Notulen van de vergadering van donderdag 21 april 2005
Notulen van de vergadering van donderdag 21 april 2005
3.11.2005 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 272/8 |
NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN DONDERDAG 21 APRIL 2005
(2005/C 272/04)
(De vergadering wordt om 9.22 uur geopend)
VOORZITTER: mevrouw KINNOCK
Co-voorzitter
1. Vervangingen
De co-voorzitter meldt de volgende vervangingen: Van den Berg (vervangt Bullmann), Czarnecki (vervangt Kozlik), Fava (vervangt Rosati), Mauro (vervangt Daul), Schröder (vervangt Langendries) en García-Margallo y Marfil (vervangt López-Istúriz White).
2. Goedkeuring van de notulen van de vergadering van dinsdag 19 april, ochtend en middag, en van woensdag 20 april, ochtend
De notulen worden goedgekeurd.
3. Debat over de gevolgen van de tsunami van december 2004 voor de ACS-landen en de in de toekomst te nemen maatregelen
De co-voorzitters zullen een brief richten aan de ambassadeurs te Brussel van de door de tsunami getroffen landen om hen het medeleven van de PPV en haar voortdurende belangstelling voor hun situatie te betuigen.
4. Debat over de situatie in Togo
Sprekers: Kpade (Togo), Gessesse (Ethiopië), Akpovi (Benin), Gahler, Bounkoulou (Kongo), Keita (Mali), Carlotti, Beda (Sudan), Kembukusua (DRC), Nyassa (Kameroen), Aubert, Diallo (waarnemer, CEDEAO-parlement) en Malin (Europese Commissie).
De co-voorzitter herinnert de leden eraan dat het debat niet zal uitmonden in een resolutie.
5. Verslagen uit de werkgroepen
— | De heer Dombrovskis over de onderhandelingen voor economische partnerschapsovereenkomsten in West-Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan. |
— | De heer Bamba (Mali) over de verwoestijning en het redden van de rivier de Niger. |
— | De heer Diko (Mali) over de katoensector in Mali. |
VOORZITTER: mevrouw HAY WEBSTER
Co-voorzitter
6. Stemming over de ontwerpresoluties in de verslagen van de drie vaste commissies
— | Verslag over de geboekte vooruitgang bij de verwezenlijking van primair onderwijs voor allen en gendergelijkheid in de ACS-landen in het kader van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (ACS-EU 3752) — Commissie sociale zaken en milieu. Corapporteurs: María Elena Valenciano Martínez-Orozco en Donald Ramotar (Guyana) Amendementen 1-6, 9, 10, 12 en 13 worden goedgekeurd. De gewijzigde resolutie wordt met eenparigheid van stemmen goedgekeurd. |
— | Verslag over rehabilitatie in postconflictsituaties in ACS-landen (ACS-EU 3754) — Commissie politieke zaken. Corapporteurs: José Ribeiro e Castro and Tomaz Salomão (Mozambique) Amendementen 1-13, 14 (met mondeling amendement) en 15 worden goedgekeurd. De gewijzigde resolutie wordt met eenparigheid vna stemmen goedgekeurd. |
— | Verslag over de opname in de EU-begroting van het Europees Ontwikkelingsfonds (ACS-EU 3686) — Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel Amendementen 1 en 2 (met mondeling amendement) worden goedgekeurd. De gewijzigde resolutie wordt met eenparigheid van stemmen goedgekeurd. |
7. Stemming over dringende ontwerpresoluties
— | Dringende ontwerpresolutie over de situatie in Sudan (ACP-EU 3777) Amendement 5 wordt goedgekeurd. De gewijzigde resolutie wordt met eenparigheid van stemmen goedgekeurd. |
— | Dringende ontwerpresolutie over de situatie in het gebied van de Grote Meren in Afrika (ACS — EU 3778) Amendementen 1-3 en 5-7 worden goedgekeurd. De gewijzigde resolutie wordt met eenparigheid van stemmen goedgekeurd. |
8. De verklaring van Bamako over de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling
Deze verklaring wordt bij acclamatie goedgekeurd.
9. Rondvraag
De co-voorzitter bedankt de heer Assarid Imbarcaouane van harte voor de uitstekende organisatie van de bijeenkomst van de PPV in Mali.
10. Datum en plaats van de tiende bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU
De tiende bijeenkomst zal van 18 tot 24 november 2005 plaatsvinden. De plaats zal te zijner tijd worden bekendgemaakt.
De co-voorzitter maakt onder voorbehoud de volgende data voor 2006 bekend:
— | vergaderingen commissies en Bureau: week van 23 januari |
— | plenaire vergadering: week van 19 juni |
— | vergaderingen commissies en Bureau: week van 11 september |
— | plenaire vergadering: week van 20 november |
De volgorde van de plenaire vergaderingen zal worden omgedraaid, zodat in de toekomst de eerste plenaire vergadering van een jaar in de EU wordt gehouden en de tweede plenaire vergadering in een ACS-land.
(De vergadering wordt om 11.40 uur gesloten)
Sharon HAY WEBSTER en
Glenys KINNOCK
Co-voorzitters
Sir John KAPUTIN
en Dietmar NICKEL
Co-secretarissen-generaal
BIJLAGE I
ALFABETISCHE LEDENLIJST VAN DE PARITAIRE PARLEMENTAIRE VERGADERING
Vertegenwoordigers van de ACS-landen | Vertegenwoordigers van het Europees Parlement |
HAY WEBSTER (JAMAICA), co-voorzitter | KINNOCK, co-voorzitter |
BARBADOS, ondervoorzitter | GAHLER, ondervoorzitter |
CONGO, ondervoorzitter | MANTOVANI, ondervoorzitter |
DJIBOUTI, ondervoorzitter | VERGES, ondervoorzitter |
FIJI, ondervoorzitter | CARLOTTI, ondervoorzitter |
GABON, ondervoorzitter | MITCHELL, ondervoorzitter |
UGANDA, ondervoorzitter | GOUDIN, ondervoorzitter |
SAINT VINCENT EN DE GRENADINES, ondervoorzitter | JOAN I MARÍ, ondervoorzitter |
SALOMONSEILANDEN, ondervoorzitter | KAMIŃSKI, ondervoorzitter |
SIERRA LEONE, ondervoorzitter | LULLING, ondervoorzitter |
SWAZILAND, ondervoorzitter | MARTÍNEZ MARTÍNEZ, ondervoorzitter |
TOGO, ondervoorzitter | BOWIS, ondervoorzitter |
ZUID-AFRIKA, ondervoorzitter | CORNILLET, ondervoorzitter |
ANGOLA | AGNOLETTO |
ANTIGUA EN BARBUDA | ALLISTER |
BAHAMA'S | ARIF |
BELIZE | AUBERT |
BENIN | AYLWARD |
BOTSWANA | BEREND |
BURKINA FASO | BULLMANN |
BURUNDI | BUSK |
CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK | DAUL |
COMOREN | DILLEN |
COOKEILANDEN | DOMBROVSKIS |
DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO | DOBOLYI |
DOMINICA | FERNANDES |
DOMINICAANSE REPUBLIEK | FERREIRA |
EQUATORIAAL-GUINEA | GOMES |
ERITREA | GRABOWSKA |
ETHIOPIË | GRÖNER |
GAMBIA | HALL |
GHANA | HAUG |
GRENADA | HERRANZ GARCÍA |
GUINEE | JÖNS |
GUINEE -BISSAU | JONCKHEER |
GUYANA | KACZMAREK |
HAÏTI | KORHOLA |
IVOORKUST | EK |
KAAPVERDIË | COELHO |
KAMEROEN | CALLANAN |
KENIA | KOZLÍK |
KIRIBATI | KUŁAKOWSKI |
LESOTHO | LANGENDRIES |
LIBERIA | LEHIDEUX |
MADAGASCAR | LÓPEZ-ISTÚRIZ WHITE |
MALAWI | LOUIS |
MALI | McAVAN |
MARSHALLEILANDEN | MARTENS |
MAURITANIË | MAYER |
MAURITIUS | MORILLON |
MICRONESIA | NOVAK |
MOZAMBIQUE | PLEGUEZUELOS AGUILAR |
NAMIBIË | POLFER |
NAURU | RIBEIRO E CASTRO |
NIGER | ROITHOVÁ |
NIGERIA | ROSATI |
NIUE | SARTORI |
PALAU | SCHEELE |
PAPOEA-NIEUW-GUINEA | SCHLYTER |
RWANDA | SCHNELLHARDT |
SAINT LUCIA | SJÖSTEDT |
SAMOA | SORNOSA MARTÍNEZ |
SÃO TOMÉ EN PRÍNCIPE | SPERONI |
SENEGAL | STURDY |
SEYCHELLEN | VALENCIANO MARTÍNEZ-OROZCO |
SUDAN | VAN LANCKER |
SOMALIË | VAN HECKE |
ST. KITTS EN NEVIS | SCHWAB |
SURINAME | de VILLIERS |
TANZANIA | WHITEHEAD |
TONGA | WIELAND |
TRINIDAD EN TOBAGO | WIJKMAN |
TSJAAD | DEVA |
TUVALU | WURTZ |
VANUATU | ZÁBORSKÁ |
ZAMBIA | ZANI |
ZIMBABWE | ZĪLE |
COMMISSIE POLITIEKE ZAKEN
ACS-leden | Europese leden |
NABUKA (FIJI) co-voorzitter | CALLANAN, co-voorzitter |
NAHIMANA (BURUNDI), ondervoorzitter | JÖNS, ondervoorzitter |
LUTUNDULA, (DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO), ondervoorzitter | POLFER, ondervoorzitter |
ANGOLA | CARLOTTI |
BELIZE | DILLEN |
BENIN | DOBOLYI |
CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK | GAHLER |
COOKEILANDEN | GOMES |
DJIBOUTI | GRABOWSKA |
EQUATORIAAL-GUINEA | GRÖNER |
GRENADA | HERRANZ GARCÍA |
GUINEE | JONCKHEER |
GUYANA | KACZMAREK |
LIBERIA | KAMINSKI |
MAURITANIË | LANGENDRIES |
NAMIBIË | LÓPEZ ISTÚRIZ |
NIGERIA | LOUIS |
NIUE | MANTOVANI |
UGANDA | WURTZ |
PAPOEA-NIEUW-GUINEA | MARTÍNEZ MARTÍNEZ |
SAINT VINCENT EN DE GRENADINES | MORILLON |
SUDAN | RIBEIRO E CASTRO |
SURINAME | SARTORI |
TOGO | VAN HECKE |
TUVALU | WIELAND |
ZIMBABWE | ZANI |
COMMISSIE ECONOMISCHE ONTWIKKELING, FINANCIËN EN HANDEL
ACS-leden | Europese leden |
LEKOBA, (Republiek CONGO), co-voorzitter | SCHLYTER, co-voorzitter |
NIANGADOU (MALI), ondervoorzitter | Ondervoorzitter |
HAY WEBSTER (JAMAICA), ondervoorzitter | DOMBROVSKIS, ondervoorzitter |
BOTSWANA | AGNOLETTO |
DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO | BULLMANN |
DOMINICA | CORNILLET |
ERITREA | DAUL |
ETHIOPIË | DEVA |
GABON | FERREIRA |
GHANA | JOAN I MARI |
IVOORKUST | BUSK |
KAMEROEN | BEREND |
KENIA | KINNOCK |
MAURITIUS | KOZLÍK |
MICRONESIA | LEHIDEUX |
PALAU | LULLING |
SAMOA | McAVAN |
SENEGAL | MITCHELL |
SIERRA LEONE | PLEGUEZUELOS |
ST. LUCIA | MAYER |
SWAZILAND | SPERONI |
TANZANIA | STURDY |
TONGA | VAN LANCKER |
TRINIDAD EN TOBAGO | de VILLIERS |
ZAMBIA | ZĪLE |
ZUID-AFRIKA | ROSATI |
COMMISSIE SOCIALE ZAKEN EN MILIEU
ACP-leden | Europese leden |
METSING (LESOTHO), co-voorzitter | SCHEELE, co-voorzitter |
POLISI (RWANDA), ondervoorzitter | NOVAK, ondervoorzitter |
AROUNA (NIGER), ondervoorzitter | ARIF, ondervoorzitter |
ANTIGUA EN BARBUDA | ALLISTER |
BAHAMA'S | AUBERT |
BARBADOS | AYLWARD |
BURKINA FASO | BOWIS |
COMOREN | GOUDIN |
DOMINICAANSE REPUBLIEK | HALL |
GAMBIA | HAUG |
GUINEE-BISSAU | KORHOLA |
KAAPVERDIË | EK |
KIRIBATI | KUŁAKOWSKI |
MADAGASCAR | MARTENS |
MALAWI | ROITHOVA |
MARSHALLEILANDEN | SCHNELLHARDT |
MOZAMBIQUE | SCHWAB |
NAURU | SJÖSTEDT |
SALOMONSEILANDEN | WHITEHEAD |
SÃO TOMÉ E PRÍNCIPE | VALENCIANO MARTINEZ-OROZCO |
SEYCHELLEN | VERGES |
SOMALIË | WIJKMAN |
ST. KITTS EN NEVIS | SORNOSA MARTINEZ |
TSJAAD | FERNANDES |
VANUATU | ZÁBORSKÁ |
BIJLAGE II
PRESENTIELIJST VAN DE BIJEENKOMST VAN 18 TOT 21 APRIL IN BAMAKO
HAY WEBSTER (Jamaica), co-voorzitter | KINNOCK, co-voorzitter |
COSTA DALA (Angola) | |
GODDARD (Barbados)(1) | AGNOLETTO |
AKPOVI (Benin) | |
SEBETELA (Botswana) | BEREND |
TAPSOBA (Burkina Faso) | BOWIS, ondervoorzitter |
NAHIMANA (Burundi) | CALLANAN |
NYASSA (Kameroen) | CARLOTTI, ondervoorzitter |
GOUCHOULAGUE (Tsjaad) | CORNILLET, ondervoorzitter(4) |
BOUNKOULOU (Republiek Congo) | CZARNECKI (vervangt KOZLÍK) |
LUTUNDULA (Democratische Republiek Congo) | DILLEN |
MARSTERS (Cookeilanden) | DOMBROVSKIS |
AMON-AGO (Ivoorkust) | |
POLANCO (Cuba) | FERNANDES(2) |
DAWALEH (Djibouti) | FERREIRA(4) |
RIVIERE (Dominica) | GAHLER, ondervoorzitter |
REYES AGLON (Dominicaanse Republiek) | GARCÍA-MARGALLO y MARFIL(5) (vervangt LÓPEZ-ISTÚRIZ WHITE) |
MBABELA (Equatoriaal-Guinea) | |
WELDEGIORGIS (Eritrea) | |
GESSESSE (Ethiopië) | GRABOWSKA |
CAVUILATI (Fiji)(1) | |
OBIANG NDONG (Gabon) | HALL(3) |
KAH (Gambia)(1) | HAUG |
OSEI-PREMPEH (Ghana) | |
TOP (Guinee) | JÖNS |
MYRTHIL (Haïti)(1) | KACZMAREK |
KAMOTHO (Kenia) | KAMIŃSKI, ondervoorzitter |
METSING (Lesotho)(1) | KLAß (for SCHWAB) |
MANNAH (Liberia) | |
FANJAVA (Madagascar) | |
MATOLA (Malawi) | MANTOVANI |
IMBARCAOUANE (Mali) | MARTENS |
GUELAYE (Mauritanië) | MARTÍNEZ MARTÍNEZ, ondervoorzitter |
PAYA (Mauritius) | MAURO (vervangt DAUL) |
DINYANDO (Namibië) | McAVAN |
ALMA (Niger) | MAYER |
BAWA BWARI (Nigeria) | |
TAUFITU (Niue) | |
ANGGO (Papoea-Nieuw-Guinea) | MORILLON |
POLISI (Rwanda) | NOVAK |
BULLEN (St. Kitts en Nevis)(1) | |
FRANÇOIS (Saint Lucia) | RIBEIRO E CASTRO |
SAFUNEITUGA (Samoa) | ROITHOVÁ |
FAURE (Seychellen) | SCHEELE |
CONTEH (Sierra Leone) | SCHLYTER |
SANGA (Salomonseilanden) | SCHNELLHARDT |
DAVIES (Zuid-Afrika) | SCHRÖDER (vervangt LANGENDRIES) |
BEDA (Sudan) | |
HIWAT (Suriname)(1) | |
DLAMINI (Swaziland) | |
MPOROGOMYI (Tanzania) | VAN DEN BERG (vervangt BULLMANN) |
KPADE (Togo) | |
BEREAUX (Trinidad en Tobago) | VERGES, ondervoorzitter |
KAMUNTU (Uganda) | |
CHULUMANDA (Zambia) | WIELAND |
PUNUNGWE (Zimbabwe)(1) | ZANI |
Waarnemers:
Cuba: POLANCO, OVIEDO
Eveneens aanwezig:
BENIN AMOUSSOU HINVI | BOTSWANA BATLHOKI MUKUNGU TAMPLIN | BURKINA FASO KERE LANKOANDE |
BURUNDI NIYUHIRE | KAMEROEN BAH DANATA MBAYA | TSJAAD DARBO OUIADOUNG |
REPUBLIEK CONGO LEKOBA LOUEMBE NTSIETE NZAMBILA OBA APOUNOU OBAMBI NENGA MUTEBA | DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO MATADI NENGA MUTEBA | COOKEILANDEN McCLAY |
CÔTE D'IVOIRE AMANI BAI SENAHAN GBAOU GOHI BI ZAH ZOUINGNAN | DJIBOUTI ANDRSAID | DOMINICAANSE REPUBLIEK DOMINGUEZ |
EQUATORIAAL-GUINEA AFUGU ANGWE COUASSI MOYA EVUNA MBA BELA | ERITREA TESFAY KELATI | ETHIOPIË ESHETU GEBRE-CHRISTOS KEBEDE |
GHANA AWIAGA BRANDFORD WUDU | GUINEE DIALLO DIARSO TOLNO | KENIA KAHENDE MUTHIGANI POGHISIO SIALAI |
LESOTHO MATLANYANE MOTSAMAI | MADAGASCAR BERIZIKY SOALAHY | MALAWI NAMISENGO |
MALI BAH DIALLO FALL KEITA NIAGADOU SANGARE | MAURITANIË ELVIL OULD KHALIFA | MAURITIUS GUNESSEE |
NAMIBIË De WAAL PHILEMON | NIGER ABARRY BAKO CAZALICA ISSOUFOU | NIGERIA GABASAWA LAWAL LAWAN OLU UGOKWE UMELO |
RWANDA AYINKAMIYE NZAMWITAKUZE | SALOMONSEILANDEN LENI | ZUID-AFRIKA CONSTABLE HOLLANDER LABUSCHAGNE NHLENGETHWA SMITH |
SUDAN BEDRI MALWIT | SWAZILAND ZEEMAN | TANZANIA ZOKA |
TOGO ESSO NYAWOUAME | ZAMBIA CHILIMBOYI KAMANGA | ZIMBABWE CHINENERE MUDZIMBA |
RAAD ACS-EU
BORGES | minister van Buitenlandse Zaken (Kaapverdië), fungerend voorzitter van de ACS-Raad |
SCHILTZ | minister van Samenwerking en Humanitaire Actie (Luxemburg), fungerend voorzitter van de Raad van de EU |
COMITÉ VAN AMBASSADEURS
FERREIRA | fungerend voorzitter (Kaapverdië) |
EUROPESE COMMISSIE
MANDELSON | lid van de Commissie belast met buitenlandse handel |
MICHEL | lid van de Commissie belast met ontwikkeling en humanitaire hulp |
CAMPAGNE INZAKE DE MILLENNIUMDOELSTELLINGEN VOOR ONTWIKKELING VAN HET UNDP
HERFKENS | hoofdcoördinator van de campagne |
ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN (ESC)
AKOUETE
BEDOSSA
FLORIO
MAKEKA
TALL
VEVER
TECHNISCH CENTRUM VOOR ONTWIKKELING EN SAMENWERKING IN DE LANDBOUW (CTA)
BURGUET
ISOLINA BOTO
ECOWAS PARLEMENT
DIALLO | voorzitter |
OLUWOLE | lid |
WAEMO
DUARTE BARROS
ACS-SECRETARIAAT
KAPUTIN | co-secretaris-generaal |
EU-SECRETARIAAT
NICKEL | co-secretaris-generaal |
BIJLAGE III
AANGENOMEN RESOLUTIES EN VERKLARING
Blz. | |||
| 17 | ||
| 26 | ||
| 39 | ||
| 43 | ||
| 46 | ||
| 50 |
RESOLUTIE(1)
over de geboekte vooruitgang bij de verwezenlijking van primair onderwijs voor allen en gendergelijkheid in de ACS-landen in het kader van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling
De paritaire parlementaire vergadering,
— | van 18 tot 21 april 2005 te Bamako (Mali) bijeen, |
— | gelet op artikel 26 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, |
— | gelet op artikel 25, lid 1 van de Overeenkomst van Cotonou, |
— | gezien het in 1979 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, |
— | gezien het ILO-verdrag nr. 138 (1973) over de minimumleeftijd voor arbeid, |
— | gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, aangenomen en voor ondertekening, ratificatie en toetreding opengesteld bij resolutie van de Algemene Vergadering 44/25 van 20 november 1989, |
— | gezien het Afrikaans Handvest inzake de rechten en het welzijn van het kind van 1990, |
— | gezien de wereldconferentie van de Verenigde Naties over de duurzame ontwikkeling van kleine insulaire ontwikkelingslanden en het Actieplan van Barbados van mei 1994, |
— | gezien de in 1994 te Caïro gehouden Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling (ICPD) en de in 1995 te Beijing gehouden Vierde Wereldvrouwenconferentie, |
— | gezien de Wereldtop over kinderen in Jomtien in 1990, de Sociale Top van de Verenigde Naties in 1995 en het Wereldonderwijsforum te Dakar (Senegal) in 2000, |
— | gezien de door de wereldleiders op de Millenniumtop van 2000 aangenomen Millenniumverklaring(2), |
— | gezien de gezamenlijke Mededeling van de Commissie en de Raad over het ontwikkelingsbeleid van de EG van 10 november 2000, |
— | gezien de in 2001 te New York gehouden bijzondere zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over kinderen, |
— | onder verwijzing naar de op 6 september 2001 aangenomen resolutie van het Europees Parlement over het fundamenteel onderwijs in de ontwikkelingslanden in verband met de bijzondere zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over kinderen die in september 2001 is gehouden(3), |
— | gezien de Internationale conferentie over de financiering van de ontwikkeling te Monterrey in 2002, |
— | gezien het verslag van het Europees Parlement over het fundamenteel onderwijs in de ontwikkelingslanden in verband met de bijzondere zitting van de Algemene vergadering van de Verenigde Naties over kinderen in september 2001 (A5-0278/2001), |
— | gezien de Wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg in 2002, |
— | gezien de Mededeling van de Commissie inzake de rol van onderwijs en scholing bij de armoedebestrijding in ontwikkelingslanden (COM(2002)0116 — C5-0333/2002(4)), |
— | gezien het besluit van de Raad van 30 mei 2002 over hulp ten behoeve van het onderwijs, |
— | gezien het verslag van het Europees Parlement over de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de rol van onderwijs en scholing in de armoedebestrijding in ontwikkelingslanden (A5-0126/2003), |
— | gezien het rapport uit 2003 van het Ontwikkelingsprogramma van de VN, met de titel „The Millennium Development Goals: Progress, Reversal and Challenges” en de rapporten over „Menselijke Ontwikkeling” van 2003 en 2004, |
— | onder verwijzing naar de resolutie van de Paritaire Parlementaire Vergadering over de rechten van kinderen en met name van kindsoldaten (ACS-EU 3587/03/def.), |
— | gezien het jaarverslag 2004 over het ontwikkelingsbeleid en de externe bijstand van de EG van oktober 2004, |
— | gezien het rapport „Global Monitoring Report 2004 — Policies and Actions for Achieving the Millennium Development Goals and Related Outcomes” (maart 2004), |
— | gezien Verordening (EG) nr. 806/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevordering van gendergelijkheid tussen mannen en vrouwen in het kader van de ontwikkelingssamenwerking(5), |
— | gezien het rapport van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties van 27 augustus 2004 over de uitvoering van de VN-Millenniumverklaring, |
— | gezien het verslag van de Commissie van november 2004 over de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling 2000-2004, |
— | gezien de rapporten van UNICEF op de toestand van de kinderen in de wereld (2004 en 2005), |
