Home

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 14 april 2005 in zaak C-6/03 (verzoek van het Verwaltungsgericht Koblenz om een prejudiciële beslissing): Deponiezweckverband Eiterköpfe tegen Land Rheinland-Pfalz (Milieu — Storten van afvalstoffen — Richtlijn 1999/31 — Nationale regeling die strengere normen bevat — Verenigbaarheid)

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 14 april 2005 in zaak C-6/03 (verzoek van het Verwaltungsgericht Koblenz om een prejudiciële beslissing): Deponiezweckverband Eiterköpfe tegen Land Rheinland-Pfalz (Milieu — Storten van afvalstoffen — Richtlijn 1999/31 — Nationale regeling die strengere normen bevat — Verenigbaarheid)

28.5.2005

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 132/3


ARREST VAN HET HOF

(Eerste kamer)

van 14 april 2005

in zaak C-6/03 (verzoek van het Verwaltungsgericht Koblenz om een prejudiciële beslissing): Deponiezweckverband Eiterköpfe tegen Land Rheinland-Pfalz(1)

(Milieu - Storten van afvalstoffen - Richtlijn 1999/31 - Nationale regeling die strengere normen bevat - Verenigbaarheid)

(2005/C 132/05)

Procestaal: Duits

In zaak C-6/03, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Verwaltungsgericht Koblenz (Duitsland) bij beslissing van 4 december 2002, ingekomen bij het Hof op 8 januari 2003, in de procedure Deponiezweckverband Eiterköpfe tegen Land Rheinland-Pfalz, heeft het Hof (Eerste kamer), samengesteld als volgt: P. Jann, kamerpresident, N. Colneric, J. N. Cunha Rodrigues (rapporteur), M. Ilešič en E. Levits, rechters; advocaat-generaal: D. Ruiz-Jarabo Colomer; griffier: K. Sztranc, administrateur, op 14 april 2005 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

1)

Artikel 5, leden 1 en 2, van richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen, staat niet in de weg aan een nationale regeling die

voor het storten van biologisch afbreekbaar afval lagere maximumwaarden stelt dan de richtlijn, zelfs indien deze maximumwaarden zo laag zijn dat vóór storting een mechanisch-biologische behandeling of verbranding van dergelijk afval nodig is om aan die waarden te voldoen,

voor het verminderen van de hoeveelheid naar stortplaatsen over te brengen afval kortere termijnen stelt dan de richtlijn,

niet alleen op biologisch afbreekbaar afval, maar tevens op niet biologisch afbreekbare organische stoffen van toepassing is, en

niet alleen op stedelijk afval, maar tevens op afval dat als stedelijk afval kan worden verwijderd, van toepassing is.

2)

Het gemeenschapsrechtelijke evenredigheidsbeginsel is niet van toepassing op krachtens artikel 176 EG getroffen verdergaande nationale beschermingsmaatregelen die strengere eisen stellen dan de in een communautaire milieurichtlijn genoemde minimumeisen, voorzover geen andere bepalingen van het Verdrag in het geding zijn.