Zaak C-256/06: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 8 juni 2006 — Theodor Jäger/Finanzamt Kusel-Landstuhl
Zaak C-256/06: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 8 juni 2006 — Theodor Jäger/Finanzamt Kusel-Landstuhl
16.9.2006 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 224/19 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 8 juni 2006 — Theodor Jäger/Finanzamt Kusel-Landstuhl
(Zaak C-256/06)
(2006/C 224/35)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bundesfinanzhof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoeker: Theodor Jäger
Verweerder: Finanzamt Kusel-Landstuhl
Prejudiciële vraag
Is het verenigbaar met artikel 73B, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (thans artikel 56, lid 1, EG), dat voor de berekening van de successierechten
a) | in een andere lidstaat gelegen (buitenlandse) land- en bosbouwgronden moeten worden gewaardeerd op de normale waarde (waarde in het economisch verkeer), terwijl voor binnenlandse land- en bosbouwgronden een bijzondere waarderingsprocedure geldt die gemiddeld een uitkomst van slechts 10 % van de normale waarde oplevert, en |
b) | bij de verkrijging van binnenlandse land- en bosbouwgronden een bijzonder belastingvrij bedrag buiten de berekening blijft en de resterende waarde voor slechts 60 % in aanmerking wordt genomen, |
wanneer dit bij een erfgenaam die een uit binnenlands vermogen en buitenlandse land- en bosbouwgronden bestaande nalatenschap erft, ertoe leidt dat de verkrijging van het binnenlands vermogen wegens de ligging van de land- en bosbouwgronden in het buitenland aan een hoger successierecht wordt onderworpen dan het geval zou zijn wanneer de land- en bosbouwgronden eveneens in het binnenland lag?