— | gezien de drie rapporten van het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (UNFPA): Toestan'd van de wereldbevolking 2004 — de consensus van Caïro na tien jaar: bevolking, reproductieve gezondheid en de internationale bestrijding van de armoede; Internationale conferentie over bevolking en ontwikkeling, Caïro, 5-13 september 1994; en Investeren in mensen — Internationale conferentie over bevolking en ontwikkeling — 1994/2004 („ICPD at 10”), |
— | gezien de Verklaring van Mauritius van januari 2005, met name de bepalingen met betrekking tot de kwetsbaarheid en bijzondere kenmerken van kleine insulaire ontwikkelingslanden, |
— | gelet op artikel 17, lid 1 van haar Reglement, |
— | gezien het verslag van de Commissie sociale zaken en milieu (ACS-EU 3752/def.), |
A. | overwegende dat onderwijs in artikel 26 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en in beginsel 7 van de Verklaring van de Rechten van het Kind wordt beschouwd als een fundamenteel mensenrecht, en dat het als zodanig een universeel en ondeelbaar recht is, dat geen ruimte laat voor enige vorm van discriminatie op grond van geslacht, handicap, etnische of raciale afkomst, godsdienst of cultuur, |
B. | gezien de Millenniumverklaring, die door de wereldleiders op de VN-Millenniumtop in 2000 is aangenomen en die een verzameling duidelijke en meetbare ontwikkelingsdoelstellingen definieert met specifieke realisatietermijnen, |
C. | overwegende dat tot de aan de Millenniumverklaring gehechte millenniumdoelstellingen onder meer de verwezenlijking van primair onderwijs voor allen behoort (doelstelling 2), met als streefdoel te zorgen dat tegen 2015 alle kinderen ter wereld het primair onderwijs zullen hebben afgerond, |
D. | overwegende dat tot de millenniumdoelstellingen bij de Millenniumverklaring ook de bevordering van gendergelijkheid en de autonomie van vrouwen behoort (doelstelling 3), met als streefdoel de uitbanning van genderongelijkheid in het primair en secundair onderwijs, bij voorkeur tegen 2005, en op alle onderwijsniveaus tegen eind 2015, |
E. | overwegende dat artikel 10 van het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen stipuleert dat alle deelnemende staten passende maatregelen nemen om discriminatie van vrouwen uit te bannen teneinde vrouwen rechten te verzekeren die op het gebied van het onderwijs gelijk zijn aan die van mannen, |
F. | overwegende dat het Afrikaans Handvest inzake de rechten en het welzijn van het kind van 1990 alle landen heeft verbonden aan een volledige verwezenlijking van het recht op onderwijs, met bijzondere nadruk op gratis en verplicht basisonderwijs, |
G. | overwegende dat de Verklaring en het actieprogramma van Beijing (1995) stelt dat het nodig is duurzame ontwikkeling te bevorderen die op mensgerichte leest is geschoeid, met inbegrip van duurzame economische ontwikkeling via het fundamenteel onderwijs, levenslang onderwijs, alfabetisering en beroepsopleiding, en gezinsgerichte gezondheidszorg voor meisjes en vrouwen, |
H. | overwegende dat het Europees Parlement en de Raad in hun Verordening 806/2004 (21 april 2004)(5), hebben opgeroepen tot de financiering van specifieke maatregelen op het gebied van de toegankelijkheid voor vrouwen van de verschillende hulpbronnen en diensten, met name op de gebieden van onderwijs en beroepsopleiding, gezondheid, economische en maatschappelijke activiteiten, werkgelegenheid en infrastructuur, en deelname aan alle politieke besluitvormingsprocessen, |
I. | overwegende dat de Internationale conferentie van de Verenigde Naties over bevolking en ontwikkeling (ICPD) in Caïro (5-13 september 1994) heeft verklaard dat het onderwijs een van de belangrijkste middelen is om vrouwen de kennis en het zelfvertrouwen te geven, en de vaardigheden aan te leren die noodzakelijk zijn voor hun deelname aan het ontwikkelingsproces, |
J. | overwegende dat de toegang tot onderwijs, gezondheidszorg, voedsel, drinkwater en werkgelegenheid onderling nauw verband houden en dat voor al deze aspecten van de menselijke ontwikkeling maatregelen moeten worden genomen om de millenniumdoelstellingen op het gebied van universeel primair onderwijs te kunnen verwezenlijken; |
K. | overwegende dat het ILO-verdrag nr. 138 (1973) over de minimumleeftijd voor arbeid bepaalt dat de toegestane leeftijd voor toetreding tot de arbeidsmarkt „niet lager is dan de leeftijd waarop het verplichte onderwijs wordt voltooid, en in geen geval lager dan 15 jaar”; |
L. | overwegende dat de mondiale ontwikkeling van het onderwijs een van de meest effectieve beschikbare strategieën vormt voor het doorbreken van de armoedecyclus; tevens overwegende dat dit een sleutelelement is van duurzame menselijke ontwikkeling evenals van alle acties gericht op de verwezenlijking van de menselijke ontwikkelingsdoelstellingen zoals deze binnen de internationale gemeenschap voor 2015 zijn overeengekomen, |
M. | overwegende dat de gezamenlijke verklaring van de Commissie en de Raad van november 2000 de noodzaak bevestigt van een wereldwijde inspanningsbereidheid ten behoeve van primair onderwijs voor allen, en het onderwijs kenschetst als een van de ontwikkelingsprioriteiten, |
N. | overwegende dat 121 miljoen kinderen nooit onderwijs hebben genoten, van wie 65 miljoen meisjes, en dat vroegtijdig schoolverlaten het meeste voorkomt onder meisjes, |
O. | overwegende dat vele handicaps niet zichtbaar zijn, maar door spraak- en leerproblemen of fysieke, genetische (aangeboren), zintuiglijke en emotionele stoornissen kunnen worden gevormd; overwegende dat kinderen ook aan HIV/aids en andere slopende ziekten kunnen lijden; |
P. | overwegende dat de ontwikkelingslanden met de zwaarste schuldenlasten, die herstructureringsprogramma's moeten uitvoeren, niet over de nodige begrotingsruimte beschikken om hun sociale uitgaven te verhogen; |
Q. | overwegende het cruciale belang van onderwijs en beroepsopleiding voor meisjes en vrouwen, voor de bestrijding van armoede en ziekte; en derhalve haar steun betuigend aan de politieke intentie van de internationale gemeenschap om in het kader van haar beleid voor ontwikkelingssamenwerking de financiering voor onderwijs en beroepsopleiding uit te breiden, |
R. | overwegende dat de getroffen maatregelen op het gebied van het onderwijs in ernstige mate worden ondermijnd door de HIV/aids-epidemie, ten gevolge waarvan in de ergst getroffen landen in Afrika naar verwachting 10 % van de leerkrachten gedurende de komende vijf jaar zullen overlijden, en overwegende dat het aantal aidswezen naar schatting zal stijgen tot meer dan 20 % van alle kinderen in de schoolgaande leeftijd, |
S. | overwegende dat 40 miljoen van de niet-schoolgaande kinderen op de wereld een of andere handicap hebben en dat in ontwikkelingslanden minder dan 5 % van de gehandicapte kinderen naar school gaat en slechts 5 % van hen het fundamenteel onderwijs afrondt; voorts overwegende dat gehandicapte meisjes nog ernstiger worden gediscrimineerd dan jongens en mannen op school of wanneer ze een baan proberen te vinden, |
T. | overwegende dat voorlichting over seksuele en reproductieve gezondheid, evenals informatie over en toegang tot reproductieve gezondheidszorg de beste waarborgen zijn voor de preventie van HIV/aids en andere seksueel overdraagbare aandoeningen, |
U. | overwegende dat de culturele tradities van vele ontwikkelingslanden in sterke mate in het patriarchaat wortelen, en daarom aan vrouwen een ondergeschikte rol in de maatschappelijke orde toekennen, |
V. | overwegende dat vrouwen essentieel zijn voor de economische en maatschappelijke ontwikkeling; voorst overwegende dat investeren in het onderwijs voor meisjes en vrouwen een integraal onderdeel moet worden van ontwikkelingsplannen en van strategieën voor armoedebestrijding in de ontwikkelingslanden, |
W. | overwegende dat vele regeringen ten gevolge van de economische ongelijkheid in de wereld en de schuldenlast de middelen ontberen die nodig zijn om onderwijs voor alle kinderen te bekostigen, en overwegende dat structurele aanpassingsprogramma's de regeringen hebben genoopt de overheidsuitgaven terug te schroeven, met alle nadelige gevolgen van dien, in het bijzonder voor meisjes, |
X. | overwegende dat het gezien de beperkte mogelijkheden van ontwikkelingslanden belangrijk is realistische tijdschema's op te maken voor de nationale plannen voor onderwijsdeelname, |
Y. | overwegende dat kinderarbeid vele kinderen van school houdt, |
Z. | overwegende dat basisonderwijs, als fundamenteel recht van de mens, gratis en verplicht moet zijn en dat de kosten van het onderwijs derhalve door de staat moeten worden gedragen, |
AA. | overwegende dat geweld tegen meisjes op school of onderweg naar school in aanzienlijke mate bijdraagt tot een geringer percentage inschrijvingen en afronding van de opleiding onder meisjes, |
AB. | verheugd over het Education For All Fast Track Initiative, alsmede over de verklaring van de Commissie dat zij dit in beginsel steunt, |
AC. | overwegende dat de kleine insulaire ontwikkelingslanden binnen de ACS, ondanks hun kwetsbaarheden en bijzondere eigenschappen, zowel op het vlak van primair onderwijs voor allen als van gendergelijkheid aanzienlijke vorderingen hebben geboekt, |
AD. | het ten zeerste betreurende dat er sinds de Conferentie van Dakar slechts minimale vooruitgang is geboekt en dat er een gebrek aan belangstelling bestaat voor een coördinatie van het internationale streven om de onderwijscrisis aan te pakken, |
AE. | overwegende dat in 2003 de toewijzingen door de Commissie aan het onderwijs in het algemeen in de door de CvO bestreken landen 6,24 % bedroegen van de totaal begrote middelen die zijn gereserveerd voor ontwikkelingshulp (algemene EU-begroting en Europees Ontwikkelingsfonds), en dat de toewijzing aan fundamenteel onderwijs slechts 2,4 % bedroeg, |
AF. | overwegende dat de begroting van de Commissie voor primair onderwijs onder een gebrek aan coördinatie van de nationale maatregelen voor samenwerking met de ACS-landen lijdt, een situatie die opnieuw moet worden geëvalueerd, |
AG. | overwegende dat onderwijs aan meisjes tot op heden niet als centraal thema geldt voor de financiering van voorstellen in het kader van de verordening betreffende de bevordering van gendergelijkheid in de ontwikkelingssamenwerking, |
AH. | overwegende dat de politieke toezeggingen door de internationale gemeenschap voor een verhoging van de financiering voor onderwijs en opleiding in haar maatregelen voor ontwikkelingssamenwerking niet tot een wezenlijke stijging van de financiering voor onderwijsprogramma's hebben geleid, |
AI. | overwegende dat de leiders van de meest ontwikkelde landen, die in Davos zijn bijeengekomen, en de leiders van de ontwikkelingslanden, die in Porto Alegre zijn bijeengekomen, opnieuw hebben opgeroepen tot een gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de buitenlandse schuld, met name voor de minst ontwikkelde landen, |
1. | wijst erop dat de millenniumdoelstellingen zoals die door de internationale gemeenschap zijn aanvaard, de verwezenlijking van primair onderwijs voor allen en de bevordering van gendergelijkheid en van autonomie van vrouwen als universele streefdoelen voor 2015 stellen; |
2. | betreurt ten diepste dat de doelstelling van gendergelijkheid in het primair en secundair onderwijs in 2015 door de overgrote meerderheid van de ontwikkelingslanden niet zal worden gehaald; |
3. | is van mening dat het vermogen van de autoriteiten in de ontwikkelingslanden om de fundamentele maatschappelijke dienstverlening te financieren, gedeeltelijk afhankelijk is van kwijtschelding van de schuld en verlaging van de militaire uitgaven, zodat de millenniumdoelstellingen kunnen worden verwezenlijkt; |
4. | is erover bezorgd dat de doelstelling van universeel primair onderwijs in 2015 uiterst moeilijk te halen zal zijn, aangezien op dit moment 121 miljoen meisjes en jongens in het geheel geen toegang tot scholing hebben; |
5. | is er stellig van overtuigd dat de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen, met name van doelstellingen 2 en 3, in de handen van de nationale regeringen en de internationale donoren ligt, en doet een krachtige oproep om hen ertoe aan te zetten de handen in elkaar te slaan; |
6. | wijst erop dat nog altijd 65 miljoen meisjes niet naar school gaan en benadrukt de essentiële noodzaak van praktische maatregelen door overheden, hulporganisaties en internationale organisaties om hun situatie te veranderen; |
7. | roept op een uitvoerige evaluatie te maken van de effecten die het huidige beleid van liberalisering van de handel heeft op de armoede in de ontwikkelingslanden in het algemeen en op het onderwijs in het bijzonder, en verzoekt de resultaten van deze evaluatie bij het opstellen van duidelijke richtsnoeren voor de ontwikkelingssamenwerking te gebruiken; |
8. | vraagt speciale aandacht te schenken aan het primair onderwijs voor meisjes door een multisectoraal beleid te voeren ten behoeve van onderwijs voor meisjes, aangezien er voor hen meer obstakels en belemmeringen bestaan dan voor jongens (culturele factoren als vroegtijdig huwelijk, discriminatie, rol in maatschappij en gezin, enz.) om naar school te gaan, op school te blijven en de school af te ronden; |
9. | is voorts van oordeel dat investeren in onderwijs voor meisjes de meest effectieve ontwikkelingsstrategie is, aangezien goed opgeleide meisjes kleinere en gezondere gezinnen stichten, wat leidt tot een hogere productiviteit en vermindering van de armoede; |
10. | benadrukt het belang van voorlichting voor meisjes en vrouwen ter verbetering van de gezondheid, inclusief aspecten zoals seksuele en reproductieve gezondheid, seksueel overdraagbare aandoeningen zoals HIV/aids en aandoeningen in verband met de watervoorziening en de hygiënische omstandigheden zoals tuberculose, malaria, cholera en diarree; |
11. | is van oordeel dat informatie over de bestaande onderwijs- en opleidingsprogramma's een sleutelfactor is voor een geslaagde uitvoering ervan en roept de Commissie op zich krachtig in te spannen om te zorgen dat vrouwen en meisjes goed worden geïnformeerd, omdat onderwijs hen kan helpen zichzelf te beschermen tegen uitbuiting van welke aard ook; |
12. | roept op tot een adequaat te financieren nationaal onderwijsbeleid dat alle kinderen, en met name meisjes, de mogelijkheid biedt naar school te blijven gaan en hun verplichte opleiding af te maken, waarbij moet worden gezorgd dat kinderen op school blijven tot ze de minimumleeftijd voor arbeid, zoals bepaald door ILO-verdrag nr. 138, hebben bereikt, alsook oplossingen biedt voor kinderen die voortijdig van school zijn gegaan; |
13. | roept de Commissie op in de nationale strategiedocumenten voor de ACS-landen een specifieke verwijzing naar millenniumdoelstellingen 2 en 3 op te nemen en naar de nood om meisjes naar het primair onderwijs te krijgen; |
14. | roept de ACS-landen die nog niet van het Fast Track Initiative genieten op plannen in het kader van Education For All op te starten; |
15. | roept scholen op „meisjesvriendelijk” te worden en dichter bij de leefwerelden van meisjes aan te sluiten, met voldoende middelen om de praktische problemen aan te pakken die ertoe kunnen leiden dat met name meisjes niet naar school gaan, zoals slechte wegen, gebrek aan vervoer en aan sanitaire voorzieningen in schoolgebouwen, met hulp en deelname van de gemeenschap, flexibele lesroosters, bij voorkeur vrouwelijke leerkrachten en curricula die aan de leefomgeving van meisjes zijn aangepast; |
16. | benadrukt de noodzaak dat alle onderwijsinstellingen democratische waarden meegeven met het oog op de bevordering van tolerantie, actief burgerschap, maatschappelijke verantwoordelijkheid en respect voor verschillen in geslacht, etnische afkomst en godsdienst, en pleit voor deelname van leerlingen aan de planning van het onderwijs en de werkwijze op scholen; |
17. | vraagt aandacht voor de noodzaak om geschikte opleidingen te bieden voor vrouwelijke en mannelijke leerkrachten om alle gevallen van discriminatie op basis van geslacht, etnische afkomst of godsdienst actief te bestrijden; |
18. | roept de ACS-landen ertoe op in hun nationale onderwijsstrategieën initiatieven op te nemen voor het actief werven van meer vrouwelijke leerkrachten; vraagt aandacht voor het positieve effect dat van de aanwezigheid van vrouwelijke leerkrachten en vrouwelijk personeel op scholen kan uitgaan ter voorkoming van geweld tegen vrouwelijke leerlingen op scholen; |
19. | doet een beroep op alle regeringen van de wereld om het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen en het Facultatief Protocol bij dat Verdrag zonder enig voorbehoud te ratificeren en toe te passen; |
20. | roept de ACS-regeringen op publiekelijk te erkennen dat geweld tegen meisjes op scholen een essentiële factor is die invloed heeft op het schoolbezoek en de schoolprestaties van meisjes; |
21. | onderstreept de noodzaak om systemen voor klachtenafhandeling op scholen in te stellen en om vrouwen te werven voor het afhandelen van klachten; |
22. | merkt op dat zeer grote klassen en een hardhandig klasregime afschrikkend kunnen werken voor de onderwijsdeelname van meisjes; |
23. | roept de ACS-regeringen op binnenlandse wetgeving aan te nemen en/of ten uitvoer te leggen om geweld en discriminatie tegen meisjes binnen en buiten scholen uit te bannen, met een stelselmatige controle op de naleving en met passende internationale bijstand waar nodig; |
24. | benadrukt nogmaals de noodzaak dat de Europese Unie bij voorkeur ondersteuning geeft aan landen die kiezen voor onderwijsstrategieën met gratis en universeel primair onderwijs, gendergelijkheid, brede toegankelijkheid, hoge kwaliteit, decentralisatie van hervormingen en speciale bijstand voor de meest kwetsbare groepen, met inbegrip van de armste groepen, gehandicapten en wezen; |
25. | onderstreept nadrukkelijk dat het primair onderwijs als grondrecht van het individu gratis en verplicht moet zijn en door de staat moet worden gewaarborgd, en dat daarom alle soorten onderwijskosten (inschrijving, kantines, vervoer, uniforms en materialen) door de staat moeten worden gedragen; |
