Zaak C-372/04: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 16 mei 2006 [verzoek van de Court of Appeal (Civil Division) (Verenigd Koninkrijk) om een prejudiciële beslissing] — Yvonne Watts, The Queen tegen Bedford Primary Care Trust, Secretary of State for Health (Sociale zekerheid — Nationaal gezondheidsstelsel dat door overheid wordt gefinancierd — Ziektekosten die in andere lidstaat zijn gemaakt — Artikelen 48 EG tot en met 50 EG en 152, lid 5, EG — Artikel 22 van verordening (EEG) nr. 1408/71)
Zaak C-372/04: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 16 mei 2006 [verzoek van de Court of Appeal (Civil Division) (Verenigd Koninkrijk) om een prejudiciële beslissing] — Yvonne Watts, The Queen tegen Bedford Primary Care Trust, Secretary of State for Health (Sociale zekerheid — Nationaal gezondheidsstelsel dat door overheid wordt gefinancierd — Ziektekosten die in andere lidstaat zijn gemaakt — Artikelen 48 EG tot en met 50 EG en 152, lid 5, EG — Artikel 22 van verordening (EEG) nr. 1408/71)
15.7.2006 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 165/6 |
Arrest van het Hof (Grote kamer) van 16 mei 2006 [verzoek van de Court of Appeal (Civil Division) (Verenigd Koninkrijk) om een prejudiciële beslissing] — Yvonne Watts, The Queen tegen Bedford Primary Care Trust, Secretary of State for Health
(Zaak C-372/04)(1)
(Sociale zekerheid - Nationaal gezondheidsstelsel dat door overheid wordt gefinancierd - Ziektekosten die in andere lidstaat zijn gemaakt - Artikelen 48 EG tot en met 50 EG en 152, lid 5, EG - Artikel 22 van verordening (EEG) nr. 1408/71)
(2006/C 165/11)
Procestaal: Engels
Verwijzende rechter
Court of Appeal (Civil Division)
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekster: Yvonne Watts, The Queen
Verweerders: Bedford Primary Care Trust, Secretary of State for Health
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Court of Appeal (Civil Division) — Uitlegging van artikelen 48 EG, 49 EG, 50 EG, 55 EG en 152, lid 5, EG en van artikel 22 van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, in de gewijzigde en bijgewerkte versie van verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996 (PB L 28, blz. 1), alsmede van verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening nr. 1408/71, in de gewijzigde en bijgewerkte versie van verordening nr. 118/97 — Voorwaarden voor vergoeding van kosten voor intramurale zorg zonder voorafgaande toestemming gemaakt in andere lidstaat dan die van bevoegd orgaan
Dictum
1) | Artikel 22, lid 2, tweede alinea, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, in de gewijzigde en bijgewerkte versie van verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996, moet aldus worden uitgelegd dat het bevoegde orgaan de in artikel 22, lid 1, sub c-i, bedoelde toestemming alleen dan kan weigeren op grond dat er voor een ziekenhuisbehandeling een wachttijd is, wanneer het aantoont dat deze termijn niet langer is dan de termijn die aanvaardbaar is op grond van een objectieve medische beoordeling van de klinische behoefte van de patiënt, rekening houdende met alle kenmerken van zijn gezondheidstoestand op het tijdstip waarop het verzoek om toestemming wordt ingediend of, in voorkomend geval, opnieuw ingediend. |
2) | Artikel 49 EG is van toepassing op een situatie waarin een patiënt wiens gezondheidstoestand ziekenhuisbehandeling vereist, zich voor deze behandeling naar een andere lidstaat begeeft en deze aldaar tegen betaling ondergaat, zonder dat behoeft te worden onderzocht of de ziekenhuisbehandeling die wordt gegeven in het kader van het nationale stelsel waaronder deze patiënt valt, zelf een dienstverrichting is in de zin van de bepalingen inzake het vrij verrichten van diensten. Artikel 49 EG dient aldus te worden uitgelegd dat het niet eraan in de weg staat dat voor de vergoeding van een ziekenhuisbehandeling in een andere lidstaat, als voorwaarde wordt gesteld dat het bevoegde orgaan daartoe vooraf