Home

Zaak T-489/04: Beroep, op 20 december 2004 ingesteld door US Steel Košice sro tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

Zaak T-489/04: Beroep, op 20 december 2004 ingesteld door US Steel Košice sro tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

2.4.2005

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 82/29


Beroep, op 20 december 2004 ingesteld door US Steel Košice sro tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-489/04)

(2005/C 82/56)

Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 20 december 2004 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door US Steel Košice, gevestigd te Košice, Slowaakse Republiek, vertegenwoordigd door D. Hueting, Barrister, C. Thomas, Solicitor, en E. Vermulst, advocaat.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

de beschikking van de Commissie van 20 oktober 2004 betreffende het nationale plan voor de toewijzing van broeikasgasemissierechten dat door de Slowaakse Republiek overeenkomstig richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad is meegedeeld, nietig te verklaren;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster is een Slowaakse onderneming en de enige staalproducent in Slowakije. Zij vordert nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 20 oktober 2004 betreffende het nationale plan voor de toewijzing van broeikasgasemissierechten dat door de Slowaakse Republiek overeenkomstig richtlijn 2003/87(1) is meegedeeld.

Tot staving van haar beroep voert verzoekster om te beginnen aan dat de bestreden beschikking artikel 9, lid 3, van richtlijn 2003/87 schendt voorzover zij strekt tot de goedkeuring van een nationaal toewijzingsplan waarin de goedgekeurde totale hoeveelheid rechten kleiner is dan het totaal van de individuele toewijzingen en reserves in het plan. Verzoekster betoogt verder dat de bestreden beschikking criteria 1 en 2 van bijlage III bij richtlijn 2003/87 schendt, waar deze de door de Slowaakse Republiek toe te wijzen rechten aanzienlijk vermindert ten opzichte van de aanvankelijk meegedeelde hoeveelheid die in overeenstemming was met de verplichtingen van de Slowaakse Republiek in het kader van het Protocol van Kyoto. Verzoekster voert tevens aan dat de Commissie misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid, voorzover de bestreden beschikking kennelijk tot doel heeft een tekort aan rechten te creëren, welke doelstelling verschilt van die welke in richtlijn 2003/87 zijn uiteengezet, en verder, voorzover de beschikking berust op ondoorzichtige bilaterale onderhandelingen die op grond van richtlijn 2003/87 niet zijn toegestaan. Verzoekster betoogt voorts dat de bestreden beschikking het non-discriminatiebeginsel schendt, waar de Commissie de Slowaakse Republiek ten onrechte anders heeft behandeld dan Duitsland en de eerste acht lidstaten waarvan de toewijzingsplannen zijn goedgekeurd, en anderzijds de Slowaakse Republiek ten onrechte niet anders heeft behandeld dan Letland en Estland. Volgens verzoekster schendt de bestreden beschikking ook het evenredigheidsbeginsel voorzover, ten eerste, zij strekt tot goedkeuring van een plan waarin de door Slowakije voorgestelde totale hoeveelheid rechten méér is verlaagd dan passend en noodzakelijk is, en ten tweede, de Commissie niet heeft onderzocht welke gevolgen de verlaging van de totale toewijzing voor de individuele installaties heeft. Ten slotte betoogt verzoekster dat de bestreden beschikking niet toereikend is gemotiveerd.