Home

Zaak C-255/05: Beroep, op 16 juni 2005 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek

Zaak C-255/05: Beroep, op 16 juni 2005 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek

20.8.2005

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 205/12


Beroep, op 16 juni 2005 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek

(Zaak C-255/05)

(2005/C 205/22)

Procestaal: Italiaans

Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 16 juni 2005 beroep ingesteld tegen Italiaanse Republiek door Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Konstantinidis als gemachtigde, bijgestaan door F. Louis en A. Capobianco, avvocati.

Verzoekster concludeert dat het het Hof behage:

vast te stellen dat de Italiaanse Republiek de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens de artikelen 2, lid 1, en 4, lid 1, van richtlijn 85/337/EEG(1) van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/11/EG(2) van de Raad van 3 maart 1997, en artikel 12, lid 1, van richtlijn 2000/76/EG(3) van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval,

door het project van een derde lijn voor de verbrandingsinstallatie ASM te Brescia, die een installatie is zoals bedoeld in bijlage I bij richtlijn 85/337/EEG, zoals gewijzigd, niet overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10 van deze richtlijn, zoals gewijzigd, aan een milieu-effectbeoordeling te hebben onderworpen voordat de bouwvergunning werd verleend;

door de aanvraag van de exploitatievergunning voor de derde lijn van de verbrandingsinstallatie te Brescia niet gedurende een passende periode op een of meer voor het publiek toegankelijke plaatsen ter inzage te hebben gelegd, zodat daarover opmerkingen kunnen worden gemaakt vooraleer de bevoegde autoriteit een besluit neemt, en dit besluit en een afschrift van de vergunning evenmin openbaar te hebben gemaakt;

de Italiaanse Republiek te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De onderneming ASM di Brescia SpA beheert een verbrandingsinstallatie die uit twee lijnen bestaat en waarvoor in 1993 een vergunning is afgegeven. Vóór 1993 is ASM di Brescia SpA evenwel met de bouw van een „derde lijn” voor afvalverbranding begonnen.

De derde lijn van de verbrandingsinstallatie te Brescia wordt aangemerkt als een installatie voor terugwinning in de zin van bijlage IIB, post R1, bij richtlijn 75/442/EEG en heeft een capaciteit van meer dan 100 ton per dag. Deze derde lijn had bijgevolg krachtens richtlijn 85/337/EEG, zoals gewijzigd, aan een milieu-effectbeoordeling (hierna: „MEB”) moeten worden onderworpen.

Zoals de Italiaanse autoriteiten hebben bevestigd, is voor het project inzake de derde lijn nooit een MEB en ook niet een specifiek onderzoek (controle van de eventuele verplichting tot het uitvoeren van een MEB) uitgevoerd. De Italiaanse wettelijke regeling onderwerpt afvalverwerkingsinstallaties immers niet systematisch aan een MEB overeenkomstig richtlijn 85/337/EEG, maar bevat talrijke uitzonderingen die de werkingssfeer van deze richtlijn aanzienlijk beperken.

De Commissie stelt dat de uitsluiting van installaties die terugwinningshandelingen verrichten van de milieu-effectbeoordelingsprocedure, geen enkele grondslag vindt in de gemeenschapswetgeving en bijgevolg een kennelijke schending ervan oplevert.

Onder verwijzing naar artikel 12 van richtlijn 2000/76/EG verwijt de Commissie de Italiaanse autoriteiten dat zij de aanvraag van de exploitatievergunning voor de derde lijn en het desbetreffende vergunningsbesluit niet overeenkomstig de bepalingen van dit artikel openbaar hebben gemaakt.