Home

Zaak C-99/06: Verzoek van het Oberlandesgericht Stuttgart van 7 februari 2006 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Raiffeisenbank Mutlangen eG en Roland Schabel, in tegenwoordigheid van: 1. Präsident des Landgerichts Unkel, 2. Bezirksrevisor Stiglmair

Zaak C-99/06: Verzoek van het Oberlandesgericht Stuttgart van 7 februari 2006 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Raiffeisenbank Mutlangen eG en Roland Schabel, in tegenwoordigheid van: 1. Präsident des Landgerichts Unkel, 2. Bezirksrevisor Stiglmair

22.4.2006

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 96/6


Verzoek van het Oberlandesgericht Stuttgart van 7 februari 2006 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Raiffeisenbank Mutlangen eG en Roland Schabel, in tegenwoordigheid van: 1. Präsident des Landgerichts Unkel, 2. Bezirksrevisor Stiglmair

(Zaak C-99/06)

(2006/C 96/11)

Procestaal: Duits

Het Oberlandesgericht Stuttgart heeft bij beschikking van 7 februari 2006, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 21 februari 2006, in het geding tussen Raiffeisenbank Mutlangen eG en Roland Schabel, in tegenwoordigheid van: 1. Präsident des Landgerichts Unkel, 2. Bezirksrevisor Stiglmair, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vraag:

Dient richtlijn 69/335/EEG van de Raad van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal, zoals gewijzigd bij richtlijn 85/303/EEG van de Raad van 10 juni 1985(1), aldus te worden uitgelegd dat rechten die een als ambtenaar werkzame notaris int voor het verlijden van een akte tot vaststelling van een onder deze richtlijn, zoals gewijzigd, vallende verrichting, belastingen in de zin van deze richtlijn vormen, wanneer overeenkomstig de toepasselijke nationale regeling eveneens als ambtenaar werkzame notarissen gemachtigd zijn, het ambt van notaris uit te oefenen, en zelf schuldeiser van de betrokken rechten zijn, en bovendien de als ambtenaar werkzame notarissen weliswaar van de rechten voor het opmaken van de akte in vennootschapsrechtelijke aangelegenheden die onder deze richtlijn vallen, slechts een vaste onkostenvergoeding ten belope van 15 % van deze rechten aan de schatkist moeten doorstorten, maar voor andere werkzaamheden bovenop een (vaste) onkostenvergoeding rechten aan de schatkist moeten doorstorten, die de overheid gebruikt ter financiering van haar taken?