Zaak T-6/06: Beroep ingesteld op 13 januari 2006 — Mopro-Nord GmbH tegen Commissie
Zaak T-6/06: Beroep ingesteld op 13 januari 2006 — Mopro-Nord GmbH tegen Commissie
25.3.2006 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 74/29 |
Beroep ingesteld op 13 januari 2006 — Mopro-Nord GmbH tegen Commissie
(Zaak T-6/06)
(2006/C 74/54)
Procestaal: Duits
Partijen
Verzoekster: Mopro-Nord GmbH (Altenreptow, Duitsland) (vertegenwoordigers: L. Harings en C. H. Schmidt, advocaten)
Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen
Conclusies van verzoekster
— | de punten 25 tot en met 27 van verweersters besluit van 6 september 2005 betreffende steunmaatregel nr N 363/2004 (PB C 262, blz. 5) nietig te verklaren voorzover deze berusten op toezeggingen van de Duitse autoriteiten, dat uitgaven die vóór de goedkeuring door de Commissie van deze eenmalig aan te melden steun worden gemaakt, wat de investeringspremie (investeringssubsidie) betreft, niet voor subsidie in aanmerking komen; |
— | subsidiair verweersters besluit van 6 september 2005 betreffende steunmaatregel nr. N 363/2004 (PB C 262, blz. 5) volledig nietig te verklaren; |
— | verweerster te verwijzen in de kosten van de procedure. |
Middelen en voornaamste argumenten
Verzoekster komt op tegen besluit C(2005) 3310 def. van de Commissie van 6 september 2005 betreffende staatssteun nr N 363/2004 voor de bouw van een weiraffinagefabriek. De steunbegunstigde is Mopro-Nord Gmbh in Mecklenburg-Vorpommern. In het bestreden besluit heeft de Commissie de Bondsrepubliek Duitsland meegedeeld dat de door haar aangemelde steun EG-conform is. Verzoekster komt op tegen dit besluit in het bijzonder voorzover het berust op toezeggingen van de Duitse autoriteiten dat uitgaven die vóór de goedkeuring door de Commissie van deze eenmalig aan te melden steun worden gemaakt, wat de investeringspremie betreft, niet voor subsidie in aanmerking komen.
Ter ondersteuning van haar verzoek stelt verzoekster dat verweerster de feiten onjuist heeft beoordeeld. Bovendien stelt zij schending van de motiveringsplicht krachtens artikel 253 EG alsook schending van het rechtszekerheids- en het zekerheidsbeginsel. Voorts schendt de Commissie met het bestreden besluit artikel 4, lid 3, van verordening (EG) nr. 659/1999(1) alsook het beginsel van behoorlijk bestuur. Bovendien schendt het bestreden besluit artikel 87, lid 3, sub c, EG juncto de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector(2). Ten slotte stelt verzoekster dat het besluit van de Commissie het vertrouwensbeginsel en het discriminatieverbod schendt.