Home

Zaak C-416/05: Beroep, op 24 november 2005 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Groothertogdom Luxemburg

Zaak C-416/05: Beroep, op 24 november 2005 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Groothertogdom Luxemburg

14.1.2006

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 10/17


Beroep, op 24 november 2005 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Groothertogdom Luxemburg

(Zaak C-416/05)

(2006/C 10/33)

Procestaal: Frans

Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 24 november 2005 beroep ingesteld tegen het Groothertogdom Luxemburg door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door C.F. Durand en F. Simonetti als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

De Commissie van de Europese Gemeenschappen concludeert dat het het Hof behage:

1.

vast te stellen dat het Groothertogdom Luxemburg, door niet de maatregelen te nemen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 2 oktober 2003 in zaak C-89/03, betreffende niet-omzetting van richtlijn 93/15/EEG(1) in Luxemburgs recht, de krachtens artikel 228, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen;

2.

het Groothertogdom Luxemburg te gelasten om de Commissie van de Europese Gemeenschappen op de rekening „eigen middelen van de Europese Gemeenschap” een dwangsom van 9 000 EUR te betalen per dag die het in gebreke blijft met de uitvoering van het arrest in zaak C-89/03, vanaf de dag waarop het arrest in de onderhavige zaak zal zijn gewezen tot de dag waarop het arrest in zaak C-89/03 zal zijn uitgevoerd;

3.

het Groothertogdom Luxemburg te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

In zijn arrest van 2 oktober 2003 in de zaak C-89/03, Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Groothertogdom Luxemburg, heeft het Hof verklaard dat: „[d]oor niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te hebben doen treden die noodzakelijk zijn om te voldoen aan richtlijn 93/15/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende de harmonisatie van de bepalingen inzake het in de handel brengen van en de controle op explosieven voor civiel gebruik, […] het Groothertogdom Luxemburg de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet [is] nagekomen.”

De Commissie heeft bij brief van 7 november 2003 de Luxemburgse autoriteiten gewezen op het arrest van 2 oktober 2003 en verzocht haar in kennis te stellen van de maatregelen ter uitvoering van dit arrest.

De Luxemburgse autoriteiten hebben geantwoord dat een groothertogelijke ontwerpverordening uiterlijk in de maand november 2004 zou zijn voltooid.

Op 14 december 2004 heeft de Commissie een met redenen omkleed advies uitgebracht met het verzoek aan het Groothertogdom Luxemburg de nodige maatregelen te nemen om binnen een termijn van twee maanden aan het advies gevolg te geven.

De Luxemburgse autoriteiten hebben in een brief van 19 september 2005 meegedeeld dat in een advies van 12 oktober 2004 de Conseil d'État heeft geoordeeld dat het toepassingsgebied van de ontwerpverordening volgens de Constitution alleen bij wet kon worden geregeld.

Volgens de aan de Commissie ter beschikking staande gegevens heeft het Groothertogdom Luxemburg de betrokken richtlijn nog steeds niet omgezet.

Overeenkomstig artikel 228, lid 2, tweede alinea, tweede zin, EG, vermeldt de Commissie in het verzoekschrift het bedrag van de door de betrokken lidstaat te betalen forfaitaire som of dwangsom die zij in de gegeven omstandigheden passend acht.

In het onderhavige geval is de Commissie van mening dat een dwangsom van 9 000 EUR per dag gelet op de ernst en de duur van de inbreuk passend is en rekening houdt met de noodzaak om van deze dwangsom een afschrikkende werking te doen uitgaan.