Home

Zaak T-287/04: Beroep, op 13 juli 2004 ingesteld door Lorte, Sociedad Limitada, Oleo Unión, Federación Empresarial de Organizaciones de Productores de Aceite de Oliva, en Unaproliva, Unión de organizaciones de productores de Aceite de Oliva, tegen Raad van de Europese Unie

Zaak T-287/04: Beroep, op 13 juli 2004 ingesteld door Lorte, Sociedad Limitada, Oleo Unión, Federación Empresarial de Organizaciones de Productores de Aceite de Oliva, en Unaproliva, Unión de organizaciones de productores de Aceite de Oliva, tegen Raad van de Europese Unie

20.11.2004

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/17


Beroep, op 13 juli 2004 ingesteld door Lorte, Sociedad Limitada, Oleo Unión, Federación Empresarial de Organizaciones de Productores de Aceite de Oliva, en Unaproliva, Unión de organizaciones de productores de Aceite de Oliva, tegen Raad van de Europese Unie

(Zaak T-287/04)

(2004/C 284/37)

Procestaal: Spaans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 13 juli 2004 beroep ingesteld tegen Raad van de Europese Unie door Lorte SL, gevestigd te Estepa, Oleo Unión, Federación Empresarial de Organizaciones de Productores de Aceite de Oliva, gevestigd te Sevilla, en Unaproliva, Unión de organizaciones de productores de Aceite de Oliva, gevestigd te Jaén (alle in Spanje), vertegenwoordigd door Rafael Illescas Ortiz, advocaat te Madrid.

Verzoeksters concluderen dat het het Gerecht behage:

het beroep tot nietigverklaring van de verordeningen nrs. 864/2004 en 865/2004 toe te wijzen,

en inzonderheid met betrekking tot verordening nr. 864/2004 wordt het Gerecht verzocht de volgende bepalingen nietig te verklaren:

i.

artikel 1, sub 7, voorzover daarbij aan artikel 37, lid 1, van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003, een nieuwe alinea wordt toegevoegd;

ii.

artikel 1, sub 11, voorzover daarbij aan artikel 44, lid 2, van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 (PB L 270, van 21 oktober 2003), een nieuwe alinea wordt toegevoegd;

iii.

Artikel 1, sub 20, voorzover bij de invoeging in verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 (PB L 270, van 21 oktober 2003) van een nieuw hoofdstuk 10 ter, „Steun voor olijfgaarden”, een nieuw artikel 110 novies wordt toegevoerd, met name sub b van voornoemd nieuwe artikel 110 novies;

iv.

de Bijlage, voorzover daarbij Bijlage VI van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 (PB L 270, van 21 oktober 2003) wordt gewijzigd met de toevoeging van vier nieuwe rijen, met name de tweede inzake olijfolie, voorzover daarbij wordt verwezen naar artikel 5 van verordening nr. 136/66/EEG – Productiesteun voor olijfolie – dat voor Spanje een gegarandeerde nationale hoeveelheid (GNH) van 760 027 ton vaststelt;

wat betreft verordening nr. 865/2004, wordt het Gerecht verzocht de volgende bepaling nietig te verklaren:

artikel 22, voorzover daarbij artikel 5, lid 1, van verordening (EEG) nr. 1638/98 wordt geschrapt uitsluitend wat betreft de tweede en de derde alinea, en alleen voorzover die alinea's fundamentele criteria zijn voor de vaststelling van de inkomenssteun aan de olijventelers overeenkomstig de op verordening nr. 1782/2003 gebaseerde nieuwe regeling.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters stellen dat bij de bestreden verordeningen in het gemeenschappelijk landbouwbeleid een nieuwe steunregeling voor de producenten van olijfolie en tafelolijven, alsmede een nieuwe gemeenschappelijke ordening der markten voor die producten is ingevoerd, waarbij de aloude verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten, uitdrukkelijk wordt ingetrokken. In vergelijking met de oude regeling inzake productiesteun is het bij de bestreden verordeningen ingevoerde nieuwe systeem gebaseerd op de ontkoppeling van de rechtstreekse steun aan de producent en de invoering van de bedrijfstoeslagregeling, wat voor de olijfoliesector vanaf 2006 de overschakeling van een beleid van prijs- en productiesteun op een nieuw beleid van inkomenssteun aan de landbouwers zal inhouden.

Volgens verzoeksters berust die hervorming niet op een juiste informatie en analyse van de sector, zoals blijkt uit de handhaving van de 760 027 ton olijfolie, de aanvankelijk gegarandeerde nationale hoeveelheid (GNH), en thans in de nieuwe steunregeling de basishoeveelheid voor de berekening van de nieuwe steun die in de plaats komt van de afgeschafte productiesteun.

Tot staving van hun vorderingen stellen verzoeksters:

schending van het vertrouwensbeginsel. In dat verband wordt gesteld dat de betrokken producenten bijzonder teleurgesteld zijn in de verwachtingen die de thans hervormde gemeenschappelijke marktordening had gewekt, voorzover het gaat om olijventelers die gezien de bepalende factoren van de sector investeringsbeslissingen met een rentabiliteitsprognose op zeer lange termijn hebben genomen, en voorzover de verkoopjaren voor de nieuwe steunmaatregelen (1999/2000 tot en met 2002/2003) samenvallen met de periode waarin de olijventelers, die in 1998 hebben geplant, geen productie van betekenis hebben.

Misbruik van bevoegdheid. In dit verband wordt met name aangevoerd dat een in 1998 gedane en in 2001 herhaalde toezegging van de Commissie en de Raad bestond, dat zij vóór de hervorming van de olijfoliesector betrouwbare informatie daarover zouden inwinnen, alsmede dat het noodzakelijk was de ontwikkeling van de productie en de productiviteit van de olijfgaarden in Spanje en Portugal in aanmerking te nemen. Verzoeksters stellen echter dat de Commissie reeds betrouwbare informatie over de olijfolieproductie in Spanje aan de Internationale Olijfolieraad had verstrekt, waardoor noch de Commissie zelf noch de Raad kon ontkennen dat zij daarmee bekend waren.

Schending van de motiveringsplicht als neergelegd in artikel 253 EG.

Schending van het beginsel van non-discriminatie tussen producenten van de Gemeenschap, als uitdrukking van artikel 12, eerste alinea, EG.