26. | roept de internationale gemeenschap en met name de Bretton Woods-instellingen en de Europese Unie op te erkennen dat de klassieke wijze van beoordeling van de kleine insulaire ontwikkelingslanden, die uitsluitend gebaseerd is op het BBP per hoofd, moet worden herzien om rekening te houden met de grote kwetsbaarheid van die landen bij de verlening van ontwikkelingshulp, schuldhulp en handelspreferenties, met name de noodzaak van speciale en differentiële behandeling binnen de Wereldhandelsorganisatie; |
27. | roept de Commissie en de lidstaten op een prioriteit te maken van begrotingsmatige ondersteuning voor gratis universeel primair onderwijs in die landen waar de kosten van het onderwijs thans niet door de staat kunnen worden gedragen; |
28. | benadrukt de rol die schoolmaaltijden kunnen spelen bij de verbetering van de gezondheid van kinderen, en specifiek bij de verbetering van hun leerprestaties; roept de regeringen van de ACS-landen op programma's voor schoolmaaltijden te ondersteunen; |
29. | roept de ACS-regeringen op de beschikbare middelen voor het onderwijs billijk en transparant te verdelen, om een goed evenwicht te creëren tussen stad en platteland, particulier en openbaar, confessioneel en seculier, en speciale programma's op te zetten voor onderwijs aan aidswezen en kinderen die als gevolg van gewelddadige conflicten wees zijn geworden, waarbij basisonderwijs met specifieke beroepsopleiding wordt gecombineerd; |
30. | roept de regeringen van de ACS-landen op werk te maken van hun toezeggingen op het gebied van „Education For All” in het kader van het actieprogramma van Dakar om mensen met handicaps en hun gezinnen gelijke toegang tot het onderwijs te bieden; |
31. | roept de regeringen van de EU-lidstaten en de EU-instellingen op ondersteuning te geven aan de ACS-landen voor de bevordering van niet-discriminerend onderwijs voor gehandicapte mensen; |
32. | roept de EU-instellingen en de regeringen van de ACS-landen op de aanbevelingen ten uitvoer te leggen die de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU heeft gedaan in haar resolutie over de rechten van gehandicapten en ouderen in de ACS-landen (ACS-EU 3313/01/def.); |
33. | roept de nationale autoriteiten van de ACS-landen op in hun overheidsprogramma's bewustwordingsacties op te nemen waardoor zowel ouders als de maatschappij in het algemeen het belang van onderwijs voor meisjes en jongens gaan begrijpen; |
34. | onderstreept in dit verband het belang van goed onderwijs met goede onderwijsmethoden en materialen, een veilige en gezonde omgeving waar basisgezondheidszorg en hygiënische voorzieningen aanwezig zijn, zonder lijfstraffen, intimidatie en discriminatie, wat op die manier een positieve ervaring is die voor kinderen en hun ouders aantrekkelijk is; |
35. | benadrukt dat voltijdonderwijs voor iedereen de noodzaak inhoudt van een effectieve bestrijding van kinderarbeid en een onderwijsstelsel dat strategieën omvat om kinderen in het voltijdonderwijs op te nemen die nu werken of die om andere redenen niet naar school gaan; roept de Europese Unie op te zorgen dat alle door haar gefinancierde onderwijsprogramma's een breed pakket aan strategieën bevatten, inclusief cursussen voor maatschappelijke motivatie en bijscholing voor oudere kinderen; |
36. | roept de Commissie, de ACS-landen en andere ontwikkelingslanden en de particuliere sector op een systeem te creëren voor het tegengaan en uitbannen van kinderarbeid, dat in bepaalde omstandigheden mede betrekking kan hebben op deeltijdonderwijs; |
37. | benadrukt het belang van bijscholingscursussen voor oudere kinderen, liefst binnen de hoofdstroom van het onderwijs, zodat kinderen die nu niet naar school gaan in het onderwijs kunnen worden geïntegreerd; |
38. | roept de EU-lidstaten op hun stem in het bestuur van het IMF te benutten om te zorgen dat de door het IMF aan goedkeuring voor haar leningen gestelde voorwaarden niet belemmerend zijn voor investeringen door ACS-landen in maatschappelijke dienstverlening, met inbegrip van de onderwijssector; |
39. | stelt met nadruk dat vele meisjes en jongens die zijn getroffen door oorlogen, gewapende conflicten, ontheemding, droogte, honger, natuurrampen of aids, of meisjes en jongens die slachtoffer van mensenhandel zijn geworden, speciale geestelijke gezondheidszorg moeten krijgen, waar mogelijk binnen het onderwijsstelsel zelf, en spreekt haar waardering uit voor de oproepen die in dit verband door internationale organisaties zoals UNICEFzijn gedaan; |
40. | benadrukt de sleutelrol die scholen in postconflictsituaties kunnen vervullen, een rol die echter sterk afhankelijk is van hun vermogen om kinderen niet alleen goed onderwijs te bieden maar ook fysieke veiligheid, emotionele steun en basisvoorzieningen als gezondheidszorg, water en hygiëne; |
41. | wijst erop dat het Europees Parlement, samen met de Europese Raad, in de begrotingsonderhandelingen voor 2001 en 2002 heeft benadrukt dat de door de Europese Unie geboden onderwijshulp moet worden verhoogd en daarnaast heeft opgemerkt dat in de begrotingshoofdstukken op regionaal gebied concrete doelstellingen voor de onderwijsuitgaven waren opgenomen, waarvan de tenuitvoerlegging van cruciaal belang is voor de ACS-landen; |
42. | betreurt dat de Europese Commissie in 2003 van de totale begroting voor middelen die voor ontwikkelingshulp zijn gereserveerd, slechts 2,4 % heeft toegewezen aan het basisonderwijs in de landen waarmee de Commissie voor Ontwikkelingshulp zich bezighoudt, wat beduidend minder is dan het bedrag waartoe het Europees Parlement oproept en niet strookt met de door de Europese Unie geuite prioriteiten op het gebied van menselijke ontwikkeling; |
43. | roept de lidstaten, de Raad en de Commissie op hun verschillende samenwerkingsmaatregelen te coördineren en verzoekt opname van het EOF in de begroting en toekenning van voldoende middelen aan dit fonds om zijn doelstellingen op ontwikkelingsgebied te kunnen behalen; |
44. | roept de lidstaten, de Raad en de Commissie op hun verschillende samenwerkingsmaatregelen te coördineren en wenst dat de ACS in het komende financiële kader zal kunnen rekenen op voldoende middelen om haar ontwikkelingsdoelstellingen, en met name de millenniumdoelstellingen, te verwezenlijken; |
45. | herinnert eraan dat het Europees Parlement in de begroting voor 2005 een maatstaf van 20 % heeft ingevoerd voor de totale jaarlijkse vastleggingen voor buitenlandse hulp die moeten worden toegewezen aan activiteiten in de sector basisgezondheidszorg en fundamenteel onderwijs, met inbegrip van sectorale begrotingssteun voor de volksgezondheids- en onderwijsministeries ter ondersteuning van basisgezondheidszorg en fundamenteel onderwijs; |
46. | roept de Commissie op onderwijs aan meisjes en publieke bekendheid met het belang daarvan als centraal thema aan te merken in de eerstkomende financieringsronde voor voorstellen in het kader van de verordening betreffende de bevordering van gendergelijkheid in de ontwikkelingssamenwerking; |
47. | doet een beroep op alle geïndustrialiseerde landen, met name de landen van de Europese Unie, om ten minste 10 % van de officiële ontwikkelingshulp voor fundamenteel onderwijs te reserveren en hun toezeggingen na te komen om minimaal 0,7 % van het BBP voor ontwikkelingshulp, en 0,15 % aan de minst ontwikkelde landen toe te wijzen; benadrukt de noodzaak om het Fast Track Initiative uit te breiden met meer landen en om een prompte financiering van de vereisten van dat initiatief te waarborgen; |
48. | roept de EU op krachtige maatregelen tegen armoede te nemen en te zorgen dat haar beleid op het gebied van handel, ontwikkeling, samenwerking en landbouw onderling verenigbaar is, om zo eventuele rechtstreekse of indirecte nadelige effecten op de economieën van de ontwikkelingslanden te vermijden, om zo aan de bevolking van de ACS-landen een behoorlijk inkomen te waarborgen; |
49. | roept de Commissie op een maatstaf te formuleren voor het bewaken van de Europese en bilaterale onderwijshulp, in het licht van de toezeggingen van Dakar en de door de lidstaten aangegane verbintenis om de door hen gegeven hulp voor onderwijs te verhogen; |
50. | doet een beroep op de Commissie om er bij de thans door haar ondernomen herziening van de prioriteiten van het ontwikkelingsbeleid voor te zorgen dat rechtstreeks met de rechten van kinderen rekening wordt gehouden, dat het fundamenteel onderwijs een prominente plaats krijgt en dat gendergelijkheid in alle sectoren definitief als horizontale prioriteit wordt gesteld; |
51. | is van mening dat de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen om de gelijkheid van mannen en vrouwen, en universeel onderwijs tegen 2015 te waarborgen ernstig wordt ondermijnd door het gebrek aan echte wil bij de wereldleiders om de structurele oorzaken van de armoede aan te pakken; |
52. | doet een beroep op de regeringen van de meest ontwikkelde landen om de voorstellen voor de gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van schulden serieus te overwegen, met name voor de minst ontwikkelde landen, en vooral waar deze kwijtschelding geschiedt in ruil voor verbeteringen in de nationale onderwijsstelsels; |
53. | spreekt haar waardering uit voor het voorstel van de Commissie om budgettaire bijstand strikt afhankelijk te stellen van de voorwaarde dat het ontvangende land een algemeen Education For All-plan moet hebben; roept de Commissie op wettelijke waarborgen te verschaffen om de budgettaire bijstand aan te vullen met controles op de openbare bestedingen; |
54. | staat positief tegenover de rol die wordt vervuld door de civiele samenleving en de NGO's die zich wijden aan de bevordering van het onderwijs en de bestrijding van discriminatie van meisjes, en roept de Commissie, de lidstaten en de ACS-landen op deze in hun werk te steunen; |
55. | spreekt haar waardering uit voor de relaties die tussen plaatselijke autoriteiten van EU- en ACS-landen worden ontwikkeld en roept de plaatselijke autoriteiten in de ACS-landen op prioritaire steun te geven aan onderwijs voor meisjes; |
56. | benadrukt ten aanzien van de noodzakelijke beoordeling van de vooruitgang bij de millenniumdoelstellingen het belang van betrouwbare statistieken en informatie over onderwijs in het algemeen en over onderwijs aan meisjes en vrouwen in het bijzonder; betuigt haar steun aan de inspanningen van de Verenigde Naties, de Wereldbank en bepaalde NGO's in dit verband; |
57. | verzoekt de Commissie om één jaar na goedkeuring van deze resolutie een vorderingsverslag aan de Paritaire Parlementaire Vergadering te doen toekomen; |
58. | verzoekt haar beide co-voorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de ACS-EU-Raad, de Commissie, de Raad van de EU, de secretaris-generaal van de VN en de Afrikaanse Unie. |
RESOLUTIE(1)
over rehabilitatie in postconflictsituaties in ACS-landen
De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS -EU,
— | van 18 tot 21 april 2005 te Bamako bijeen, |
— | gelet op artikel 17, lid 1 van haar Reglement, |
— | gezien de op 23 juni 2000 te Cotonou, Benin, ondertekende ACS-EG-partnerschapsovereenkomst(2), die op 1 april 2003 van kracht werd, en met name artikel 11, titel II daarvan over vredesopbouw, conflictpreventie en conflictoplossing, |
— | gezien de herziening van de overeenkomst van Cotonou en de inspanningen aan beide zijden om de modaliteiten en mechanismen voor rehabilitatie in postconflictsituaties verder te verbeteren en te verduidelijken, |
— | onder verwijzing naar haar resolutie over het voorkomen en regelen van conflicten en het invoeren van een duurzame vrede, die op 19 februari 2004 te Addis Ababa is aangenomen, |
— | onder verwijzing naar haar resolutie over de rechten van kinderen en in het bijzonder kindsoldaten, die op 15 oktober 2003 te Rome is aangenomen, |
— | onder verwijzing naar haar resolutie over de rechten van gehandicapte mensen en ouderen in ACS-landen, die op 1 november 2001 is aangenomen, |
— | onder verwijzing naar de resolutie van het Europees Parlement van 26 oktober 2000 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over samenwerking met ACS-landen die bij gewapende conflicten betrokken zijn, |
— | onder verwijzing naar de door het Europees Parlement op 11 april 2002 en 4 juli 2002 (Angola) en op 15 januari 2004 (Burundi) aangenomen resoluties, inzonderheid met betrekking tot de respectievelijke donorconferenties, |
— | gezien het verslag van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de koppeling van noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling — een evaluatie van december 2001 (A5-0464/2001), |
— | gezien het Nieuwe Partnerschap voor de Ontwikkeling van Afrika (NEPAD), waarvan het kaderdocument in oktober 2001 te Abuja, Nigeria, is ondertekend, |
— | gezien de voortrekkersrol die door de EU werd gespeeld bij de totstandbrenging en uitvoering van het Kimberly-proces met betrekking tot bloeddiamanten en van het Verdrag van Ottawa inzake landmijnen, |
— | gezien het verslag van de Commissie politieke zaken (ACS-EU /3754/A/def.), |
A. | overwegende dat ten minste zesentwintig van de negenenzeventig ACS-landen zich in een naoorlogse toestand bevinden of nog steeds onder de gevolgen van recente gewapende conflicten lijden en samen de meerderheid van de bevolking van deze landen vertegenwoordigen, en dat dientengevolge rekening dient te worden gehouden met het belang van deze kwestie voor de groep van ACS-landen; |
B. | overwegende dat noodhulp en herstel een actuele en cruciale kwestie is op de politieke agenda van deze landen, en daarmee tevens van de samenwerking tussen ACS en EU; |
C. | indachtig de voorname rol die de PPV ACS-EU op dit gebied heeft als forum en politieke omgeving die de lidstaten een kader verschaft voor diplomatieke onderhandelingen en zodoende bijdraagt aan onderlinge vertrouwensopbouw, vreedzame oplossing van de onderlinge conflicten en onderlinge uitwisseling van ervaringen met betrekking tot binnenlandse conflicten; |
D. | een postconflictstaat definiërend als een staat waar de partijen het vredesakkoord reeds hebben ondertekend en daarmee het overgangsproces in gang hebben gezet van demilitarisatie en vredebewaking naar vredesopbouw, van wapenstilstand naar diepgaande verzoening, volledige democratisering en verwezenlijking van de rechtsstaat, van noodhulp naar herstel, reconstructie en ontwikkeling op lange termijn; |
E. | benadrukkend dat iedere overgang van geweld naar vrede verschillend is en afhangt van factoren zoals de aard, de schaal en de mate van het geweld, de intensiteit van de verdeeldheid in de samenleving en de machtsverhoudingen van voor en na de overgang; |
F. | overwegende dat er een dringende behoefte bestaat om een gender-perspectief te mainstreamen in conflictpreventie en conflictoplossing, vredesopbouw, operaties voor het behoud van de vrede, herstel en reconstructie en om te zorgen dat de veldoperaties waar nodig specifieke componenten bevatten gericht op de man/vrouw-problematiek; |
G. | overwegende dat conflicten in ACS-landen, met name in Afrika, in toenemende mate een regionale of internationale dimensie bezitten vanwege de verwikkeling van buurlanden en derde landen en doordat deze conflicten vaak aangewakkerd worden door grensoverschrijdende economische of politieke belangen; |
H. | overwegende dat de ongeoorloofde en illegale exploitatie van de natuurlijke en andere hulpbronnen van bepaalde ACS-landen in toenemende mate tot de fundamentele oorzaken hoort van het uitbreken en voortduren van conflicten in deze landen in het algemeen en in Afrika in het bijzonder, en dat dergelijke praktijken daarom zo snel mogelijk en met alle beschikbare middelen moeten worden beëindigd, teneinde de vrede te consolideren en een behoorlijk bestuur te waarborgen; |
I. | benadrukkend dat een geslaagd herstel na afloop van een conflict, met inbegrip van strategieën voor de armoedebestrijding en maatregelen in het kader van de mondiale strijd tegen armoede, bijdraagt aan de mondiale bestrijding van terrorisme; dat zulke maatregelen, die tegelijkertijd een effectieve overheidscontrole waarborgen, de kans verminderen dat op het grondgebied van de betrokken staat terroristische activiteiten worden beraamd of uitgevoerd; |
J. | indachtig de huidige richting van de mondiale publieke opinie, nu overal ter wereld meer publieke aandacht is en meer belang wordt toegekend aan de problemen van ontwikkelingslanden als gevolg van de recente ramp rond de aardbeving en tsunami in de Indische Oceaan; betreurende dat voortdurende conflict- of postconflictsituaties in sommige van de getroffen gebieden het nog moeilijker maakten de getroffen bevolkingen bij te staan; |
K. | onderstrepende dat, ofschoon iedere postconflictsituatie een individuele benadering vergt, er ook veel overeenkomsten zijn tussen de problemen en oplossingen in dergelijke situaties, reden waarom gebruik kan worden gemaakt van de ervaringen en beste werkwijzen van de ACS-lidstaten als voorbeeld voor andere getroffen lidstaten; |
L. | onderkennende dat een geslaagde rehabilitatie van de getroffen landen na afloop van een conflict een noodzakelijke voorwaarde is, wil de ontwikkeling tot effectieve resultaten leiden, omdat er geen ontwikkeling is zonder vrede, geen vrede zonder verzoening, geen verzoening zonder democratie en geen democratie zonder gerechtigheid; |
M. | overwegende dat de ervaring leert dat vele vredesakkoorden mislukken indien ze niet gekoppeld zijn aan de inrichting van effectieve mechanismen voor de controle en tenuitvoerlegging van een programma voor vrede en democratie alsmede aan een regelmatige, open en oprechte politieke dialoog die, behalve dat hij de daadwerkelijke doeltreffendheid van de vredesdocumenten waarborgt, tevens helpt om wederzijds vertrouwen op te bouwen, wederzijds respect te consolideren en verzoening te bevorderen; |
Noodhulp en de koppeling van noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling
N. | benadrukkend dat een parallelle en gelijktijdige toepassing van de beide concepten van enerzijds noodhulp op korte termijn en anderzijds rehabilitatie op lange termijn in de postconflictsituatie essentieel is om te voorkomen dat de noodhulp onbedoelde neveneffecten heeft, zoals het verdwijnen van de plaatselijke productiesystemen en een te grote importafhankelijkheid; |
