Zaak C-384/06: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Nederlandse Raad van State (Nederland) op 18 september 2006 — Gemeente Rotterdam tegen Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Zaak C-384/06: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Nederlandse Raad van State (Nederland) op 18 september 2006 — Gemeente Rotterdam tegen Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
16.12.2006 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 310/2 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Nederlandse Raad van State (Nederland) op 18 september 2006 — Gemeente Rotterdam tegen Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(Zaak C-384/06)
(2006/C 310/04)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Nederlandse Raad van State
Partijen in het hoofdgeding
Verzoeker: Gemeente Rotterdam
Verweerder: Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Prejudiciële vragen
1. |
|
2. | Zo neen, brengt artikel 10 van het EG-Verdrag, gelezen in verbinding met artikel 249 van dat Verdrag, met zich dat een nationale bepaling als artikel 4:49, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht — op grond van welke bepaling het bestuursorgaan de subsidievaststelling kan intrekken of ten nadele van de ontvanger kan wijzigen (a) op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld, (b) indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of (c) indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan aan de subsidie verbonden verplichtingen — verordeningconform moet worden uitgelegd? |
3. | Zo ja, vindt deze uitleg zijn beperking in algemene rechtsbeginselen die deel uitmaken van het Gemeenschapsrecht, met name de rechtsbeginselen van rechtszekerheid en bescherming van gewettigd vertrouwen? |
4. | Indien vraag 3 bevestigend wordt beantwoord dan rijst met betrekking tot deze beperking de navolgende vraag: kan aan de aan artikel 4:49, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten grondslag liggende nationale rechtszekerheids- en vertrouwensbeginselen een verder strekkende betekenis toekomen dan de communautaire algemene beginselen, met name communautaire rechtsbeginselen van rechtszekerheid en bescherming van gewettigd vertrouwen, die bij de toepassing van de Coördinatieverordening in acht moeten worden genomen? |
5. | Speelt, gelet op artikel 10 van het EG-Verdrag, bij de toepassing van de communautaire rechtsbeginselen van rechtszekerheid en bescherming van gewettigd vertrouwen een rol dat de subsidieontvanger een rechtspersoon naar publiekrecht is? |