Home

Zaak C-300/04: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 12 september 2006 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — M. G. Eman, O. B. Sevinger/College van burgemeester en wethouders van Den Haag (Europees Parlement — Verkiezingen — Kiesrecht — Vereiste van woonplaats in Nederland als voorwaarde voor Nederlandse onderdanen op Aruba — Burgerschap van de Unie)

Zaak C-300/04: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 12 september 2006 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — M. G. Eman, O. B. Sevinger/College van burgemeester en wethouders van Den Haag (Europees Parlement — Verkiezingen — Kiesrecht — Vereiste van woonplaats in Nederland als voorwaarde voor Nederlandse onderdanen op Aruba — Burgerschap van de Unie)

18.11.2006

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 281/5


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 12 september 2006 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — M. G. Eman, O. B. Sevinger/College van burgemeester en wethouders van Den Haag

(Zaak C-300/04)(1)

(Europees Parlement - Verkiezingen - Kiesrecht - Vereiste van woonplaats in Nederland als voorwaarde voor Nederlandse onderdanen op Aruba - Burgerschap van de Unie)

(2006/C 281/09)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Raad van State Nederland

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: M. G. Eman, O. B. Sevinger

Verwerende partij: College van burgemeester en wethouders van Den Haag

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Raad van State — Uitlegging van artikelen 17 EG, 19 EG junctis artikelen 189 EG en 190 EG, en 299 EG — Toepassing van bepalingen inzake burgerschap van Unie op inwoners van landen en gebieden overzee — Kiesrecht voor Europees Parlement van inwoners van Nederlandse Antillen en Aruba, welke recht afhankelijk is gesteld van voorwaarde dat betrokkene tien jaren ingezetene van Nederland is geweest

Dictum

1)

Degenen die de nationaliteit van een lidstaat hebben en ingezetenen zijn van, dan wel woonachtig zijn in een gebied dat behoort tot de landen en gebieden overzee bedoeld in artikel 299, lid 3, EG, kunnen zich beroepen op de in het tweede deel van het EG-Verdrag aan de burgers van de Unie toegekende rechten.

2)

Bij de huidige stand van het gemeenschapsrecht verzet weliswaar niets zich ertegen dat de lidstaten, onder eerbiediging van het gemeenschapsrecht, de voorwaarden voor het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement omlijnen op basis van het criterium van het hebben van de woonplaats op het grondgebied waarop de verkiezingen worden georganiseerd, doch het beginsel van gelijke behandeling staat eraan in de weg dat de gekozen criteria meebrengen dat onderdanen die zich in vergelijkbare situaties bevinden, zonder objectieve rechtvaardiging ongelijk worden behandeld.

3)

Het staat aan de rechtsorde van elke lidstaat om de rechtsmiddelen vast te stellen voor het rechtsherstel voor een persoon die ingevolge een met het gemeenschapsrecht strijdige nationale bepaling niet als kiesgerechtigde was geregistreerd met het oog op de verkiezing van de leden van het Europees Parlement van 10 juni 2004 en daardoor dus was uitgesloten van deelname aan deze verkiezingen. Deze middelen, die een vergoeding kunnen omvatten van de schade die is veroorzaakt door de aan de staat toe te rekenen schending van het gemeenschapsrecht, moeten de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid eerbiedigen.