O. | overwegende dat de noodzaak tot overbrugging van de kloof tussen de diverse fasen van internationale bijstand in de ACS-landen steeds zichtbaarder wordt, nu de postconflictsituaties steeds ingewikkelder zijn in termen van de betrokken groeperingen en de territoriale reikwijdte, en daarnaast een grotere veranderlijkheid kennen, waarbij de intensiteit van het geweld zowel naar tijd als naar plaats kan fluctueren, en dat er voorts een precaire grens bestaat tussen stabiliteit en nieuwe ongeregeldheden; |
P. | overwegende dat de internationale gemeenschap aan de verwachtingen moet beantwoorden die worden gewekt door de aangekondigde bevordering van donorconferenties ter financiering van noodhulp, rehabilitatie en ontwikkelingsprojecten na beëindiging van langdurige en vernietigende gewapende conflicten; |
Q. | overwegende dat de samenhang tussen noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling nog verder moet worden aangepakt door donors, begunstigden en uitvoeringspartners; |
R. | overwegende dat een efficiënt rehabilitatieproces na afloop van een crisis ook gepaard gaat met grotere politieke en technische risico's voor de donors omdat de begunstigde partners instabiel of afwezig kunnen zijn; |
S. | overwegende dat rehabilitatie in een wederzijdse relatie tot verzoening en reconstructie, cruciaal is voor het herstel van de staatslegitimiteit en niet moet worden gezien als het enkele herstel van de vooroorlogse situatie; |
T. | overwegende dat in postconflictsituaties de rehabilitatie van een staat hand in hand dient te gaan met de voorkoming van toekomstige conflicten; |
U. | onderstrepende dat het van belang is dat de beleidsmakers in de getroffen landen worden voorzien van voldoende achtergrondinformatie over de ervaringen en beste werkwijzen van de internationale gemeenschap, de civiele organisaties en de Europese Unie; |
V. | onderstrepende dat, wanneer na een natuurramp van grote omvang (aardbeving, overstroming, tsunami, orkaan, storm, enz.) de situatie na de ramp bevorderend werkt voor een vredesakkoord tussen de partijen bij het conflict, dergelijke vredesakkoorden onder druk van gedeelde tragische verliezen en noodsituaties nader moeten worden verankerd en geconsolideerd om te verhinderen dat zij worden verbroken zodra de crisis in intensiteit afneemt; |
W. | het belang van humanitaire hulp benadrukkend en van mening dat deze bij voorkeur uitsluitend langs civiele en diplomatieke kanalen moet worden verleend; niettemin onderstrepend dat militair personeel bij humanitaire activiteiten kan worden betrokken om het werk van civiele humanitaire hulpverleners te vergemakkelijken door bijvoorbeeld luchthavens en wegen te beveiligen, bruggen te repareren, mijnen te ruimen en slachtoffers te evacueren; |
Maatschappelijke herintegratie en herintrede op de arbeidsmarkt
X. | van mening dat het herstel van een gezonde samenleving een van de grote uitdagingen is die zich na afloop van een gewapend conflict voordoen, wanneer de meerderheid van de maatschappelijke structuren is verwoest, zoals gezinnen, plaatselijke en religieuze gemeenschappen, wanneer vele mensen als vermist zijn opgegeven en dikwijls sprake is van zeer grote aantallen binnenlandse ontheemden en vluchtelingen, zowel voor kortere als voor langere tijd; |
Y. | overwegende dat het nalaten om de geestelijke gezondheid en psychische stoornissen aan te pakken bij bevolkingen die ten gevolge van een conflict aan grootschalig geweld en trauma's zijn blootgesteld, in de weg zal staan aan maatregelen voor het verbeteren van het maatschappelijk kapitaal, voor bevordering van de menselijke ontwikkeling en voor het terugdringen van de armoede, |
Z. | overwegende dat de herintegratie van ex-strijders van alle gewapende groeperingen, of het nu gaat om mannen of vrouwen, een cruciale kwestie is voor deze samenlevingen en een absolute sleutelfactor voor stabilisatie, omdat een dergelijke herintegratie voorkomt dat het conflict opnieuw oplaait of dat er vormen van banditisme en gewelddadige anarchie ontstaan; |
AA. | overwegende dat de snelle ontwapening van burgers en van willekeurig welke formele of informele milities van het grootste belang is voor orde, veiligheid, vrijheid en stabiliteit; |
AB. | onderstrepende dat er zowel tijdens als na gewapende conflicten speciale zorg en aandacht moet worden besteed aan kinderen en jongeren, omdat velen van hen kindsoldaten werden of het slachtoffer van geweld of seksueel misbruik waren; |
AC. | overwegende dat vele burgers gehandicapt raken of anderszins slachtoffer worden, vele anderen kans lopen verwond of zelfs gedood te worden door antipersoonsmijnen en onontplofte munitie die is overgebleven van de gewapende conflicten; |
AD. | overwegende dat conflictsituaties leiden tot een grotere kwetsbaarheid van reeds gehandicapte mensen en hun familie, en dat discriminatie in de behandeling van oorlogsgehandicapten ten opzichte van hen die reeds voor de oorlog gehandicapt waren, dient te worden vermeden door middel van een omvattende benadering op basis van rechten, |
Verzoening
AE. | onderstrepende dat gewapende conflicten bij de burgerbevolking en bij alle voormalige militairen ingrijpende persoonlijke trauma's teweegbrengen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij de planning van het rehabilitatieproces; |
AF. | gezien het belang in het postconflictproces van een speciale commissie of onafhankelijk orgaan, die kan worden opgericht om de tijdens het conflict opgetreden schendingen te onderzoeken en om steun en herstelfaciliteiten aan de slachtoffers en hun gezinnen te bieden; |
AG. | overwegende dat een volledige en objectieve optekening van de effecten van het conflict op burgers en militairen in onafhankelijke waarheids- en verzoeningscommissies een van de belangrijkste stappen in het verzoeningsproces vormt; |
AH. | de rol benadrukkend die de kerken en religieuze gemeenschappen of organisaties, leiders van traditionele gemeenschappen en de civiele samenleving, d.w.z. nationale NGO's en fora, kunnen spelen als boodschappers of intermediairs van de vrede en om podia te creëren voor het bespreken en onderling verzoenen van geschilpunten; |
AI. | de belangrijke rol van het Internationaal Strafhof in de strijd tegen de straffeloosheid benadrukkend; |
Overgang naar een democratische maatschappij, inclusief de voorbereiding op verkiezingen
AJ. | overwegende dat de betreurenswaardige toestand van de politieke en bestuurlijke stelsels in vele ACS-landen een grote hindernis voor duurzame ontwikkeling vormt; |
AK. | overwegende dat het bestaan van democratische en transparante instellingen een sleutelelement is voor het doelmatiger maken van ontwikkelingsstrategieën; |
AL. | van mening dat het van essentieel belang is het beginsel van gezamenlijke eigendom toe te passen, zoals dit wordt beklemtoond in het 'Nieuwe Partnerschap voor de Ontwikkeling van Afrika' (NEPAD), zodat de begunstigde landen zelf verantwoordelijk worden voor en actief deelnemen aan hun eigen ontwikkelingsproces; |
AM. | overwegende dat de EU de Afrikaanse Unie als partner moet beschouwen; |
AN. | benadrukkend dat een stabiele en duurzame vrede na afloop van een conflict slechts mogelijk is langs de weg van nationale verzoening, effectieve rechtshandhaving, vrijheid, pluralisme en democratie, met een actieve betrokkenheid van de civiele samenleving bij het gehele vredesproces; |
AO. | overwegende dat democratische verkiezingen, als forum waar de kiezers hun eigen politieke opinies tot uitdrukking kunnen brengen, een uiterst belangrijke stap vormen voor landen in de wederopbouwfase, die ernaar uitkijken zich tot een democratische maatschappij om te vormen; |
AP. | de verantwoordelijkheid indachtig die de staat draagt voor het herstel van de veiligheid via het overgangsproces naar een democratie; de noodzaak benadrukkend de nodige veiligheid te waarborgen bij de verkiezingen in landen na een conflict, met name wat betreft de vrijheid om ideeën te uiten en te bediscussiëren, alsmede de persoonlijke veiligheid van de stemgerechtigden; |
AQ. | van mening dat gelijkheid tussen mannen en vrouwen en deelname van vrouwen aan het besluitvormingsproces, zowel in de wetgevende als in de uitvoerende fase, essentiële elementen vormen van behoorlijk bestuur; |
AR. | onderkennende dat de deelname van particuliere actoren en de civiele samenleving in de overgangsfase naar een democratie van essentieel belang is; |
AS. | van mening dat de vrijheid van de media een van de centrale elementen van democratische verkiezingen vormt, omdat burgers recht hebben op informatie over de diverse politieke opinies en de toegang tot die informatie niet aan controle mag worden onderworpen; |
AT. | indachtig de vooruitgang die op dit gebied is geboekt met de toepassing van de bepalingen van de overeenkomst van Cotonou en meer in het bijzonder de bepalingen van die overeenkomst over de politieke dialoog en de vredesopbouw (titel II, artikelen 8 en 11); |
1. | herbevestigt de betrokkenheid en deelname van de PPV ACS-EU als een orgaan dat kan bijdragen aan conflictpreventie en rehabilitatie in postconflictsituaties in de regio's van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan; |
2. | roept de leden van de ACS-groep op om de samenwerking tussen ACS en EU te benutten voor vertrouwensopbouw en samenwerking met lidstaten die zich in een conflict bevinden, teneinde vreedzame oplossingen te creëren en samen te werken aan verdere verzoening, democratisering, rehabilitatie en ontwikkeling; |
3. | roept de instellingen en de besluitvormers van de EU en de ACS op een nauwe samenwerking met regionale organisaties zoals de Afrikaanse Unie (AU) of de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS) na te streven en deze organisaties van zowel materiële als immateriële middelen te voorzien teneinde hen in staat te stellen een eigen bijdrage aan conflictoplossingen te leveren; |
4. | verzoekt die ACS-lidstaten die met succes een rehabilitatieproces hebben doorgemaakt, hun beste ervaringen met de overige leden te delen; |
5. | benadrukt de noodzaak om veiligheidsstrategieën te ontwikkelen die op de situatie zijn toegesneden en die op doeltreffende wijze de hernieuwde opflakkering van geweld kunnen tegengaan en de burgerbevolking tegen geweld kunnen beschermen; merkt op dat veiligheidscontroles door middel van gemeenschappelijke patrouilles door de vroegere conflictpartijen het vertrouwen onder de bevolking kunnen bevorderen, mits degenen die daarmee belast zijn afdoende voor deze taken zijn opgeleid, voor welk doel voldoende middelen beschikbaar moeten worden gesteld; |
6. | wijst erop dat het van cruciaal belang is de oorzaken van een conflict zorgvuldig te achterhalen en de bevindingen in veiligheidsstrategieën te integreren, bijvoorbeeld door het benadeelde groepen makkelijker te maken politieke verantwoordelijkheid te verkrijgen of door een betere balans te vinden tussen botsende belangen wat betreft bestaansmiddelen als land of water; |
7. | pleit voor het houden van hoorzittingen in de nationale parlementen evenals in het Europees Parlement over de actuele stand van zaken inzake de conflictoplossing en rehabilitatie door de nationale ordonnateur en de betrokken EG-delegatie; |
8. | roept de Europese Commissie, de EU-lidstaten en het EOF-comité op tot nauwere samenwerking via een programmering van rehabilitatie samen met de vertegenwoordigers van ACS-landen, zodat er besluitvorming kan plaatsvinden met de leiders van de getroffen regio's, en tot inspanningen om te komen tot een coherente reactie van de EU op de postconflictsituaties in ACS-landen; |
9. | verzoekt de Europese Commissie de samenwerking te verbeteren tussen de diensten van de Commissie, tussen de Commissie en de lidstaten en tussen de donors onderling, en strategische documenten op te stellen ter facilitering van analyses en coherentie tussen de verschillende onderdelen van het EU-beleid en van een betere coördinatie en complementariteit tussen de diverse donors; |
10. | roept donors op relevante analyses per land op te stellen van de structurele oorzaken van conflicten en overkoepelende kaders te creëren waarbinnen de prioriteit van sectoren en maatregelen kan worden gedefinieerd, de onderlinge balans te bevorderen van maatregelen voor stabilisatie op politiek, economisch, wettelijk, maatschappelijk, milieu- en militair gebied en een convergentie tot stand te brengen tussen de afzonderlijke doelstellingen van vrede en ontwikkeling; |
11. | is van oordeel dat bij de wederopbouw rekening moet worden gehouden met het plaatselijke stedelijke of rurale milieu en dat de wederopbouw niet moet leiden tot schade aan het milieu; |
12. | ondersteunt de inspanningen van regionale organen teneinde de vredesprocessen en de rehabilitatie na afloop van een conflict te versterken; |
13. | roept de Europese Unie en haar lidstaten op interne maatregelen te nemen en nauw samen te werken met de betrokken ACS-landen om de ongeoorloofde en illegale uitbuiting van hun natuurlijke en andere hulpbronnen te bestrijden; |
Emergency aid and the link between relief, rehabilitation and development
14. | roept de Europese Commissie en andere donors op de concepten van rehabilitatie en ontwikkeling vanaf de beginfase in de postconflictsituatie te integreren, omdat de verschillende fasen van het rehabilitatieproces elkaar overlappen; benadrukt dat het dikwijls reeds tijdens het gewapende conflict mogelijk is de eerste stappen te zetten voor hulp en rehabilitatie en dat daarom met deze programma's zo vroeg mogelijk moet worden begonnen; beveelt met klem aan dat kerken en religieuze gemeenschappen en organisaties, leiders van traditionele gemeenschappen, politiek onafhankelijke NGO's en de civiele samenleving als geheel vanaf het allereerste begin bij deze programma's worden betrokken en dat vrouwen daaraan op voet van gelijkheid dienen deel te nemen; |
15. | roept de EU en andere donors op in nauwe samenwerking met lokale autoriteiten programma's voor materiële, politieke, sociale en economische wederopbouw te financieren die een alomvattende aanpak hebben waartoe rehabilitatie, vredesopbouw, de bevordering van de mensenrechten en individuele vrijheden, stimulering van het particuliere initiatief en economische groei en ontwikkeling op lange termijn behoren; |
16. | verzoekt de Europese Commissie en de lidstaten van de EU hun volledige steun te geven aan de doeltreffende en succesvolle bevordering van donorconferenties voor Angola, Burundi en de Democratische Republiek Kongo zodra in deze landen de postconflictsituatie duidelijk is gestabiliseerd en indien substantiële stappen voor een democratische consolidering worden ondernomen; |
17. | roept de Europese Commissie met klem op haar financiële instrumenten en procedures flexibeler en doelmatiger te maken, zoals met nadruk wordt gesteld in de overeenkomst van Cotonou, om in postconflictsituaties binnen kort bestek voldoende financiële middelen en arbeidskrachten te kunnen verschaffen; |
18. | verzoekt de betrokken ACS-landen in postconflictsituaties om tijdens de fase van humanitaire operaties alle mogelijke middelen te verschaffen en om zich in te spannen — indien noodzakelijk met inschakeling van de politie of van strijdkrachten voor het geval dat NGO's in het gebied daarom verzoeken — om vrije toegang tot de humanitaire hulp te garanderen, het werk van humanitaire hulpverleners te faciliteren en hun persoonlijke veiligheid en arbeidsomstandigheden te waarborgen; |
19. | verzoekt de participatiegerichte benadering van plaatselijke actoren in te passen in een multidimensionaal strategisch rehabilitatiekader, te zorgen dat humanitaire hulp gericht wordt verleend via plaatselijke actoren, en een omvattend partnerschap met hen te onderhouden, waarbinnen getracht kan worden de diverse plaatselijke actoren op voet van gelijkheid bijeen te brengen; |
20. | verwacht dat vrouwen, op voet van gelijkheid, worden betrokken bij alle plannings- en besluitvormingsprocessen met betrekking tot strategieën voor conflictoplossing en dat hun daadwerkelijke verantwoordelijkheid wordt toevertrouwd; |
21. | onderstreept de noodzaak van de aanwezigheid ter plaatse van de donors en non-gouvernementele organisaties; is daarom verheugd over de recente externe hervorming van de Europese Commissie, waarbij de besluitvormingsprocessen zijn gedecentraliseerd, met als gevolg een grotere autonomie en meer capaciteit voor haar delegaties in de ACS-landen; |
22. | benadrukt het belang van het feit dat er geen uniform model voor noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling is, en dat de globale richtlijnen moeten worden aangepast aan de bijzondere eisen van het conflict in kwestie, na voorafgaande beoordeling van de omstandigheden. Evenwel moet de programma's altijd vorm worden gegeven met het oog op gelijkheid, zodat alle bevolkingscategorieën ervan kunnen profiteren; |
23. | onderstreept de noodzaak van permanente dialoog en samenwerking tussen vredebewarend en vredesopbouwend personeel in de ACS-landen, aangezien hun functies en mandaten elkaar dikwijls overlappen. Nu de klassieke vredebewarende activiteiten zijn uitgebreid naar de terreinen van reconstructie en rehabilitatie, is een nauwe civiel-militaire coördinatie nodig om onduidelijkheden tegen te gaan, de taakverdeling duidelijker te maken en dubbele maatregelen te vermijden; |
24. | roept de Europese Commissie en andere donors en begunstigden op het postconflictproces niet als lineair te zien, van noodhulp via bijstand en rehabilitatie naar ontwikkeling, maar erop te letten dat de diverse fasen elkaar overlappen, en daarom in de rehabilitatie ook elementen van noodhulp en ontwikkeling op te nemen; dit zal meehelpen belemmeringen in de planning en financiering tijdens de crisis te verminderen; |
25. | benadrukt dat het belangrijk is om in strategieën voor rehabilitatie na conflicten ook het voorkomen van toekomstige conflicten in alle fasen van de rehabilitatie na het conflict als doelstelling op te nemen; |
26. | benadrukt dat het belangrijk is om zowel nationale als eventuele regionale parlementen te betrekken bij het postconflictbeheer en de parlementsleden direct bij deze taken in te schakelen; |
