Zaak T-299/05: Beroep ingesteld op 26 juli 2005 — Shanghai Excell M&E Enterprise en Shanghai Adeptech Precision/Raad
Zaak T-299/05: Beroep ingesteld op 26 juli 2005 — Shanghai Excell M&E Enterprise en Shanghai Adeptech Precision/Raad
15.10.2005 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 257/14 |
Beroep ingesteld op 26 juli 2005 — Shanghai Excell M&E Enterprise en Shanghai Adeptech Precision/Raad
(Zaak T-299/05)
(2005/C 257/27)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij(en): Shanghai Excell M&E Enterprise Co Ltd en Shanghai Adeptech Precision Company Limited (Shanghai, China) [vertegenwoordiger(s): R. MacLean, advocaat]
Verwerende partij(en): Raad van de Europese Unie
Conclusies van verzoeker(s)/verzoekster(s)
— | Nietigverklaring van verordening (EG) nr. 692/2005 van de Raad van 28 april 2005(1), voorzover die verzoeksters betreft; en |
— | verwijzing van de Raad in de kosten van de procedure. |
Middelen en voornaamste argumenten
Bij de bestreden verordening is een antidumpingrecht ingesteld op de uitvoer, door verzoeksters, van elektronische weegschalen voor de kleinhandel, dat met terugwerkende kracht ook wordt geheven op de overeenkomstig verordening (EG) nr. 1408/2004 van de Commissie(2) geregistreerde invoer van deze producten. Verder is de douaneautoriteiten in de EU opgedragen te stoppen met de registratie van de invoer van de door verzoeksters vervaardigde producten uit de Volksrepubliek China.
Verzoeksters vragen het Hof om nietigverklaring van deze verordening. Tot staving van hun beroep stellen zij schending van artikel 2, lid 7, sub c, tweede alinea, van verordening (EG) nr. 384/1996 van de Raad op grond dat de Commissie eerst na het verstrijken van de in dit artikel bedoelde termijn van drie maanden heeft vastgesteld of verzoeksters al dan niet als marktgericht bedrijf konden worden behandeld. Verder beroepen zij zich op kennelijke beoordelingsfouten bij de vaststelling of verzoeksters op marktvoorwaarden opereerden. Volgens verzoeksters leveren de gestelde fouten schending op van artikel 2, A, lid 7, sub c, eerste alinea, van verordening (EG) nr. 384/1996.
De bestreden verordening is vastgesteld na een „onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur”, wat verzoeksters betreft. Verzoeksters betogen dat de gemeenschapsinstellingen bij dat onderzoek niet op dezelfde wijze te werk zijn gegaan als bij het oorspronkelijke onderzoek dat tot instelling van het recht heeft geleid, zodat ook artikel 11, lid 9, van verordening (EG) nr. 384/1996 is geschonden.
Voorts betogen verzoeksters dat de gemeenschapsinstellingen bij de beoordeling van de criteria inzake normale waarde, exportprijs en winstmarge van onjuiste normen zijn uitgegaan, wat schending oplevert van artikel 2, A, lid 7, sub a, en C, lid 10, van verordening (EG) nr. 384/1996.
Ten slotte voeren verzoeksters aan dat de bestreden verordening hen, nu zij voor beide onjuiste adressen vermeldt, niet naar behoren identificeert. Volgens verzoeksters gaat het hierbij om een wezenlijke feitelijke vergissing.