Home

Zaak C-279/05: Verzoek van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 juni 2005 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Vonk Dairy Products B.V. en het Productschap Zuivel

Zaak C-279/05: Verzoek van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 juni 2005 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Vonk Dairy Products B.V. en het Productschap Zuivel

15.10.2005

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 257/1


Verzoek van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 juni 2005 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Vonk Dairy Products B.V. en het Productschap Zuivel

(Zaak C-279/05)

(2005/C 257/02)

Procestaal: Nederlands

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft bij arrest van 30 juni 2005 ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 11 juli 2005, in het geding tussen Vonk Dairy Products B.V. en het Productschap Zuivel het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vragen:

1)

Dienen de artikelen 16 tot en met 18 van de Verordening (EEG) nr. 3665/87(1), zoals geldend ten tijde hier van belang, aldus te worden uitgelegd dat, indien gedifferentieerde restituties na aanvaarding van de invoerdocumenten definitief zijn betaald, nadien gebleken wederuitvoer van de goederen alleen tot onverschuldigsheid van de betaling kan leiden in het geval van misbruik van de exporteur ?

2)

Indien vraag 1 ontkennend moet worden beantwoord, welke criteria gelden teneinde te kunnen wanneer wederuitvoer van goederen tot de conclusie moet leiden dat definitief betaalde gedifferentieerde restituties onverschuldigd zijn betaald ?

3)

Welke criteria gelden teneinde te kunnen beoordelen of sprake is van een voortdurende of voortgezette onregelmatigheid als bedoeld in artikel 3, eerste lid, tweede alinea, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95(2) ? In het bijzonder wenst het College te vernemen of van voortdurende of voortgezette onregelmatigheid sprake is, indien de onregelmatigheid betrekking heeft op een relatief klein deel van alle transacties in een bepaalde periode en de transacties waarbij een onregelmatigheid is geconstateerd, steeds verschillende partijen betreft?