27. | roept op tot integratie van subnationale (plaatselijke) rehabilitatieplannen in ieder conflict, aangezien in veel gevallen binnen een bepaald land het vereiste hulpniveau per gebied verschilt en regio's met acute gewelddadige conflicten kunnen grenzen aan regio's waar reeds rehabilitatie nodig is; acht een zekere mate van rechtstreekse samenwerking met de nationale, regionale en lokale autoriteiten van belang; |
28. | roept op een regionale en multilaterale dimensie in de rehabilitatiestrategieën op te nemen, omdat conflicten ertoe neigen zich over de landsgrenzen heen te bewegen en de oorzaken van conflicten vaak grensoverschrijdende regionale aspecten bezitten; wijst erop dat regionale buurlanden veel tot de conflictoplossing kunnen bijdragen, maar dat ze niet op onrechtmatige wijze in conflicten mogen ingrijpen en de territoriale soevereiniteit van de naburige staten dienen te respecteren; |
29. | onderstreept het belang van een omvattende benadering van rehabilitatiestrategieën op basis van rechten, waarin ook gehandicapte mensen worden meegenomen; |
30. | pleit voor deelname en betrokkenheid van donors als belangrijk signaal aan de staat in de postconflictsituatie, dat tevens grotere bekendheid creëert bij andere mogelijke donors en hun deelname bevordert in het bemiddelingsproces naar een vreedzame oplossing; beklemtoont tegelijkertijd echter dat het vanwege het nog fragiele politieke milieu noodzakelijk is dat die donors zich tijdens het gehele proces onpartijdig en neutraal opstellen; |
31. | roept donors en beleidsmakers op ieder niveau met klem op tot samenwerking met het oog op hun strategie, planning en activiteiten in het veld en bij de oprichting van een sturend samenwerkingsorgaan voor de rehabilitatie, in samenwerking met vooral de Verenigde Naties en met andere internationale organisaties, om informatie en ervaring op flexibele en ontvankelijke wijze met elkaar te delen; roept voorts de begunstigden met klem op tot samenwerking met donors op nationaal en plaatselijk niveau; |
Maatschappelijke herintegratie en herintrede op de arbeidsmarkt
32. | roept op tot de herintegratie van zowel slachtoffers van als deelnemers aan een gewelddadig conflict in de civiele samenleving in al haar economische, maatschappelijke en politieke aspecten; |
33. | is van oordeel dat het herstel van een goede fysieke en geestelijke gezondheid van de bevolking in voormalige conflictsituaties prioriteit moet krijgen, maar dat er niettemin veel mensen zullen zijn die fysiek of geestelijk permanent of langdurig beschadigd zijn geraakt, dat er speciaal op moet worden gelet dat hun aandoeningen worden behandeld en verzorgd en dat ze in staat worden gesteld een zodanig volwaardige rol in de maatschappij te spelen als hun aandoening hen toestaat; |
34. | roept de EU en de overige donoren en de ACS-landen op werk te maken van de geestelijke stoornissen en psychische problemen die uit conflicten resulteren, als onderdeel van het proces van wederopbouw en verzoening na afloop van het conflict; |
35. | roept haar in een postconflictsituatie verkerende lidstaten met klem op programma's van ontwapening, demobilisatie en herintegratie aan te vatten, zowel op landelijk als plaatselijk niveau, gericht op de maatschappelijke en economische herintegratie van ex-strijders; |
36. | beveelt aan dat de programma's van ontwapening, demobilisatie en herintegratie heroverwogen dienen te worden om, mogelijkerwijs nog in een fase voorafgaand aan demobilisatie, voormalige strijders direct te betrekken bij en aan te stellen in programma's die samengenomen kunnen fungeren als krachtig verzoeningsinstrument, als doeltreffend mechanisme inzake beroepsopleiding en maatschappelijke herintegratie, als preventie tegen massale werkloosheid, armoede en sociale onrust, als praktisch middel om te waarborgen dat op snellere termijn en tegen geringere kosten minimumvoorwaarden voor de hervatting van een normaal economisch en maatschappelijk leven en voor de terugkeer en hervestiging van de bevolking geschapen kunnen worden; |
37. | benadrukt dat het proces van ontwapening en rehabilitatie van ex-soldaten zodanig zou kunnen worden opgezet dat hun participatie wordt bevorderd via door de publieke sector gefinancierde projecten, bijvoorbeeld door bij te dragen aan de wederopbouw van infrastructuur als wegen en spoorwegen, en door deel te nemen aan vaardigheidstrainingen die hen betere vooruitzichten bieden op een nuttige rol in de samenleving; |
38. | beveelt aan dat in de besturen van internationaal gefinancierde programma's voor ontwapening, demobilisatie en herintegratie niet alleen de heersende groepering is vertegenwoordigd, maar ook alle voormalige strijdende partijen of groeperingen, om gelijke behandeling te garanderen, wederzijds vertrouwen op te bouwen en doelmatigheid op het basisniveau te verzekeren; |
39. | roept de Europese Commissie en de internationale donorgemeenschap op te investeren in het economische herstel van ACS-landen in postconflictsituaties, zoals ondersteuning van de financiële heropbouw van kleine en middelgrote ondernemingen en familieboerderijen om de creatie van banen te versnellen, en voorts centra voor beroepsvorming op te zetten, zodat er voldoende inkomen zal zijn voor de wederopbouw van de maatschappelijke diensten; beveelt aan op dit gebied speciale aandacht te besteden aan de mogelijkheid om programma's voor het kleinbedrijf en microkredieten op te zetten en te ondersteunen; |
40. | merkt op dat in iedere postconflictsituatie de negatieve effecten van de crisis bij gehandicapte mensen over het algemeen harder aankomen dan bij andere burgers; zij kunnen volkomen afhankelijk worden van anderen in hun pogingen om het hoofd boven water te houden, en de mogelijkheden van welke familie dan ook om haar gehandicapte leden te onderhouden wordt zwaar op de proef gesteld; |
41. | roept de internationale gemeenschap en de regeringen op om bij grote wederopbouwprojecten de gelegenheid te baat te nemen de infrastructuur opnieuw op te bouwen volgens universele normen van ontwerp en toegankelijkheid; |
42. | beklemtoont dat bijzondere nadruk moet worden gelegd op de problemen van vrouwelijke ex-soldaten en bovendien op vrouwen die het slachtoffer zijn geworden van fysiek geweld of seksueel misbruik; |
43. | roept met het oog op door gewapende conflicten getroffen kinderen met klem op speciale aandacht en intensieve zorg te besteden aan de educatie en herintegratie van kindsoldaten, alsmede aan de specifieke dramatische problemen en urgente behoeften van weeskinderen, van door fysiek, seksueel of psychologisch geweld getroffen kinderen en van IDP- of vluchtelingenkinderen die abrupt zijn weggerukt uit hun school, vriendenkring en natuurlijke omgeving; |
44. | benadrukt dat rehabilitatie alleen kan slagen indien het probleem van de vluchtelingen en binnenlandse ontheemden wordt opgelost door het helpen bij een vrijwillige en veilige terugkeer van deze mensen, het verlenen van bijstand bij de wederopbouw en het waar nodig inzetten van vredestroepen; |
45. | roept donors en begunstigden met klem op speciale projecten op te zetten voor de meest kwetsbare leden van de samenleving, namelijk kinderen en jongeren, vooral gericht op onderwijs en beroepsvorming, om de herintegratie te faciliteren van voormalige kindsoldaten en van die kinderen die het slachtoffer waren van oorlogen, gewapende conflicten, ontheemding, droogte, honger, natuurrampen, HIV/aids, gebruikt waren in mensenhandel, en daardoor van onderwijs waren verstoken, en daarnaast ook recreatie- en sportfaciliteiten voor hen op te zetten om hen te helpen bij de verwerking van hun oorlogstraumata; verwelkomt de in dit verband gedane oproepen van internationale organisaties als UNICEF; |
46. | benadrukt de sleutelrol die scholen in voormalige conflictsituaties kunnen spelen, omdat kinderen sterk afhankelijk zijn van hun vermogen om niet alleen goed onderwijs te verschaffen, maar ook fysieke bescherming, psychologische steun en basisvoorzieningen zoals gezondheidszorg, water en hygiënische voorzieningen; |
47. | roept haar lidstaten in postconflictsituaties op het werk van donors en non-gouvernementele organisaties voor de demobilisatie van kindsoldaten te faciliteren en te ondersteunen, hun werk te bepleiten en het ontslag van kinderen uit de gewapende strijdkrachten en groeperingen te bewerkstelligen, hun demilitarisatie en herintegratie in de familie (voor zover van toepassing) en de maatschappij te faciliteren en hen te beschermen tegen geweld, misbruik, uitbuiting en discriminatie; |
48. | roept de internationale gemeenschap en de begunstigden op speciale projecten op te zetten voor uitgebreide zorg aan vrouwen en meisjes die slachtoffer zijn geworden van gewapende conflicten, en te garanderen dat hun mensenrechten worden gerespecteerd. Verkrachting wordt op grote schaal als oorlogswapen toegepast zodat veel vrouwen uit de burgerbevolking worden getroffen door gedwongen zwangerschappen en oorlogstrauma's; dit dient, bovenop de bescherming die moet worden geboden aan door verkrachtingen verwekte kinderen, ten behoeve van een succesvol maatschappelijk rehabilitatieproces eveneens te worden aangepakt en opgelost; |
49. | verzoekt die landen waarvan het grondgebied met landmijnen is vervuild, speciale programma's op te zetten voor de maatschappelijke herintegratie van gehandicapte landmijnslachtoffers via medische zorg en financiële ondersteuning, en effectieve voorlichting over mijnengevaar te geven aan de bevolking en met name aan kinderen, actief mijnen te ruimen en zich te onthouden van gebruik en opslag van of handel in antipersoonsmijnen; |
50. | is ermee bekend dat de te weeg gebrachte schade aan het natuurlijke en mariene milieu door gebruikte en ongebruikte munitie speciale aandacht behoeft, zowel vanuit een oogpunt van gezondheid en veiligheid als van milieuherstel; |
51. | roept die leden van de PPV ACS-EU die het Verdrag van Ottawa (verdrag inzake antipersoonsmijnen) of het VN-verdrag inzake bepaalde conventionele wapens nog niet hebben ondertekend of geratificeerd, op om dit zo snel mogelijk alsnog te doen; |
52. | roept die ACS-EU landen die tot het Verdrag van Ottawa zijn toegetreden op om de bepalingen van dat verdrag ten uitvoer te leggen, met name voor wat betreft de verplichting tot ruiming van antipersoonsmijnen tegen de door henzelf gestelde termijn in overeenstemming met het actieplan van Nairobi voor 2005-2009; |
Verzoening
53. | onderstreept het belang van een onpartijdig en objectief onderzoek naar mensenrechtenschendingen en verkrachtingen, folteringen, arrestaties en moorden; |
54. | is overtuigd dat waarheidscommissies potentieel veel voordelen te bieden hebben aan samenlevingen in een overgangsfase, hoewel zij misschien niet in elke situatie gepast zijn; benadrukt het belang van een actieve deelname van vele verschillende sectoren uit de samenleving in zulke commissies; beklemtoont dat na voltooiing van een objectief eindverslag — dat, gezien de bijzondere relevantie daarvan, ook een apart hoofdstuk over kinderen moet bevatten, dat wordt opgesteld met de inbreng van kinderen en jongeren — alle actoren hun uiterste best moeten doen om de aanbevelingen van de commissie om te zetten; |
55. | onderkent het belang van de ervaringen van de waarheids- en verzoeningscommissie in Zuid-Afrika, maar benadrukt het belang van een aanpassing van de werkwijze aan de lokale omstandigheden; |
56. | wijst erop dat amnestieën kunnen fungeren als instrument voor verzoening, mits deze in wijsheid, billijkheid en evenwichtigheid worden voorbereid en besloten en niet tot een partijdig instrument verworden om berechting te verhinderen, gruwelijke misdaden toe te dekken en zich van enorme verantwoordelijkheden te ontdoen; |
57. | is ervan overtuigd dat de rechtspleging het voornaamste gebied is waarbij de internationale gemeenschap direct bij processen met een verzoeningspotentieel kan worden betrokken, zoals de ad hoc-tribunalen in Den Haag en Arusha, het Internationale Strafhof (ICC), de door de VN geïnitieerde tribunalen in Cambodja en Sierra Leone aantonen, en bij de tenuitvoerlegging van het beginsel van universele jurisdictie; |
58. | overweegt dat het Internationaal Strafhof, ad-hoctribunalen of nationale onafhankelijke rechtbanken, al naar gelang de situatie, moeten garanderen dat genocide en andere gruwelijke misdaden niet ongestraft blijven, maar berecht worden, dat de waarheid aan het licht wordt gebracht en de slachtoffers vergoeding krijgen; |
59. | benadrukt dat het Internationaal Strafhof een vooraanstaande rol kan spelen bij het doorbreken van de vicieuze cirkel van straffeloosheid door de belangrijkste aanzetters tot en daders van ernstige schendingen van de mensenrechten te berechten; is ervan overtuigd dat dit een klimaat kan scheppen waarin amnestie voor en herintegratie van gewone ex-soldaten mogelijk is; |
60. | is ervan overtuigd dat de internationale gemeenschap ertoe kan bijdragen verzoeningsprogramma's in vredesakkoorden te integreren, een passende binnenlandse wetgeving te ontwerpen en diegenen te beschermen die ter plaatse verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van zulke programma's en wetten; benadrukt dat overheidsorganen een rol van betekenis dienen te spelen bij het opstellen van internationale richtsnoeren ter ondersteuning van lokale leiders uit de politieke en de civiele samenleving, zoals de VN-richtsnoeren inzake de strijd tegen straffeloosheid; benadrukt het belang van internationale verslaggevings- en toezichtsmechanismen; |
61. | betreurt ten zeerste de druk die door de Verenigde Staten op derde landen uitgeoefend wordt om bilaterale immuniteitsakkoorden te sluiten, beweerdelijk op grond van artikel 98 van het Statuut van Rome, waarbij haar burgers en militairen worden uitgezonderd van de bevoegdheid van het Internationaal Strafhof, evenals de represailles — waaronder vermindering van steun — tegen landen die het Statuut van Rome hebben ondertekend; verzoekt derhalve de landen die het Internationaal Strafhof steunen en de Europese Commissie om door te gaan met hun inspanningen om de Verenigde Staten ertoe te bewegen haar beleid ongedaan te maken en in de tussentijd deze landen trachten bij te staan na eventuele verminderingen van de Amerikaanse steun; |
62. | roept op tot waarborging van de persoonlijke veiligheid van de slachtoffers die voor de waarheidscommissie of voor de tribunalen verschijnen, indien nodig met bijzondere aandacht voor vrouwen door afzonderlijke hoorzittingen te houden voor vrouwen en kinderen als kwetsbaarste groepen binnen de maatschappij; bendarukt echter dat vrouwen niet alleen als slachtoffers dienen te worden gehoord, maar dat ze ook actief bij het verzoeningsproces dienen te worden betrokken; |
63. | beveelt aan dat religieuze en traditionele leiders als prominente spelers bij het verzoeningsproces worden betrokken, en stelt voor de wijsheid van de stamoudsten in overweging te nemen, te benutten en te respecteren; |
64. | benadrukt dat het herstel van de staat en zijn autoriteit essentieel is om het verkiezingsproces te beschermen en de staatsinstellingen in landen in postconflictsituaties blijvend te stabiliseren; roept de Europese Unie en haar lidstaten op hieraan bijzondere aandacht te schenken in het kader van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomsten; |
65. | acht het van essentieel belang een cultuur van vrede en tolerantie te bevorderen door de ontwikkeling van wederzijdse solidariteit onder de burgers, en daarnaast alle politici en politieke en maatschappelijke leiders, religieuze organisaties en de civiele samenleving op te roepen onder de bevolking signalen en boodschappen van vrede, verzoening en nationale eendracht uit te dragen; |
66. | roept de postconflictstaten op een economisch en maatschappelijk beleid te voeren dat de harmonieuze en evenwichtige ontwikkeling van de bevolking en de natie waarborgt, alsmede een beleid voor een harmonieuze oplossing van maatschappelijke problemen en verzoening; |
67. | dringt er bij de vroegere conflictpartijen op aan een regelmatige, open, oprechte, diepgaande en omvattende politieke dialoog te voeren, en wel vanaf het moment waarop de vredesakkoorden tot stand komen; |
Overgang naar een democratische maatschappij, inclusief voorbereiding op verkiezingen
68. | herbevestigt, zoals ook gesteld in de overeenkomst van Cotonou, dat de democratische beginselen universeel worden erkend en een basis vormen voor de staatsinrichting, om voor legitimiteit van de staatsmacht en legaliteit van het overheidshandelen te zorgen, weerspiegeld in het stelsel van grondwet, wetgeving en regelgeving; |
69. | herbevestigt haar gehechtheid aan het democratisch regeringsstelsel, geïnspireerd door de realiteit van haar respectieve landen die, binnen het kader van de rechtsstaat, veiligheid, vrijheid en rechtvaardigheid voor iedereen garanderen en gegrondvest zijn op de waarden van eenheid zonder uitsluiting; |
70. | roept op tot navolging van het beginsel van behoorlijk bestuur — een essentieel onderdeel van het ACS-EU-partnerschap — met inbegrip van machtenscheiding, rechtsstatelijkheid, transparantie en de plicht tot rekenschap in het openbaar bestuur en in het beheer van natuurlijke en financiële ressources, teneinde zorg te dragen voor een rechtvaardige en duurzame ontwikkeling; |
71. | benadrukt dat het belangrijk is de institutionele capaciteiten — van zowel de centrale als de lokale instituties — te vergroten om corruptie te bestrijden; benadrukt tevens dat het belangrijk is de overheidsorganen opnieuw op te bouwen dan wel te herstructureren en ambtenaren in staat te stellen hun plichten na te komen, opdat zij alle burgers efficiënt, hoffelijk, eerlijk, onpartijdig en rechtvaardig kunnen dienen; |
72. | benadrukt het belang van de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden; spreekt haar steun uit voor de bevordering van de rechtsstatelijkheid met betrekking tot het staatsbestel en de bevoegdheden van de verschillende machten; |
73. | acht het van essentieel belang een klimaat van algemeen respect voor de fundamentele mensenrechten te waarborgen en beveelt aan mensenrechtenprogramma's reeds snel na het eind van een gewapend conflict op te zetten; |
