Home

Zaak C-348/06 P: Hogere voorziening ingesteld op 17 augustus 2006 door de Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Eerste kamer) van 6 juni 2006 in zaak T-10/02, Girardot/Commissie

Zaak C-348/06 P: Hogere voorziening ingesteld op 17 augustus 2006 door de Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Eerste kamer) van 6 juni 2006 in zaak T-10/02, Girardot/Commissie

14.10.2006

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 249/5


Hogere voorziening ingesteld op 17 augustus 2006 door de Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Eerste kamer) van 6 juni 2006 in zaak T-10/02, Girardot/Commissie

(Zaak C-348/06 P)

(2006/C 249/11)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: D. Martin en F. Clotuche-Duvieusart, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: Marie-Claude Girardot

Conclusies van rekwirante

Rekwirante concludeert dat het het Hof behage:

het arrest van het Gerecht van 6 juni 2006 in zaak T-10/02 te vernietigen;

de Commissie te veroordelen aan mevrouw Girardot een bedrag van 23 917,40 EUR te betalen;

te beslissen dat elke partij haar eigen kosten zal dragen betreffende de onderhavige procedure en betreffende de procedure voor het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van haar hogere voorziening voert rekwirante één middel aan, gebaseerd op schending van artikel 236 EG en van de voorwaarden voor aansprakelijkheid van de Commissie. Rekwirante verwijt het Gerecht in wezen een onjuiste opvatting omtrent het begrip verlies van een „kans” om in een ambt te worden aangesteld en een begrip dat equivalent is aan het verlies van een „verzekering” van aanstelling in dit ambt — waardoor het Gerecht de beoordelingsmarge miskent waarover de Commissie op het gebied van aanstelling van oudsher beschikt — en dientengevolge een onjuiste methode te hebben gevolgd voor de berekening van de som die de Commissie verschuldigd is ter compensatie van het verlies, ten gevolge van een onrechtmatig besluit van deze instelling, van de kans op aanstelling. Enkel reële en zekere schade kan namelijk leiden tot schadevergoeding. In casu is de enige reële en zekere schade van belanghebbende de schade die voortvloeit uit het niet onderzoeken door de Commissie van haar sollicitatie en niet die welke voortvloeit uit het hypothetische salarisverlies.

De Commissie merkt bovendien op dat het door het Gerecht voor de berekening van de vergoedbare schade in aanmerking genomen criterium van het salarisverlies zelf wisselvallig is, omdat indien de belanghebbende gedurende de betrokken periode buiten de communautaire instellingen een betrekking had gehad met een hoger salaris dan hetgeen zij bij de Commissie had kunnen verdienen, er geen enkel salarisverlies zou hoeven te worden gecompenseerd. De door het Gerecht gevolgde methode kan dus aanleiding geven tot discriminatie van kandidaten voor eenzelfde aanstelling al naargelang deze al dan niet een betrekking hebben met een hoger salaris dan de betrekking waarin zij kans hadden te worden aangesteld.