Home

Beschikking van het Hof (Vierde kamer) van 29 april 2004 in zaak C-202/03 (verzoek van het Tribunale amministrativo regionale per la Lombardia, sezione staccata di Brescia om een prejudiciële beslissing): DAC SpA tegen Azienda Ospedaliera „Spedali Civili” di Brescia (Artikel 104, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering — Richtlijn 89/665/EEG — Beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten — Voorlopige maatregelen ante causam)

Beschikking van het Hof (Vierde kamer) van 29 april 2004 in zaak C-202/03 (verzoek van het Tribunale amministrativo regionale per la Lombardia, sezione staccata di Brescia om een prejudiciële beslissing): DAC SpA tegen Azienda Ospedaliera „Spedali Civili” di Brescia (Artikel 104, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering — Richtlijn 89/665/EEG — Beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten — Voorlopige maatregelen ante causam)

30.4.2004

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 118/31


BESCHIKKING VAN HET HOF

(Vierde kamer)

van 29 april 2004

in zaak C-202/03 (verzoek van het Tribunale amministrativo regionale per la Lombardia, sezione staccata di Brescia om een prejudiciële beslissing): DAC SpA tegen Azienda Ospedaliera „Spedali Civili” di Brescia(1)

(Artikel 104, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering - Richtlijn 89/665/EEG - Beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten - Voorlopige maatregelen ante causam)

(2004/C 118/56)

Procestaal: Italiaans

In zaak C-202/03, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Tribunale amministrativo regionale per la Lombardia, sezione staccata di Brescia (Italië) in het geding tussen DAC SpA en Azienda Ospedaliera „Spedali Civili” di Brescia, in tegenwoordigheid van: Pellegrini SpA om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 1, lid 3, en 2, lid 1, sub a, van richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (PB L 395, blz. 33), zoals gewijzigd bij richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening (PB L 209, blz. 1), heeft het Hof (Vierde kamer), samengesteld als volgt: J. N. Cunha Rodrigues (rapporteur), kamerpresident, J.-P. Puissochet en K. Lenaerts, rechters; advocaat-generaal: P. Léger; griffier: R. Grass, op 29 april 2004 een beschikking gegeven waarvan het dictum luidt als volgt:

Artikel 2, lid 1, sub a, van richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken, zoals gewijzigd bij richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, moet aldus worden uitgelegd dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat hun beroepsinstanties, zonder dat vooraf een bodemprocedure moet zijn ingesteld, alle voorlopige maatregelen kunnen nemen, met inbegrip van maatregelen om de procedure van gunning van de betrokken overheidsopdracht op te schorten c.q. te doen opschorten.