Home

Zaak C-94/05: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 16 maart 2006 (verzoek van het Bundesverwaltungsgericht om een prejudiciële beslissing) — Emsland-Stärke GmbH tegen Landwirtschaftskammer Hannover (Gemeenschappelijk landbouwbeleid — Verordening (EG) nr. 97/95 — Aan aardappelmeelbedrijven betaalde premies — Toekenningsvoorwaarden — Sancties — Evenredigheid — Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 — Bescherming van financiële belangen van Europese Gemeenschappen)

Zaak C-94/05: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 16 maart 2006 (verzoek van het Bundesverwaltungsgericht om een prejudiciële beslissing) — Emsland-Stärke GmbH tegen Landwirtschaftskammer Hannover (Gemeenschappelijk landbouwbeleid — Verordening (EG) nr. 97/95 — Aan aardappelmeelbedrijven betaalde premies — Toekenningsvoorwaarden — Sancties — Evenredigheid — Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 — Bescherming van financiële belangen van Europese Gemeenschappen)

3.6.2006

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 131/25


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 16 maart 2006 (verzoek van het Bundesverwaltungsgericht om een prejudiciële beslissing) — Emsland-Stärke GmbH tegen Landwirtschaftskammer Hannover

(Zaak C-94/05)(1)

(Gemeenschappelijk landbouwbeleid - Verordening (EG) nr. 97/95 - Aan aardappelmeelbedrijven betaalde premies - Toekenningsvoorwaarden - Sancties - Evenredigheid - Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 - Bescherming van financiële belangen van Europese Gemeenschappen)

(2006/C 131/44)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesverwaltungsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster: Emsland-Stärke GmbH

Verweersters: Landwirtschaftskammer Hannover

Voorwerp van de zaak

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Bundesverwaltungsgericht — Uitlegging van artikel 13, lid 4, van verordening (EG) nr. 97/95 van de Commissie van 17 januari 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad wat betreft de minimumprijs en het compensatiebedrag die aan de aardappeltelers moeten worden betaald, en van verordening (EG) nr. 1868/94 van de Raad tot vaststelling van een contingenteringsregeling voor de productie van aardappelzetmeel (PB L 16, blz. 3), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1125/96 van de Commissie van 24 juni 1996 (PB L 150, blz. 1) — Voorwaarden voor toekenning van premies — Teeltcontract, niet gesloten tussen aardappelmeelbedrijf en producent, maar tussen aardappelmeelbedrijf en handelaar die de aardappelen direct of indirect betrekt van aardappeltelers

Dictum

1)

De sanctie waarin is voorzien bij artikel 13, lid 4, van verordening (EG) nr. 97/95 van de Commissie van 17 januari 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad wat betreft de minimumprijs en het compensatiebedrag die aan de aardappeltelers moeten worden betaald, en van verordening (EG) nr. 1868/94 van de Raad tot vaststelling van een contingenteringsregeling voor de productie van aardappelzetmeel, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1125/96 van de Commissie van 24 juni 1996, is van toepassing op een aardappelmeelbedrijf dat zijn aardappelen koopt van een handelaar die de aardappelen rechtstreeks of indirect van telers betrekt, zonder dat het aan dit bedrijf toegewezen contingent moet zijn overschreden, en ook wanneer het tussen dit bedrijf en de betrokken handelaar gesloten koop- en leveringscontract door de partijen bij het contract als een „teeltcontract” is aangeduid en als zodanig door de bevoegde nationale instantie overeenkomstig artikel 4, lid 2, van deze verordening is erkend, maar niet als zodanig kan worden aangemerkt in de zin van artikel 1, sub d en e, van deze verordening.

2)

Bij onderzoek van het eerste onderdeel van de tweede vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van artikel 13, lid 4, van verordening nr. 97/95, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1125/96, uit het oogpunt van de rechtszekerheid kunnen aantasten.

3)

Bij onderzoek van het tweede onderdeel van de tweede vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid kunnen aantasten van artikel 13, lid 4, van verordening nr. 97/95, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1125/96, uit het oogpunt van het evenredigheidsbeginsel zoals neergelegd in artikel 2, leden 1 en 3, van verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen.

4)

De omstandigheid dat de bevoegde nationale instantie ermee bekend was dat een aardappelmeelbedrijf aardappelen had gekocht van een handelaar die deze rechtstreeks of indirect van telers betrok, kan geen gevolgen hebben voor de kwalificatie van een onregelmatigheid als „uit nalatigheid begane” onregelmatigheid in de zin van artikel 5, lid 1, van verordening nr. 2988/95, en bijgevolg evenmin voor de toepassing op dit aardappelmeelbedrijf van de sanctie van artikel 13, lid 4, van verordening nr. 97/95, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1125/96.