Home

Zaak C-149/05: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 7 september 2006 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour d'appel de Paris — Frankrijk) — Harold Price/Conseil des ventes volontaires de meubles aux enchères publiques (Richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG — Werknemers — Erkenning van beroepsopleidingen — Voorwaarde van afleggen van proeve van bekwaamheid zonder mogelijkheid om voor aanpassingsstage te kiezen — Activiteit van vrijwillige verkopingen van roerende zaken bij opbod)

Zaak C-149/05: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 7 september 2006 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour d'appel de Paris — Frankrijk) — Harold Price/Conseil des ventes volontaires de meubles aux enchères publiques (Richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG — Werknemers — Erkenning van beroepsopleidingen — Voorwaarde van afleggen van proeve van bekwaamheid zonder mogelijkheid om voor aanpassingsstage te kiezen — Activiteit van vrijwillige verkopingen van roerende zaken bij opbod)

28.10.2006

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/6


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 7 september 2006 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour d'appel de Paris — Frankrijk) — Harold Price/Conseil des ventes volontaires de meubles aux enchères publiques

(Zaak C-149/05)(1)

(Richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG - Werknemers - Erkenning van beroepsopleidingen - Voorwaarde van afleggen van proeve van bekwaamheid zonder mogelijkheid om voor aanpassingsstage te kiezen - Activiteit van vrijwillige verkopingen van roerende zaken bij opbod)

(2006/C 261/09)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Cour d'appel de Paris

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Harold Price

Verwerende partij: Conseil des ventes volontaires de meubles aux enchères publiques

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Cour d'appel de Paris — Uitlegging van artikel 4 van richtlijn 92/51/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen, ter aanvulling van richtlijn 89/48/EEG (PB L 209, blz. 25) — Activiteit van het leiden van vrijwillige openbare verkopen van roerende zaken bij opbod — Vereiste om proeve van bekwaamheid af te leggen zonder mogelijkheid om voor aanpassingsstage te kiezen

Dictum

1)

Richtlijn 92/51/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen, ter aanvulling van richtlijn 89/48/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 2001/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2001, is niet van toepassing op een aanvrager met kwalificaties als die waarop verzoeker in het hoofdgeding zich beroept, die in Frankrijk het beroep van directeur vrijwillige verkopingen van roerende zaken bij opbod wil uitoefenen.

Daarentegen kan richtlijn 89/48/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten, zoals gewijzigd bij richtlijn 2001/19, en meer in het bijzonder artikel 3, eerste alinea, sub b, daarvan, wél op een dergelijke aanvrager toepassing vinden, wanneer het beroep van directeur vrijwillige verkopingen van roerende zaken bij opbod in de lidstaat waar deze aanvrager de kwalificaties heeft verworven waarop hij zich beroept, geen gereglementeerd beroep in de zin van artikel 1, sub c, van deze richtlijn is. In voorkomend geval staat het aan de verwijzende rechter om uit te maken of zulks het geval is.

2)

Een beroep waarvan de toegang afhankelijk wordt gesteld van het bezit van een rechtendiploma waarmee studies van ten minste twee jaar worden afgesloten, is een beroep waarvan kan worden aangenomen dat de uitoefening ervan een precieze kennis van het nationale recht in de zin van artikel 4, lid 1, derde alinea, van richtlijn 89/48, zoals gewijzigd bij richtlijn 2001/19, vereist.

Voor de toepassing van deze bepaling is niet noodzakelijk dat de betrokken activiteit het verstrekken van adviezen en/of het verlenen van bijstand op het gebied van het volledige nationale recht omvat; het volstaat dat dit een gespecialiseerd gebied betreft en een wezenlijk en vast onderdeel van deze activiteit vormt. In dit verband dient in het bijzonder aan de normale praktijk van het betrokken beroep te worden gerefereerd.