Jacobs, griffier: M.-F. Contet, hoofdadministrateur, op 29 april 2004 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

Een personenvennootschap die alleen is opgericht om een kapitaalvennootschap op te richten, kan de voorbelasting over de levering van goederen en diensten aftrekken, wanneer haar enige handeling in een later stadium, overeenkomstig haar statutaire doel, bestond in de overdracht van de betrokken goederen en diensten bij een handeling onder bezwarende titel aan die kapitaalvennootschap nadat deze was opgericht, en wanneer er als gevolg van het feit dat de betrokken lidstaat gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden voorzien in de artikelen 5, lid 8, en 6, lid 5, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, zoals gewijzigd bij richtlijn 95/7/EG van de Raad van 10 april 1995, geen levering van goederen of diensten plaatsvindt bij de overgang van de algemeenheid van goederen.