74. | erkent dat het na het einde van het gewapende conflict belangrijk is in de nieuwe context, volgens democratische principes en overeenkomstig democratische beginselen en het model van plurale en vrije samenlevingen, de staatsautoriteit te herstellen, de overheidsorganen op het gehele gebied van het betreffende land te herinstalleren en het nationaal leger en politiekorps te reorganiseren; herinnert eraan dat in sommige situaties gebleken is dat de opname van vroegere strijders van de verschillende partijen in een gemeenschappelijk nieuw nationaal leger of politiekorps — indien nodig en gewenst met gespecialiseerde internationale ondersteuning — een goede en nuttige oplossing kan zijn; |
75. | herinnert eraan dat de formule van een overgangsregering bestaand uit meerdere partijen, in de geest van een regering van nationale eenheid, een adequaat middel vormt om stabilisatie, vrede en gezamenlijke verantwoordelijkheid te garanderen van het moment waarop vredesakkoorden worden gesloten en tot het moment waarop eerste verkiezingen worden gehouden; vestigt voorts de aandacht op het feit dat de ervaring leert dat een dergelijk plan voor een machtsdeling ook na verkiezingen een wijze oplossing is gebleken, als een stabiliteitsplatform voor de lange termijn tot het tijdstip waarop de democratie diep geworteld is en een wisseling van de macht zonder grote risico's mogelijk is; |
76. | is verheugd over het feit dat de EU en de internationale gemeenschap er vaak aanzienlijk toe bijdragen de conflictpartijen ervan te overtuigen een vredesakkoord te sluiten en democratische verkiezingen te houden; betreurt echter dat zij verschillende malen niet de nodige steun hebben gegeven aan de voormalige conflictpartijen, om deze in staat te stellen de vredesakkoorden volledig om te zetten; roept hen met klem op hun financiële, administratieve en logistieke steun aan de landen na afloop van een conflict te intensiveren om een goede omzetting van de vredesakkoorden te waarborgen; |
77. | beveelt aan dat na een definitieve wapenstilstand of nadat aan de minimale veiligheidsvoorwaarden is voldaan, democratische algemene verkiezingen worden gehouden in overeenstemming met een realistisch tijdschema dat rekening houdt met onder andere lokale capaciteiten en externe input van personele, materiële en financiële middelen; beveelt aan dat, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, die eerste verkiezingen in beginsel binnen een periode van maximaal twee tot drie jaar na beëindiging van het gewapend conflict dienen plaats te vinden; denkt hierbij niet alleen aan algemene presidentiële en parlementaire verkiezingen, maar ook aan lokale verkiezingen; benadrukt dat verkiezingen geenszins het eindpunt van een democratiseringsproces vormen, maar dat het bij dit proces om een blijvende taak gaat; |
78. | roept diegenen die belast zijn met de voorbereiding van de verkiezingen op tot de benoeming van een onafhankelijke kiescommissie ad hoc. De kiescommissie moet met name tot taak hebben het kiesregister op te stellen, de kiezers te registreren, de aantallen en plaatsen van de kiesdistricten en de overige noodzakelijke infrastructuur vast te leggen, medewerkers te werven en op te leiden, de uitgaven van de kandidaten op transparantie te controleren, de noodzakelijke voorschriften aan de verkiezingen te stellen en de bevolking behoorlijk te informeren; |
79. | spreekt haar steun uit voor een grotere deelname van vrouwen aan het verkiezingsproces en in de regering, met betrekking waartoe het Actieplatform van de Wereldvrouwenconferentie van 1995 in Beijing verklaard heeft dat een minimumparticipatie van 30 % een „kritische massa” vormt op weg naar gelijke rechten; |
80. | overweegt dat belangrijke, relevante en onafhankelijke particuliere actoren een belangrijke rol zouden kunnen spelen in het verkiezingsproces door tot een openhartig en breed debat bij te dragen en de gegadigden met hun verantwoordelijkheden te confronteren; |
81. | roept de Verenigde Naties en andere relevante internationale organen op als waarnemers aanwezig te zijn en de vaststelling/oprichting van een onafhankelijke kiescommissie bij te staan. De Europese Unie, het Europees Parlement, de Verenigde Naties en andere internationale organisaties moeten een sleutelrol spelen op het punt van assistentie van en toezicht op de verkiezingsprocessen om zodoende bij te dragen aan de democratisering van ACS-landen; pleit ervoor dat waarnemers reeds geruime tijd voor de verkiezingsdag naar het betrokken land reizen om het verkiezingsproces van meet af aan te volgen; verwacht echter dat verkiezingswaarnemers voor de korte termijn, zoals die van het Europees Parlement, een paar dagen voor de verkiezingen naar het land komen en minimaal blijven tot de eerste stemmentelling afgerond is; |
82. | roept op tot de inzet, indien nodig en indien het gastland dit wenst, van een internationale multilaterale troepenmacht, eventueel ondersteund door plaatselijke troepen, om de veiligheid te garanderen; ook een groot aantal kieslokalen kan eventueel het gevoel van veiligheid vergroten; |
83. | verzoekt om zorgvuldige aandacht voor de vrijheid van meningsuiting en vergadering, zodat de betrokken politieke partijen hun meningen vrijelijk, met betrachting van respect voor de tegenstanders en van de gemeenschappelijke democratische regels, kunnen uiten en onafhankelijke media hun werk kunnen doen; verzoekt te waarborgen dat journalisten passende bewegingsvrijheid krijgen voor de uitoefening van hun functie en dat de diversiteit van informatie wordt gerespecteerd; verzoekt om duidelijke en doeltreffende regels die de vrijheid garanderen particuliere media op te richten en een gelijke toegang van alle partijen tot de media, met name de door de staat gecontroleerde media, waarborgen; onderstreept het speciale belang dat deze aspecten in de ACS-landen hebben voor radio-omroepen; |
84. | roept de Europese Commissie, de verschillende donors en de betrokken non-gouvernementele organisaties op programma's ten uitvoer te leggen om mediapersoneel op te leiden met het doel makkelijker onafhankelijke verslaggeving van hoge kwaliteit te verzorgen, en de voorziening van adequate technische en materiële middelen als cassettes, filmmateriaal en papier te garanderen; |
85. | roept de gekozen leden van de nationale volksvertegenwoordiging op een democratische grondwet aan te nemen of de grondwet zo snel mogelijk te herzien, voor of onmiddellijk na de eerstkomende algemene verkiezingen, en eventueel een volksraadpleging daarover te houden, tenzij de dringende wens daartoe door de voormalige conflictpartijen en de samenleving als geheel niet wordt gevoeld. Hetzelfde geldt voor de belangrijkste politieke, organische en structurele wetten, die cruciale delen van de democratische rechtstaat regelen; |
86. | onderstreept het belang van een permanente politieke dialoog met de begunstigde landen over de politieke situatie, zoals genoemd in artikel 8 van de overeenkomst van Cotonou, met name op gebieden als wapenhandel, buitensporige militaire uitgaven, drugs en georganiseerde misdaad of etnische, religieuze of raciale discriminatie; deze dialoog dient tevens een regelmatige beoordeling te omvatten van de ontwikkelingen ten aanzien van het respect voor mensenrechten, democratische beginselen, rechtsstaat en behoorlijk bestuur; |
87. | overweegt dat het uitwisselen van ervaringen op gelijke voet tussen vertegenwoordigers van donorlanden en begunstigde landen een van de middelen is om deze competenties te helpen vergroten; |
88. | verzoekt haar co-voorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de Raad ACS-EG, de Europese Commissie, de Raad van de Europese Unie, de ACS-organisaties voor regionale integratie en aan alle partijen in enig conflict binnen de EU/ACS-landen. |
RESOLUTIE(1)
over de opname in de EU-begroting van het Europees Ontwikkelingsfonds
De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU,
— | van 18 t/m 21 april 2005 te Bamako bijeen, |
— | gelet op artikel 17, lid 1 van haar Reglement, |
— | gezien de partnerschapsovereenkomst ACS-EG, inzonderheid het financieel protocol uit bijlage I, de uitvoerings- en beheersprocedures uit bijlage IV, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000(2) en in werking getreden op 1 april 2003, |
— | gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement „Naar volledige integratie van de samenwerking met de ACS-landen in de EU-begroting” (COM(2003)590), |
— | gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking van het Europees Parlement over de opname in de EU-begroting van het Europees Ontwikkelingsfonds (A5-0143/2004)(3), |
— | gezien het verslag van de Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel over het gebruik van het Europees Ontwikkelingsfonds (ACS-EU/3602/03/def.)(4), |
— | gezien het verslag van de Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel over de opname in de EU-begroting van het Europees Ontwikkelingsfonds (ACS-EU/3686/05/def), |
A. | overwegende dat het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) sinds zijn oprichting in 1957 nog steeds het voornaamste financieel instrument is voor de samenwerking tussen de Europese Unie en de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), en functioneert op basis van vrijwillige bijdragen van de EU-lidstaten, |
B. | overwegende dat de leiders van de lidstaten van de Europese Unie zich hebben verplicht tot financiële streefcijfers voor de bijdrage van de EG aan de officiële ontwikkelingshulp (ODA) tijdens de Raad van Barcelona en de Conferentie van de Verenigde Naties over ontwikkelingsfinanciering in Monterrey in 2002, |
C. | bevestigend welke belangrijke rol de financiële hulp van de Europese Unie speelt bij de ontwikkeling van de ACS-landen op nationaal en regionaal niveau: vandaar de noodzaak om de samenwerking te versterken voor financiering van de ontwikkeling in het kader van het EOF, |
D. | verheugd over de ongeëvenaarde vooruitgang aan verplichtingen en uitkeringen in 2003 bij de tenuitvoerlegging van de financiële samenwerking tussen ACS en EG, |
E. | wijzend op de nieuwe rol die is toebedeeld aan nationale en regionale ordonnateurs in het kader van de Overeenkomst van Cotonou en de capaciteiten die vereist zijn voor het garanderen van de uitvoering van alle taken en verantwoordelijkheden, vooral verbetering van het beheer van de door het EOF gefinancierde hulp, |
F. | constaterend dat de kwestie van opname in de EU-begroting van het EOF zich heeft voorgedaan tijdens ingrijpende wijzigingen van het ACS-EU-partnerschap zoals gebleken bij de onderhandelingen over de Economische Partnerschapsovereenkomsten (EPA's), hetgeen tevens een buitenkans is om de doelstellingen en principes te verbeteren van de financiering van ontwikkelingssamenwerking, |
G. | nogmaals wijzend op het belang van de rol en verantwoordelijkheid van de nationale en regionale ordonnateurs bij beheer en uitvoering van projecten en programma's, |
H. | bezorgd over de vooruitzichten van opname van het EOF in de EU-begroting en de gevolgen hiervan voor de belangrijkste principes en onderdelen van de samenwerking voor financiering van ontwikkeling, vooral het medebeheer, de raming van middelen en flexibiliteit bij het gebruik van de middelen, |
I. | erop wijzend dat de uitbreiding van de Unie tot 25 lidstaten zal leiden tot de invoering van een nieuwe verdeelsleutel voor de financiële steun op basis van vrijwillige bijdragen van de lidstaten als het huidige systeem van een vijfjarig financieel protocol wordt gehandhaafd, |
J. | overwegende dat de 25 lidstaten tot dusver geen overeenstemming hebben gevonden over deze nieuwe verdeelsleutel en dat het uitblijven van een akkoord op dit terrein de beschikbaarstelling van middelen blokkeert, |
K. | erop wijzend dat het grootste voordeel van de opname in de EU-begroting van het EOF is dat deze ipso facto leidt tot toepassing in de praktijk van een verdeelsleutel die al bekend is bij de 25 lidstaten, zonder dat er lange en misschien vruchteloze discussies over een nieuwe ad hoc-verdeelsleutel voor het tiende EOF gevoerd hoeven te worden, |
L. | overwegende dat er bij uitblijven van een akkoord over deze nieuwe ad hoc-verdeelsleutel geen tiende EOF komt of slechts met grote vertraging, hetgeen uiteraard een zware hypotheek legt op de verwezenlijking van de doelstellingen van de partnerschapsovereenkomst, terwijl het van essentieel belang is dat de continuïteit van de EOF-financiering gewaarborgd is, |
M. | wijzend op het feit dat de opname in de EU-begroting van het EOF noch een wondermiddel is dat alle problemen zal oplossen, noch een obstakel voor een productief functioneren van het partnerschap ACS-EU, |
N. | overwegende dat de Commissie in haar mededeling van 8 oktober 2003 (COM(2003)0590) al een voorlopig antwoord heeft gegeven maar nog duidelijker in moet gaan op een groot aantal vragen van ACS-zijde, met name over het afkapeffect van het jaarperiodiciteitsbeginsel en over de capaciteit om financiering over meerdere jaren te organiseren, garanties die een voorwaarde zijn voor het akkoord van de PPV, |
O. | erop wijzend dat het Financieel Reglement van de Europese Unie praktische middelen biedt om het functioneren van een fonds voor specifieke doeleinden te organiseren en garanderen, |
P. | herhalend dat het hoge participatieniveau van de ACS bij het besluitvormingsproces over de programmering en uitvoering van het EOF leidt tot een nauwer partnerschap tussen donoren en begunstigden en tot meer betrokkenheid van de ACS-landen bij de programma's, |
Q. | nogmaals vaststellend dat het nodig is het partnerschapsacquis in stand te houden en te versterken, in het bijzonder de ownership- en participatieprincipes die verankerd zijn in de Overeenkomst van Cotonou, die van essentieel belang zijn voor een strategie om armoede uit te roeien, |
R. | opnieuw bevestigend dat waarborging van de middelen, ownership van ontwikkelingsprogramma's door de ACS-landen, en voortzetting van de geest van partnerschap politieke vraagstukken zijn die door de opname in de EU-begroting van het EOF noch worden opgelost, noch ter discussie gesteld, |
S. | erkennend dat de politieke autoriteit moet antwoorden op de legitieme vragen van de ACS-landen, met name over het gezamenlijk beheer van de hulp, de effecten van het „prestatiebeleid” die reeds zichtbaar zijn in het 9de EOF, en de voorspelbaarheid en duurzaamheid van de middelen, |
T. | er nadrukkelijk op wijzend dat het niet onredelijk is, 40 jaar na de oprichting van het EOF, de kwestie van een hervorming van het fonds aan de orde te stellen, en dat op dit moment de problemen in verband met het tempo van uitbetaling en de opeenstapeling van niet-gebruikte kredieten (11 miljard euro) niet worden opgelost door het huidige systeem, |
1. | verklaart een bijzonder belang te hechten aan het voeren van een specifiek, herkenbaar en gericht ontwikkelingssamenwerkingsbeleid met de ACS-landen door de EU, die daarvoor moet kunnen beschikken over doorlopende gegarandeerde financiering; |
2. | dringt erop aan dat het ACS-EU-partnerschap zijn eigen specifieke karakter blijft behouden, alsmede zijn partnerschapsinstelling, en zo bijdraagt aan de verwezenlijking van de wederzijdse doelstelling, uitroeiing van armoede en het verwezenlijken van de millennium-doelen voor ontwikkeling; |
3. | dringt er bij de Commissie en de verantwoordelijke leiders van de ACS-landen op aan alles in het werk te stellen om de in 2003 behaalde resultaten wat betreft de uitvoering van de financiële samenwerking ACS-EU te bestendigen en te verbeteren door gebruik te maken van de toepassing van de nieuwe benadering inzake programmering en deconcentratie van bevoegdheden en besluiten; |
4. | herhaalt zijn bezorgdheid over het feit dat, terwijl de EU de belangrijkste partner bij ontwikkeling is van de ACS, het aan beide zijden ondervonden probleem van administratieve en procedurele vertragingen en hindernissen die de toestroom van EOF-geld traag en moeizaam maken moet worden opgelost of verbeterd, los van het budgetteringsvoorstel; |
5. | bevestigt dat het budget dat de ACS-landen ter beschikking staat voldoende moet zijn om de doelstellingen van de Overeenkomst van Cotonou te dekken, of het nu uit een tiende Europees Ontwikkelingsfonds komt of uit de communautaire begroting; |
6. | dringt er bij de Raad en de Commissie op aan uitzonderingsbepalingen binnen de financiële regelgeving betreffende de communautaire begroting in te voeren, om met de behoeften van de ACS-landen rekening te houden en het partnerschap, ownership en voorspelbaarheid van ontwikkelingsgelden te bevorderen; |
7. | beveelt in dezelfde geest aan dat een geschikt gedeelte van de kredieten van het EOF wordt benut voor politieke voorlichting en scholing van parlementariërs en politieke, economische en maatschappelijke leiders, in het belang van een blijvende versterking van behoorlijk bestuur, rechtsstatelijkheid, democratische structuren en de wisselwerking tussen regering en oppositie in pluralistische democratieën op basis van vrije verkiezingen; merkt op dat deze middelen moeten worden gebruikt voor de oprichting van hogescholen voor het openbaar bestuur en voor de politieke scholing van parlementsleden, plaatselijke bestuurders en mensen in verantwoordelijke functies binnen politieke partijen en verenigingen; |
8. | wijst erop dat elk besluit ten aanzien van opname in de EU-begroting van het EOF moet sporen met de EU-verplichting om het ODA-niveau in 2006 op te trekken tot 0,39 % tegenover gemiddeld 0,33 % in 2002, zoals vastgelegd op de Raad van Barcelona en tijdens de Conferentie van de Verenigde Naties voor de financiering van ontwikkeling in Monterrey in 2002; |
9. | dringt er bij de lidstaten van de EU en de Commissie met klem op aan zich te onthouden van het nemen van besluiten waarvan de gevolgen zouden indruisen tegen de doelstellingen van de Overeenkomst van Cotonou; |
10. | benadrukt dat tegemoet gekomen moet worden aan de bezorgdheid van de „minst presterende” ACS-landen dat de opname in de EU-begroting van het EOF kan leiden tot vermindering van de hun toebedeelde middelen en verzoekt de Commissie uit te leggen hoe zij denkt te garanderen dat de belangen van deze landen niet worden geschaad; |
