Home

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 17 maart 2005 in zaak C-128/04 (verzoek van de Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde om een prejudiciële beslissing): strafzaak tegen Annic Andréa Raemdonck en Raemdonck-Janssens BVBA (Wegvervoer — Sociale bepalingen — Verordening (EEG) nr. 3821/85 — Verplichting tot installatie en gebruik van tachograaf — Verordening (EEG) nr. 3820/85 — Afwijking voor voertuigen voor vervoer van materieel of uitrusting)

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 17 maart 2005 in zaak C-128/04 (verzoek van de Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde om een prejudiciële beslissing): strafzaak tegen Annic Andréa Raemdonck en Raemdonck-Janssens BVBA (Wegvervoer — Sociale bepalingen — Verordening (EEG) nr. 3821/85 — Verplichting tot installatie en gebruik van tachograaf — Verordening (EEG) nr. 3820/85 — Afwijking voor voertuigen voor vervoer van materieel of uitrusting)

28.5.2005

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 132/11


ARREST VAN HET HOF

(Derde kamer)

van 17 maart 2005

in zaak C-128/04 (verzoek van de Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde om een prejudiciële beslissing): strafzaak tegen Annic Andréa Raemdonck en Raemdonck-Janssens BVBA(1)

(Wegvervoer - Sociale bepalingen - Verordening (EEG) nr. 3821/85 - Verplichting tot installatie en gebruik van tachograaf - Verordening (EEG) nr. 3820/85 - Afwijking voor voertuigen voor vervoer van materieel of uitrusting)

(2005/C 132/21)

Procestaal: Nederlands

In zaak C-128/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde (België) bij beslissing van 19 januari 2004, ingekomen bij het Hof op 9 maart 2004, in de strafzaak tegen Annic Andréa Raemdonck en Raemdonck-Janssens BVBA, heeft het Hof (Derde kamer), samengesteld als volgt: A. Rosas (rapporteur), kamerpresident, A. La Pergola, J.-P. Puissochet, U. Lõhmus en A. Ó Caoimh, rechters; advocaat-generaal: M. Poiares Maduro, griffier: R. Grass, op 17 maart 2005 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

1)

De in artikel 13, lid 1, sub g, van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer gebruikte begrippen „materieel of uitrusting” moeten in het kader van de bij artikel 3, lid 2, van verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer ingevoerde uitzonderingsregeling aldus worden uitgelegd dat zij niet alleen betrekking hebben op „gereedschappen en werkmiddelen”, maar eveneens de goederen, zoals bouwstoffen of kabels, omvatten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werken die tot de hoofdactiviteit van de bestuurder van het betrokken voertuig behoren.