Home

Zaak C-299/05: Beroep, op 26 juli 2005 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Europees Parlement en Raad

Zaak C-299/05: Beroep, op 26 juli 2005 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Europees Parlement en Raad

1.10.2005

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 243/9


Beroep, op 26 juli 2005 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Europees Parlement en Raad

(Zaak C-299/05)

(2005/C 243/13)

Procestaal: Frans

Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 26 juli 2005 beroep ingesteld tegen Europees Parlement en Raad door Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door D. Martin en M.-J. Jonczy als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

De Commissie van de Europese Gemeenschappen concludeert dat het het Hof behage:

1.

nietig te verklaren de bepalingen van bijlage I, punt 2, van verordening (EG) nr. 647/2005 van 13 april 2005 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening (EEG) nr. 1408/71(1), betreffende de rubrieken W. Finland, punt b, X. Zweden, punt c en Y. Verenigd Koninkrijk, punten d, e. en f;

2.

verweerders te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Volgens de Commissie heeft de wetgever bij de vaststelling van verordening nr. 647/2005 de criteria overgenomen die het Hof van Justitie voor de coördinatie van de bijzondere, niet op premie- op bijdragebetaling berustende prestaties had ontwikkeld. De wetgever heeft evenwel niet de nodige consequenties verbonden aan deze criteria bij de opneming in de lijst van toegestane prestaties van bijlage II bis bij verordening nr. 1408/71 van de prestaties genoemd sub W. Finland, punt b, sub X. Zweden, punt c, en sub Y. Verenigd Koninkrijk, punten d, e en f, die volgens de Commissie geen „bijzondere” prestaties zijn in de zin van artikel 4, lid 2 bis, van deze verordening.