11. | beveelt aan — een maatregel die verwelkomd werd door commissielid MICHEL tijdens de bijeenkomst van de Commissie ontwikkelingssamenwerking van het Europees Parlement op 15 maart 2005 — dat gebruik wordt gemaakt van niet-vastgelegde EOF-middelen (onbesteed saldo) voor grote infrastructurele projecten of andere projecten van regionaal en transnationaal belang, die door institutionele partners binnen de ACS (bijv. Caricom, Afrikaanse Unie, NEPAD, West-Afrikaanse Economische en Monetaire Unie, enz.) worden ingediend dan wel door een aanzienlijk aantal ACS-landen die over een bepaald project overeenstemming hebben bereikt; |
12. | wijst op de bezorgdheid die de ACS-landen hebben geuit over de gevolgen van het jaarperiodiciteitsbeginsel op de communautaire begroting, zelfs al heeft de Commissie duidelijk aangegeven dat dit beginsel niet een meerjarenprogrammering uitsluit; |
13. | verzoekt het ACS-EU-secretariaat zo spoedig mogelijk een gezamenlijke nota op te stellen waarin de voorstellen van de Raad van ministers van de ACS-landen, de Raad van de EU en de Europese Commissie worden geëvalueerd en de gevolgen van de opname in de EU-begroting en het jaarperiodiciteitsbeginsel onder de loep worden genomen, aan de hand van de effecten op de belangrijkste elementen van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, met name op:
|
14. | wijst op de noodzaak om de ACS-landen vaste langetermijnfinanciering voor ontwikkeling te verstrekken en op het feit dat geen ACS-land erop achteruit mag gaan door veranderingen in het financieringsstelsel; |
15. | wijst nogmaals op het belang van de voorspelbaarheid van de middelen die het bestaande EOF biedt, waardoor programmering op lange termijn in de ACS-landen wordt vergemakkelijkt en waaraan de Paritaire Parlementaire Vergadering een groot belang hecht; |
16. | verzoekt de Commissie, de Raad van de EU, het Europees Parlement en de ACS-landen om een geëigend kader te creëren voor intensief overleg om de voor- en nadelen van elk van beide systemen te evalueren (EOF opgenomen in de EU-begroting of niet); |
17. | stelt nogmaals vast dat in elke medebeslissingsprocedure over een toekomstig reglement voor het EOF vastgehouden moet worden aan de beginselen van „partnerschap” en „ownership” in ontwikkelingsprogramma's voor de ACS-landen en dat zij betrokken worden bij elke besluitvorming over de besteding van de middelen; |
18. | acht het in samenhang hiermee nodig, als het Europees Ontwikkelingsfonds daadwerkelijk in de EU-begroting wordt opgenomen, nauw bij de EU-begrotingsprocedure te worden betrokken, om de EU-begrotingsautoriteit waardevolle input te kunnen bieden op het gebied van de begrotingsaspecten met betrekking tot de ACS-landen; |
19. | pleit ervoor dat tegelijk met de discussies over de opname in de EU-begroting van het EOF een tiende EOF wordt voorbereid en ter beschikking gesteld aan de ACS-landen opdat zij de doelstellingen van de partnerschapsovereenkomst kunnen blijven nastreven, op basis van dezelfde verdeelsleutel als voor de algemene begroting; is verheugd over de voortzetting van de discussies over de financiering, in het kader van de algemene begroting van de Europese Unie of van een eventueel tiende EOF, en neemt nota van het recente voorstel van de Commissie om aan de ACS-groep een financieel meerjarenkader voor samenwerking voor de periode 2008-2013 te overleggen; |
20. | hamert op de noodzaak om de specifieke regionale en nationale bestedingen op peil te houden en dat de overdracht van EOF-gelden naar andere algemene doelstellingen alleen in overleg met de ACS-partners mag plaatsvinden; |
21. | verzoekt zijn co-voorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de ACS-EU-Raad, de Europese Commissie en de Raad van de EU. |
RESOLUTIE(1)
over de situatie in Sudan
De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU,
— | van 18 tot 21 april 2005 te Bamako (Mali) bijeen, |
— | gezien de tussen de regering van Sudan en de Sudanese Volksbevrijdingsbeweging/-leger (SPLM /A) op 9 januari 2005 te Nairobi (Kenia) ondertekende brede vredesovereenkomst, |
— | onder verwijzing naar de desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en het verslag van de internationale onderzoekscommissie betreffende Darfur aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Resolutie van de Veiligheidsraad 1564 (2004), |
— | gezien het op 8 april 2004 te N'Djamena (Tsjaad) tussen de Sudanese regering, de Sudanese Bevrijdingsbeweging/-leger (SLM/A) en de Beweging voor Gerechtigheid en Gelijkheid (JEM) ondertekende akkoord over een staakt-het-vuren en de rapporten van de staakt-het-vuren-commissie, |
— | gezien haar eerdere resoluties over Sudan en het Internationaal Strafhof, |
— | gelet op artikel 17, lid 2, van haar Reglement, |
A. | overwegende dat het Bureau op grond van artikel 20 van het Reglement heeft besloten „een delegatie uit te zenden naar Sudan, indien mogelijk naar Darfur, het zuiden en het oosten, ter voorbereiding op het dringende debat en de resolutie voor de negende bijeenkomst”, |
B. | overwegende dat van 23 tot 27 maart 2005 een delegatie naar Sudan werd uitgezonden, die Khartoum, de deelstaat Noord-Darfur, de deelstaat Zuid-Darfur en Juba (deelstaat Bahr El Gabel) aandeed, |
C. | overwegende dat de brede vredesovereenkomst voorziet in afzonderlijke strijdmachten, met terugtrekking van 91 000 man regeringstroepen uit het zuiden binnen tweeënhalf jaar en terugtrekking van de SPLA uit het noorden binnen 8 maanden, gelijke verdeling van olie-inkomsten en verkiezingen na 3 jaar, |
D. | overwegende dat het conflict in Darfur nog niet geheel afgelopen is en heeft geleid tot vele duizenden doden, circa 1,65 miljoen intern ontheemden en 200 000 vluchtelingen in Tsjaad, en dat het totaal aantal door het conflict getroffen mensen tegen de 2,5 miljoen loopt(2), |
E. | overwegende dat de internationale onderzoekscommissie betreffende Darfur heeft vastgesteld dat de Sudanese regeringstroepen en -milities zich hebben schuldig gemaakt aan „willekeurige aanvallen, waaronder het doden van burgers, foltering, gedwongen verdwijningen, vernieling van dorpen, verkrachting en andere vormen van seksueel geweld, plundering en gedwongen ontheemding, in geheel Darfur” en dat „deze daden plaatsvonden op grootscheepse en stelselmatige schaal, en derhalve mogelijk misdaden tegen de menselijkheid vormen”, |
F. | overwegende dat de internationale onderzoekscommissie betreffende Darfur een beoordeling heeft gemaakt van personen die verdacht worden van „ernstige schendingen van de internationale mensenrechten en het internationale humanitaire recht, waaronder misdaden tegen menselijkheid of oorlogsmisdaden, in Darfur” en heeft geconcludeerd dat „diegenen die zijn aangemerkt als mogelijke verantwoordelijken voor [deze] schendingen, individuele daders zijn, onder wie ambtenaren van de Sudanese regering, leden van milities, leden van rebellengroeperingen en bepaalde buitenlandse legerofficieren die in hun persoonlijke hoedanigheid handelden”, |
G. | overwegende dat er sinds haar laatste op 25 november 2004 te Den Haag aangenomen resolutie in bepaalde dorpen in Darfur nog altijd aanvallen op burgers, moorden, grootscheepse verkrachtingen en plunderingen plaatsvinden, zoals gemeld door de staakt-het-vurencommissie van de Afrikaanse Unie (AUCFC), en de gemelde toename van het banditisme maakt de situatie nog ingewikkelder, |
H. | overwegende dat de internationale onderzoekscommissie betreffende Darfur heeft geconcludeerd dat „de Sudanese rechterlijke macht in staat noch bereid is de situatie in Darfur aan te pakken. De rechterlijke macht is tijdens het afgelopen decennium aanzienlijk verzwakt geraakt. Strenge wetten, die verreikende bevoegdheden toekennen aan de uitvoerende macht, hebben de doelmatigheid van de rechterlijke macht ondermijnd, en vele wetten die thans in Sudan van kracht zijn, zijn in strijd met fundamentele normen van de mensenrechten”. |
1. | verwelkomt van harte de ondertekening op 9 januari 2005 te Nairobi van de historische brede vredesovereenkomst tussen de Sudanese regering en de SPLM, die het eind markeerde van een 21 jaar durende burgeroorlog en een belangrijke stap was in de richting van vrede in Zuid-Sudan, en die ook kan bijdragen aan de totstandbrenging van vrede in Darfur; |
2. | roept alle betrokkenen dringend op zonder verder uitstel uitvoering te geven aan de brede vredesovereenkomst en de bijbehorende protocollen, onder meer over regelingen voor het delen van macht en inkomsten; |
3. | neemt met tevredenheid nota van de nieuwe geest van vrede en enthousiasme waartoe de brede vredesovereenkomst heeft geleid, zoals blijkt uit de terugkeer van circa 100 000 personen en hun vee naar het zuiden, en benadrukt het belang om aan de bevolking snel een 'vredesdividend' uit te keren; |
4. | verwelkomt het besluit van de Veiligheidsraad van de VN om UNMIS in het leven te roepen, dat bestaat uit 10 000 personen met verantwoordelijkheid voor het ontwapenen van de strijders, verzoening, handhaving van de rechtsstaat en de mensenrechten, mijnruiming en toezicht op verkiezingen, naast betrokkenheid bij het proces van rehabilitatie en ontwikkeling in het land, en spreekt zijn waardering uit voor de landen die in UNMIS participeren; |
5. | onderstreept de ernst van het probleem van de landmijnen in Zuid-Sudan en vraagt de internationale gemeenschap, de Sudanese regering, SPLM, de VN en andere actoren snel mijnen te ruimen om de wegen weer begaanbaar te maken en de interne ontheemden en vluchtelingen in staat te stellen naar hun huizen terug te keren; |
6. | is van mening dat het eind van de oorlog de deur openzet voor de economische ontwikkeling van Zuid-Sudan; |
7. | onderkent de belangrijke functie van onderwijs in het ontwikkelingsproces en de noodzaak van herstel van de onderwijsfaciliteiten; |
8. | vraagt de Sudanese regering en de SPLM de olie-inkomsten die zij zullen ontvangen uit de middelendeling op grond van de brede vredesovereenkomst, aan te wenden voor ontwikkelingsdoeleinden, zodat de bevolking van Sudan de voordelen van de vrede zal kunnen zien; vraagt de Sudanese regering en de SPLM de militaire bestedingen terug te brengen en de uitgaven voor gezondheidszorg en onderwijs te verhogen; |
9. | is zeer bezorgd over de activiteiten van de Lord's Resistance Army (LRA) in Zuid-Sudan en Uganda; |
10. | verwelkomt de goede samenwerking tussen de regeringen van Sudan en Uganda bij het vervolgen van de LRA en pleit dringend voor een verlenging van de bestaande grensoverschrijdende regelingen; |
11. | neemt nota van de verklaring van het Sudanese leger dat het geen kindsoldaten van de LRA zal vervolgen en benadrukt dat de kindsoldaten die voor de LRA vechten, slachtoffers zijn van gedwongen recrutering en moeten worden behandeld in overeenstemming met de relevante internationale verdragen; |
12. | verzoekt alle oliemaatschappijen zich volledig te houden aan het „Extractive Industries Transparency”-initiatief en de internationale vrijwillige veiligheidsbeginselen; verzoekt de Commissie hierop toe te zien in het kader van haar beleid met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen; |
13. | betreurt het dat het bestuur van Sudan decennia lang heeft geresulteerd in de economische en politieke marginalisering van bepaalde gemeenschappen en regio's, en dat deze situatie het conflict in Darfur heeft verergerd; |
14. | merkt op dat er bij de meeste betrokkenen een grotere bereidheid bestaat om een politieke in plaats van een militaire oplossing voor Darfur na te streven, en pleit daarom voor meer positieve actie door de betrokkenen ter plaatse als de enige weg naar een oplossing van het conflict; |
15. | roept voorts de Sudanese regering, de SLM/A en de JEM op zich actiever in te zetten voor het vredesproces van Abuja (Nigeria) en roept alle betrokken partijen in Darfur op zich strikt aan de brede vredesovereenkomst te houden; |
16. | roept de regerings- en rebellentroepen op zich te houden aan de eisen van de AU door terug te keren naar hun militaire posities van december 2004, de regeringsmilitie en de „people's defence forces” te ontwapenen, de AUCFC op de hoogte te brengen van de posities van rebellen en een eind te maken aan de aanvallen op humanitaire hulpverleners, zodat deze in het gehele gebied hun werk ongehinderd kunnen doen; |
17. | steunt het voorstel voor een versterking van de aanwezigheid van de AU in Darfur met circa 6 000 militairen; |
18. | verwelkomt het feit dat de Sudanese regering haar militaire vliegtuigen in Darfur aan de grond heeft gezet en verzoekt haar, in overeenstemming met de brede vredesovereenkomst, hetzelfde te doen met de bewapende helikopters; |
19. | roept de Sudanese regering op te zorgen dat vrouwen die het slachtoffer van verkrachting zijn, kunnen worden behandeld vóór of onmiddelijk na het doen van aangifte van het incident, en zich krachtig in te spannen om de politie beter op te leiden op het gebied van seksueel en gendergebaseerd geweld, en verwelkomt in dit verband de wijzigingen in de procedures voor aangifte van verkrachting (invullen van formulier 8 en erkenning op gelijke voet van medische NGO's als behandelposten), zoals door de minister van justitie aan de delegatie is meegedeeld; |
20. | verwelkomt het besluit van de Veiligheidsraad van de VN van 31 maart 2005 om de situatie in Darfur voor te leggen aan het Internationaal Strafhof, op grond van artikel 13, lid b van het Statuut van het Internationaal Strafhof, en verzoekt de Sudanese regering ten volle samen te werken met de aanklager; |
21. | roept alle bij de conflicten in Sudan betrokken partijen op zich te onthouden van de werving en inzet van kindsoldaten jonger dan 18 jaar, en roept de Sudanese autoriteiten op ontheemde kinderen te beschermen, met name minderjarigen zonder begeleiding, zoals vastgelegd in de desbetreffende verdragen; |
22. | roept de Sudanese regering en de regeringen van Tsjaad, Libië en de Centraal-Afrikaanse Republiek op strengere beperkingen te stellen aan de handel in handvuurwapens in de regio; |
23. | spreekt haar waardering uit voor de inzet van de humanitaire hulpverleners, onder wie VN-organen, de familie van Rode Kruis en Rode Halvemaan, ECHO, INGO's en NGO's, en verzoekt alle betrokken partijen in Darfur hen niet lastig te vallen of hun werk te belemmeren; humanitaire hulpverleners moeten ongehinderd hun bijstand kunnen verlenen en hun werk kunnen verrichten in overeenstemming met hun mandaat, taak en verantwoordelijkheid; |
24. | veroordeelt krachtig de gemelde aanvallen op INGO's en humanitaire hulpverleners op 22 maart 2005 op de weg tussen Nyala en Kass, waarvan de mensen aan wie deze organisaties hulp boden de uiteindelijke slachtoffers zijn; |
25. | verwelkomt de plannen voor grootschalige inentingscampagnes tegen hepatitis en meningitis, die voor de komende weken in Darfur zijn gepland; |
26. | verzoekt de autoriteiten van de deelstaat Khartoum de sloop van huizen van interne ontheemden te beperken en de plannen voor de terugkeer van interne ontheemden uit Shikan te El Fateh beter af te stemmen, waaronder het geven van bijstand voor gemeenschapsontwikkeling, om de nadelige effecten van ontheemding uit illegaal bewoonde wijken te minimaliseren; |
27. | roept de internationale gemeenschap op haar humanitaire en ontwikkelingshulp aan de Sudanese vluchtelingenbevolking en hun Tsjadische onderdakgevers voort te zetten en de burgergemeenschap in Sudan en Tsjaad verder te ondersteunen als partners in vrede; |
28. | verzoekt haar co-voorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de ACS-EU-Raad, de Europese Commissie, de Raad van de EU, de regering van Sudan, de Afrikaanse Unie, IGAD, de regeringen van de Verenigde Staten van Amerika, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Tsjaad, China, Egypte, Eritrea, Libië, Noorwegen, Rusland en Uganda en aan de secretaris-generaal van de VN. |
RESOLUTIE(1)
over de situatie in het gebied van de Grote Meren in Afrika
De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU,
— | van 18 tot 21 april 2005 te Bamako (Mali) bijeen, |
— | gelet op artikel 17, lid 2 van haar Reglement, |
A. | overwegende dat vrede, stabiliteit en ontwikkeling in het gebied van de Grote Meren nog steeds worden belemmerd door een groot aantal uitdagingen, |
B. | overwegende dat de nog steeds voortdurende ongeoorloofde uitbuiting van natuurlijke hulpbronnen in de Democratische Republiek Congo (DRC) het conflict blijft voeden en een bron van onveiligheid in de gehele regio is, |
C. | overwegende dat de landen van deze regio verbonden zijn door een geschiedenis van onderling gerelateerde conflicten en door frequente grensoverschrijdende vluchtelingenstromen en een vergelijkbare behoefte hebben aan rechtshandhaving en bescherming van de mensenrechten na afloop van conflicten, |
D. | bezorgd over de toenemende menselijke armoede in het gebied van de Grote Meren, en de kritieke humanitaire situatie, gekenschetst door een groot aantal ontheemden en vluchtelingen, |
E. | overwegende dat de gevolgen van conflicten moeten worden aangepakt, met name door middel van demilitarisatie, demobilisatie en herintegratie van ex-strijders, repatriëring van vluchtelingen, hervestiging van intern ontheemden en levensvatbare economische ontwikkelingsprogramma's, |
F. | erdoor geschokt dat seksueel geweld en verkrachting als oorlogswapens worden gebruikt, |
G. | overwegende dat Rwanda initiatieven neemt om honderdduizenden personen te berechten die verdacht worden van genocide, en dat Burundi en de DRC hun nationale rechterlijke machten heropbouwen en waarheids- en verzoeningscommissies actief in werking stellen, |
H. | overwegende dat het Internationaal Strafhof in Den Haag in maart 2005 haar eerste hoorzitting heeft gehouden in het kader van het onderzoek naar vermeende oorlogsmisdaden in de DRC, |
I. | overwegende dat er strategieën zijn uiteengezet voor de uitvoering van een regionaal pact voor veiligheid, stabiliteit en ontwikkeling, dat in november 2004 in Dar es Salaam is ondertekend, |