toestemming verleent. Voorafgaande toestemming kan niet worden geweigerd alleen op grond dat er wachtlijsten zijn die zijn bedoeld voor planning en beheer van het aanbod van ziekenhuisbehandelingen op basis van vooraf in algemene termen vastgestelde klinische prioriteiten, zonder dat een objectief medisch oordeel is gevormd over de gezondheidstoestand van de patiënt, zijn voorgeschiedenis, het te verwachten verloop van zijn ziekte, de mate van pijn en/of de aard van zijn handicap op het tijdstip waarop het verzoek om toestemming is ingediend of opnieuw ingediend. Wanneer de uit deze wachtlijsten voortvloeiende wachttermijn langer is dan de tijd die aanvaardbaar is volgens een objectieve medische beoordeling van voornoemde factoren, kan het bevoegde orgaan de gevraagde toestemming niet weigeren op grond dat er een wachtlijst is, dat de normale prioriteit in verband met de urgentie van de te behandelen gevallen wordt verstoord, dat ziekenhuisbehandelingen in het nationale stelsel kosteloos zijn, dat speciaal financiële middelen moeten worden uitgetrokken voor de vergoeding van de behandeling in een andere lidstaat, en/of dat de kosten van deze behandeling verschillen van die van een vergelijkbare behandeling in de bevoegde lidstaat. |
3) | Artikel 49 EG moet aldus worden uitgelegd dat, indien volgens de wettelijke regeling van de bevoegde lidstaat ziekenhuisbehandelingen in het kader van een nationaal gezondheidsstelsel gratis zijn, terwijl volgens de wettelijke regeling van de lidstaat waar een onder dat stelsel vallende patiënt toestemming heeft gekregen of had moeten krijgen om op kosten van dat stelsel een ziekenhuisbehandeling te ondergaan, de kosten van deze behandeling niet volledig worden vergoed, deze patiënt recht heeft op terugbetaling door het bevoegde orgaan van het eventuele verschil tussen de objectief berekende kosten van een vergelijkbare behandeling in een ziekenhuis dat onder het betrokken stelsel valt, zo nodig gemaximeerd tot het voor de behandeling in de verblijfstaat in rekening gebrachte totaalbedrag, en de bijdrage die het orgaan van laatstgenoemde staat krachtens artikel 22, lid 1, sub c-i, van verordening nr. 1408/71, in de gewijzigde en bijgewerkte versie van verordening nr. 118/97, voor rekening van het bevoegde orgaan moet vergoeden overeenkomstig de wettelijke regeling van deze lidstaat. Artikel 22, lid 1, sub c-i, van verordening nr. 1408/71 moet aldus worden uitgelegd dat het bij deze bepaling aan de betrokken patiënt verleende recht uitsluitend ziet op de kosten van de verzorging die deze patiënt in de verblijfstaat krijgt, te weten, in het geval van een ziekenhuisbehandeling, de kosten van de medische verstrekkingen in eigenlijke zin en de daarmee onlosmakelijk verbonden kosten van het verblijf van de patiënt in het ziekenhuis. Artikel 49 EG moet aldus worden uitgelegd dat een patiënt aan wie toestemming is verleend of — naar later blijkt — ten onrechte is geweigerd om in een andere lidstaat een ziekenhuisbehandeling te ondergaan, slechts het recht heeft om van het bevoegde orgaan vergoeding te vragen van de bijkomende kosten van deze buitenlandse reis voor medische doeleinden, indien er volgens de wettelijke regeling van de bevoegde lidstaat in het nationale stelsel een overeenkomstige verplichting bestaat voor een behandeling in een plaatselijk ziekenhuis dat onder dat stelsel valt. |
4) | De zowel krachtens artikel 22 van verordening nr. 1408/71, in de gewijzigde en bijgewerkte versie van verordening nr. 118/97, als artikel 49 EG op het bevoegde orgaan rustende verplichting om aan een patiënt die onder een nationaal gezondheidsstelsel valt, toestemming te verlenen om op kosten van dat orgaan een ziekenhuisbehandeling in een andere lidstaat te ondergaan, wanneer de wachttijd langer is dan aanvaardbaar is volgens een objectieve medische beoordeling van de toestand en de klinische behoefte van de betrokken patiënt, is niet in strijd met artikel 152, lid 5, EG. |