Zaak C-365/06: Beroep ingesteld op 7 september 2006 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Italiaanse Republiek
Zaak C-365/06: Beroep ingesteld op 7 september 2006 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Italiaanse Republiek
18.11.2006 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 281/23 |
Beroep ingesteld op 7 september 2006 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Italiaanse Republiek
(Zaak C-365/06)
(2006/C 281/37)
Procestaal: Italiaans
Partijen
Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: E. Traversa en E. Montaguti, gemachtigden)
Verwerende partij: Italiaanse Republiek
Conclusies
— | vast te stellen dat de Italiaanse Republiek:
niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op haar rusten krachtens de artikelen 43 en 49 EG;
niet heeft voldaan aan de krachtens artikel 49 EG op haar rustende verplichtingen. |
— | De Italiaanse Republiek te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
— | De bepaling dat enkel adviseurs inzake arbeidsaangelegenheden en andere in de wet limitatief opgesomde beroepscategorieën salarisstroken mogen opstellen en drukken, vormt een belemmering voor de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten zoals gewaarborgd door de artikelen 43 en 49 EG. De werkzaamheden van de centra voor dataverwerking bestaan hoofdzakelijk in taken ter uitvoering van opdrachten van de klant. Zij komen erop neer, door de klant verstrekte gegevens op te nemen in bepaalde computerprogramma's, die volgens de door de klant zelf overeenkomstig de geldende voorschriften verstrekte gegevens zijn geïnstalleerd. De centra voor dataverwerking die de salarisstroken voorbereiden verrichten derhalve geen scheppend werk dat erin zou bestaan, op basis van de toepasselijke wetgeving het nettosalaris van iedere werknemer vast te stellen, en dat een onderzoek en een grondige kennis van de betrokken bepalingen zou vereisen. Het feit dat het opstellen en drukken van salarisstroken is voorbehouden aan adviseurs inzake arbeidsaangelegenheden, vindt derhalve geen rechtvaardiging in de doelstelling, de rechten van de werknemers te beschermen, aangezien het voornamelijk gaat om uitvoerende taken die geen bijzondere beroepsbekwaamheden vereisen. |
— | Om hun diensten ter zake van het opstellen en drukken van salarisstroken aan kleine ondernemingen te kunnen aanbieden, moeten de centra voor dataverwerking „uitsluitend zijn opgericht en worden gevormd door personen die in de registers zijn ingeschreven.”„Dit vereiste brengt derhalve mee, dat bestuurders van vreemde moedermaatschappijen geen oprichters of lid van de raad van bestuur van een Italiaanse dochtermaatschappij kunnen zijn, tenzij ze zich laten inschrijven in de bewuste beroepsregisters. […] Mijns inziens hebben wij hier te maken met een verkapte discriminatie die, door toepassing van een ander criterium dan de nationaliteit, in feite tot hetzelfde resultaat leidt als een openlijke discriminatie op grond van nationaliteit.” (conclusie van advocaat-generaal Mischo in zaak C-79/01, Payroll Data Services, Jurispr. blz. 2002, blz. I-8923). |
— | Volgens de Italiaanse wetgeving moet bij het verzoek om inschrijving in het register een woonplaatsbewijs worden gevoegd. Zo het woonplaatsvereiste tot doel heeft, controles en eventuele bestraffing van wederrechtelijk handelende dienstverrichters mogelijk te maken, is dat vereiste geenszins evenredig. De woonplaats beïnvloedt immers niet de mogelijkheid, controles te verrichten en indien nodig sancties op te leggen aan in enigerlei lidstaat gevestigd centrum voor dataverwerking. Het woonplaatsvereiste wordt dus, anders dan de Italiaanse autoriteiten betogen, niet gerechtvaardigd door het vereiste van bescherming van de werknemers. |
— | Volgens de litigieuze Italiaanse wetgeving moeten ook in andere lidstaten gevestigde centra voor dataverwerking die hun diensten willen aanbieden binnen hun structuur beschikken over in een Italiaans register ingeschreven adviseurs voor arbeidsaangelegenheden. De verplichting tot inschrijving in een dergelijk register gaat verder dan ter bescherming van de werknemers noodzakelijk is en stelt de dienstverrichting afhankelijk van een procedure van erkenning door de bevoegde autoriteiten, zonder onderscheid tussen vestiging en tijdelijke dienst. Miskenning van dit onderscheid zou „de verdragsbepalingen die de vrijheid van dienstverrichting moeten verzekeren, elke nuttige werking […] ontnemen” (arrest van 3 oktober 2000, Corsten, C-58/98, Jurispr. blz. I-7919). |