J. | overwegende dat het gebied van de Grote Meren met zijn ontstellende humanitaire en sociaal-economische problemen het verdient dat er naar een compleet pakket ontwikkelingsmaatregelen wordt gestreefd, |
K. | overwegende dat de DRC zich in een uiterst delicate overgangsfase bevindt, en met de moeilijke taak is belast van levensvatbare instellingen op te zette na het houden van democratische verkiezingen, |
L. | overwegende dat de vertragingen bij de verkiezingen van 2005 in de DRC reden tot grote ongerustheid zijn voor iedereen die naar stabiliteit verlangt, zoals aangegeven door de secretaris-generaal van de VN Kofi Annan, |
M. | overwegende dat in het district Ituri en de provincies Noord- en Zuid-Kivu nog steeds geen vrede heerst; voorts overwegende dat de troepen van de Verenigde Naties hun activiteiten in Ituri hebben geïntensiveerd, |
N. | overwegende dat de kwestie van de Interahamwe en de ex-FAR een reëel probleem vormt in de relatie tussen Rwanda en de DRC en goede betrekkingen tussen de twee landen bemoeilijkt, |
O. | opmerkend dat de FDLR heeft toegezegd zich te zullen ontwapenen en aan het vredesproces in Rwanda mede te werken en roept deze dringend op zich krachtig in te spannen om deze toezegging waar te maken, |
P. | overwegende dat het crucialer dan ooit is dat de gewapende groeperingen op het grondgebied van de DRC worden ontwapend, zoals bepaald in de overeenkomst van Lusaka van 1999 en de overeenkomst van Pretoria van 2002, |
Q. | overwegende dat de wederopbouwmaatregelen van de Congolese regering zonder een waarachtige vrede in de regio niet tot de verwachte resultaten kunnen leiden, |
R. | overwegende dat Burundi het op twee na armste land is in de ranglijst van ontwikkelingslanden en dat het etnische evenwicht in het land een mogelijke destabiliserende factor blijft bij de pogingen van het land om zijn politieke verandering te voltooien, |
S. | overwegende dat meer dan 90 % van de bevolking voor een nieuwe grondwet heeft gestemd, |
T. | overwegende dat de grondwet bepaalt dat de het percentage Burundische vrouwen in de openbare organen rond de 30 % moet zijn, wat een tot nog toe ongekende maatregel in de geschiedenis van het land is, |
U. | overwegende dat de invoering van de nieuwe grondwet een eerste fase is, die gevolgd wordt door een reeks verkiezingen, bedoeld om de machtsverdeling op alle niveaus door te voeren, |
V. | bezorgd over het voortduren van de door de Lord's Resistance Army in Noord- Uganda gepleegde gruweldaden; |
W. | overwegende dat de 'Vredes- en Veiligheidsraad' van de Afrikaanse Unie wenst dat 'de Afrikaanse Unie krachtige maatregelen' neemt in de vorm van een actievere deelname aan acties ten behoeve van de overgave van wapens door illegale Rwandese gewapende groeperingen, en voorts overwegende dat de Europese Unie uitdrukking heeft gegeven aan haar bereidheid om bijstand te verlenen aan de deze door de Afrikaanse Unie uitgevoerde operatie; |
X. | overwegende dat het Internationaal Strafhof in Den Haag vermoedelijk binnenkort de eerste arrestatiebevelen zal uitvaardigen tegen hooggeplaatste commandanten van de Lord's Resistance Army (LRA) in Uganda, |
1. | roept de staatshoofden en regeringsleiders van het gebied van de Grote Meren op een effectieve uitvoering van de bestaande regionale instrumenten voor vrede en ontwikkeling te bevorderen, teneinde de fundamenten van vrede en veiligheid in de regio te waarborgen en te consolideren; |
2. | benadrukt dat de middelenstroom na de tsunami in Azië en de totstandkoming van het vredesakkoord dat een einde maakte aan de twintigjarige burgeroorlog in Sudan de aandacht niet mag afleiden van deze door conflicten verscheurde regio; |
3. | pleit ervoor een eind te maken aan de straffeloosheid van mensenrechtenschenders, welke de regio heeft gekenmerkt, en benadrukt dat de Commissie de donorlanden en VN-organen moet aansporen mechanismen te ondersteunen waarmee zij ter verantwoording kunnen worden geroepen, waaronder de hervorming van de nationale rechterlijke machten; |
4. | roept de landen van het gebied van de Grote Meren op om de volstrekte afwijzing van straffeloosheid tot hoeksteen te maken van initiatieven ter versterking van de rechtsstaat, omdat dit de enige waarborg voor een duurzame vrede is en van het recht van slachtoffers op effectieve remedie ten overstaan van een onpartijdige rechter; |
5. | pleit ervoor dat het Internationaal Strafhof zijn onderzoeken uitbreidt tot de gehele regio en snel processen aanvangt tegen de verdachten van de ernstigste misdrijven, ongeacht de eventuele verantwoordelijke functies die zij thans bekleden; |
6. | roept de regeringen van de regio en de Europese landen op volledig met het Internationaal Strafhof samen te werken; |
7. | roept de landen van de regio die dit nog niet hebben gedaan op het Statuut van het Internationaal Strafhof te ratificeren, binnenlandse wetgeving in te voeren voor de omzetting van de bepalingen van het Statuut, en het Aanvullend Protocol bij het Afrikaans Handvest, houdende te oprichting van een Afrikaans Hof voor de rechten van de mens en het volk, te ratificeren door middel van een verklaring op grond van het zesde lid van artikel 34 daarvan, zodat ook individuen bij het Hof hun recht kunnen halen; |
8. | veroordeelt met kracht de vele gevallen van seksueel geweld, met name de verkrachting van vrouwen en meisjes, die in het gebied van de Grote Meren gepleegd zijn; |
9. | is verheugd over het feit dat bepaalde landen in het gebied van de Grote Meren hebben vastgehouden aan het Afrikaans Peer Reviewmechanisme van NEPAD ter bevordering van behoorlijk bestuur en economische groei, en roept die landen die dit nog niet hebben gedaan op dit instrument na te leven; |
10. | roept alle betrokken partijen en de internationale gemeenschap op alle mensenrechtenschendingen te bestrijden en alles in het werk te stellen om de daders van deze misdrijven te berechten in de daarvoor in aanmerking komende internationale tribunalen; |
11. | pleit voor respect voor de territoriale integriteit van de landen in het gebied van de Grote Meren, en met name de DRC, en vraagt alle partijen bij het conflict de vredesakkoorden van 2003 en de relevante resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in acht te nemen en na te leven; |
12. | roept Rwanda dringend op tot voortzetting van zijn maatregelen voor de integratie van voormalige rebellen in de burgermaatschappij en het leger; |
13. | geeft uitdrukking aan haar bezorgdheid over het voortduren van ernstige ongeregeldheden in het district Ituri en de provincies Noord- en Zuid-Kivu, en wenst de onmiddellijke terugtrekking van alle buitenlandse gewapende groepen; |
14. | pleit voor naleving van het wapenembargo en een effectieve tenuitvoerlegging van de aangenomen mechanismen; |
15. | verzoekt de Veiligheidsraad van de VN sancties (bewegingsbeperkingen, bevriezing van bezittingen) op te leggen aan personen (eigen burgers en buitenlanders) die schuldig bevonden zijn aan plundering in ACS-landen tijdens en na een conflict; |
16. | is van mening dat de tenuitvoerlegging van de verklaring van Dar es Salam een stevige basis vormt voor de totstandbrenging van vrede tussen de landen van het gebied van de Grote Meren onder inachtneming van de territoriale integriteit van alle betrokken landen; |
17. | verzoekt de Europese Commissie en de Raad de tenuitvoerlegging van de verklaring van Dar es Salam via financiering en alle andere middelen te steunen; |
18. | benadrukt het cruciale belang van de VN-missie in de DRC (MONUC) en roept de internationale gemeenschap en de EU en haar lidstaten op troepen uit te zenden die de ruggengraat kunnen vormen van een sterkere MONUC -vredesmacht; |
19. | roept de Europese Unie op aan de Afrikaanse Unie de noodzakelijke financiering en logistieke steun te verschaffen om in samenwerking met de MONUC en het verenigde Congolese leger en onder VN-mandaat (hoofdstuk VII van het Handvest), de inlevering van wapens door de aan het voormalige Rwandese bevel loyale gewapende groeperingen op het grondgebied van de DRC veilig te stellen; |
20. | roept de Economische Gemeenschap van Centraal-Afrikaanse Staten (ECCAS) op actieve steun te verlenen aan de consolidatie van het vredesproces in het gebied van de Grote Meren en aan maatregelen voor het realiseren van stabiliteit en veiligheid in de Democratische Republiek Congo; |
21. | wijst met bezorgdheid op het gebrek aan beloning en opleiding van nationale soldaten en politieagenten, wat op zich een substantieel veiligheidsrisico vormt; roept de EU en de internationale gemeenschap op te helpen bij de financiering, opleiding en toerusting van het nationale leger van de DRC, zodat dit een rol kan spelen bij het ontwapenen van buitenlandse gewapende groeperingen en bij het waarborgen van veilige verkiezingen; |
22. | verzoekt de Raad met klem zich dringend te buigen over de mogelijkheid van een nieuwe missie van de Europese Unie naar de DRC, langs dezelfde lijnen als de operatie-ARTEMIS, om de veiligheid in het oosten van het land te verbeteren, met name langs de grens tussen Rwanda en de DRC; |
23. | pleit voor het houden van verkiezingen binnen de grondwettelijk vereiste termijn, zodat de bevolking van de DRC vrij en democratisch haar leiders kan kiezen en roept de internationale gemeenschap met klem op alles in het werk te stellen om het lopende democratische proces te steunen; |
24. | veroordeelt de ernstige schendingen van het internationale humanitaire recht, waaronder daden van seksueel geweld tegen de burgerbevolking, gepleegd door gewapende groeperingen in Burundi; steunt de lopende onderhandelingen tussen de regering van Burundi en de Palipehutu-FNL en verzoekt de laatstgenoemde met klem uitvoering te geven aan haar verklaring en de vijandigheden te staken ten behoeve van een definitieve vrede in Burundi; |
25. | geeft uitdrukking aan haar steun voor de aanbeveling van de speciale missie van de VN voor Burundi om een waarheids- en verzoeningscommissie en een speciale strafkamer op te richten binnen de Burundische rechterlijke macht, om de daders van genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden te berechten; |
26. | vestigt de aandacht op het geslaagde referendum voor de invoering van een nieuwe grondwet, dat in Burundi in februari 2005 werd gehouden, evenals de hoge opkomst; |
27. | roept alle partijen in Burundi op met voortvarendheid uitvoering te geven aan de vredesakkoorden en te zich onthouden van handelingen die het vredesproces en de organisatie van de verkiezingen in gevaar zouden kunnen brengen; |
28. | benadrukt dat de nieuwe Burundische grondwet een cruciale stap is richting vrede en stabiliteit in het land en het totale merengebied; |
29. | geeft uitdrukking aan haar bezorgdheid over het verergerende voedseltekort in Burundi en de ernstige verzwakking van de economie van het land; |
30. | roept de internationale gemeenschap, en met name de Europese Unie, op in de bres te springen voor gebieden die bedreigd worden door hongersnood, met name in Burundi, het oosten van de DRC en het noorden van Uganda; |
31. | roept de internationale gemeenschap op meer aandacht te schenken aan het conflict in het noorden van Uganda; |
32. | verzoekt alle partijen, met name de internationale gemeenschap, onmiddellijk maatregelen te nemen om een eind te maken aan de proliferatie van wapens naar de conflictzones in het gebied van de Grote Meren; |
33. | verzoekt haar co-voorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de Raad van Ministers ACS-EU, de Europese Commissie en de Raad van de EU, alsmede aan de secretarissen-generaal van de VN en de AU. |
21 april 2005
De verklaring van Bamako over de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling(1)
Wij, de leden van de Paritaire Parlementaire Vergadering van de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan en de Europese Unie, van 18 tot 21 april 2005, te Bamako, Mali bijeen, geven blijk van onze niet aflatende steun voor een hernieuwde wereldwijde inspanning om de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verzekeren.
Aan het begin van het nieuwe millennium kwamen onze leiders bijeen in een bijzondere zitting van de Algemene vergadering van de Verenigde Naties, waar zij overeenstemming bereikten over een programma met als doel het percentage van de mensheid dat in extreme armoede leeft, tegen 2015 met de helft te verminderen.
De leiders van de wereld hebben besloten zich in te zetten voor de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen, ermee rekening houdend dat het overwinnen van de armoede een wereldwijde uitdaging vormt. De verwezenlijking hiervan is van levensbelang voor de gehele mensheid. Er is een aantal acties geïdentificeerd, toezeggingen gedaan en indicatoren vastgesteld om de vordering bij de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen te kunnen meten.
Nu de Algemene Vergadering van de VN zich opmaakt voor haar vijfjaarlijkse beoordeling van de millenniumdoelstellingen, zijn wij zeer verontrust over de toenemende aanwijzingen dat wij thans als wereldwijde gemeenschap niet op koers liggen voor de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen. Geloofwaardig onderzoek heeft erop gewezen
— | dat het aantal arme mensen in Afrika niet daalt, maar integendeel naar verwachting zal groeien van 319 miljoen in 1999 tot 404 miljoen in 2015 |
— | dat de vooruitgang bij het wegnemen van genderongelijkheden onvoldoende is geweest |
— | dat mensen in kleine insulaire staten in het Caribisch gebied, de Stille Oceaan en langs de Afrikaanse kust steeds grotere problemen ondervinden door de frequenter optredende en heviger stormen en overstromingen, die te wijten zijn aan de mondiale klimaatverandering |
— | dat het in het huidige tempo meer dan 100 jaar zal kosten om de aanvankelijk voor 2015 geformuleerde ontwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken. |
De Paritaire Parlementaire Vergadering(2) vertegenwoordigt een aanzienlijk deel van de gekozen vertegenwoordigers van de wereld. Wij roepen onze leiders op zich op het hoogste niveau te verbinden aan een hernieuwde inspanning om de millenniumdoelstellingen tegen 2015 te verwezenlijken. In het bijzonder steunen wij de geuite verlangens naar een „grote sprong”, waarbij nieuwe initiatieven worden opgzet om het proces in een sneller tempo voort te stuwen. Hiertoe moet in ieder geval het volgende behoren:
— | Nieuwe en omvattender maatregelen voor kwijtschelding en vermindering van schulden, in een context waarin de totale schuld in buitenlandse valuta van het gebied ten zuiden van de Sahara, uitgezonderd Zuid-Afrika, op het onhoudbare peil van 186,7 miljard dollar ligt, vergeleken met een bruto regionaal product van 217 miljard dollar, terwijl de betaalde aflossing en rente op de schulden nog altijd meer bedraagt dan de hulpstromen |
— | Maatregelen ter waarborging van eerlijke handelsregels voor ontwikkelingslanden, zodat deze meer producten kunnen uitvoeren waarvoor ze een concurrentievoordeel bezitten of kunnen verwerven, door tarifaire en niet-tarifaire belemmeringen weg te nemen, evenals exportsubsidies voor landbouwproducten, die de uitbreiding van de export vanuit ontwikkelingslanden in de weg staan, zonder in ruil daarvoor onbillijke verplichtingen aan de ontwikkelingslanden op te leggen |
— | Een effectiever partnerschap om werk te maken van de capaciteitsopbouw en de beperkingen van de productieve economie die volgens velen de wezenlijke belemmeringen zijn voor een effectieve integratie van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie |
— | Veel intensievere maatregelen om primair onderwijs voor allen te verwezenlijken, met speciale aandacht voor onderwijs aan meisjes en voor gendergelijkheid, en om alle terreinen van de gezondheidszorg te verbeteren, waaronder reproductieve gezondheidszorg, en een verhoging van de financieringsniveaus voor een breed aantal diensten ten behoeve van de seksuele en reproductieve gezondheid, |
— | Het mainstreamen van milieuaspecten in alle beleidsterreinen om een duurzame ontwikkeling te verwezenlijken, |
— | Onderkennen dat voor dit alles een toename van de hulpstromen naar de ontwikkelingslanden is vereist van ten minste 50 tot 70 miljard dollar. |
Wij roepen de EU-lidstaten op te waarborgen dat de door de Europese Raad in Barcelona in maart 2002 gedane toezeggingen met voortvarendheid worden uitgevoerd, met inbegrip van
— | het vaststellen van tijdschema's voor alle 15 lidstaten die zich in 2002 hebben verbonden aan de toezeggingen van Barcelona voor verwezenlijking van de VN-doelstelling van 0,7 % van het BNI ruim vóór 2015, met geloofwaardige jaarlijkse toenames die leiden tot een EU-gemiddelde van 0,51 % tegen 2009 |
— | het verkennen van innovatieve bronnen van aanvullende financiering |
— | het streven naar maatregelen om de schuldenlast van de arme landen weg te nemen om zo de overheidsuitgaven ten behoeve de millenniumdoelstellingen te stimuleren |
— | meer handelsgerelateerde hulp |
— | verwezenlijkingstermijnen voor een volledige markttoegang tegen 2010 voor goederen en diensten uit landen met lage inkomens |
— | een termijn voor de totale afschaffing van exportsubsidies voor landbouwproducten, die de markten voor boeren in ontwikkelingslanden verstoren |
— | een effectieve samenhang in het beleid, om de positieve effecten van maatregelen uit andere beleidsterreinen op het ontwikkelingsbeleid te maximaliseren en te voorkomen dat ander beleid negatief uitwerkt op het ontwikkelingsbeleid. |
Wij vragen de EU-landen, de overige geïndustrialiseerde landen en de overgangslanden open te staan voor eventueel te formuleren nieuwe voorstellen en toezeggingen in het kader van het herzieningsproces van de millenniumdoelstellingen.
Wij vragen de ACS-landen volledige uitvoering te geven aan de als onderdeel van het proces van de millenniumdoelstellingen gedane toezeggingen, waaronder
— | de bestrijding van corruptie |
— | een beter beheer van de overheidsuitgaven |
— | de bevordering van wetgevende maatregelen om te waarborgen dat arme mensen, vrouwen en andere achtergestelde groepen volledig aan het economisch leven kunnen deelnemen |
— | intensivering van sectoraal beleid in de sociale sector, waaronder de gezondheidszorg |
— | ondersteuning voor een fast track initiative met betrekking tot het fundamenteel onderwijs. |