Home

Zaak C-135/07 P: Hogere voorziening ingesteld op 6 maart 2007 door Bank Austria Creditanstalt AG tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Tweede kamer) van 14 december 2006 in de gevoegde zaken T-259/02 tot en met T-264/02 en T-271/02, Raiffeisen Zentralbank Österreich AG e.a./Commissie van de Europese Gemeenschappen, betreffende zaak T-260/02

Zaak C-135/07 P: Hogere voorziening ingesteld op 6 maart 2007 door Bank Austria Creditanstalt AG tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Tweede kamer) van 14 december 2006 in de gevoegde zaken T-259/02 tot en met T-264/02 en T-271/02, Raiffeisen Zentralbank Österreich AG e.a./Commissie van de Europese Gemeenschappen, betreffende zaak T-260/02

26.5.2007

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 117/12


Hogere voorziening ingesteld op 6 maart 2007 door Bank Austria Creditanstalt AG tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Tweede kamer) van 14 december 2006 in de gevoegde zaken T-259/02 tot en met T-264/02 en T-271/02, Raiffeisen Zentralbank Österreich AG e.a./Commissie van de Europese Gemeenschappen, betreffende zaak T-260/02

(Zaak C-135/07 P)

(2007/C 117/19)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Bank Austria Creditanstalt AG (vertegenwoordigers: C. Zschocke en J. Beninca, Rechtsanwälte)

Andere partij in de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 14 december 2006 in de gevoegde zaken T-259/02 tot en met T-264/02 en T-271/02(1), wat zaak T-260/02 betreft, geheel of gedeeltelijk te vernietigen;

de beschikking van de Commissie in zaak COMP/36.571 nietig te verklaren, voor zover deze BA-CA betreft;

subsidiair, de bij de litigieuze beschikking van de Commissie aan BA-CA opgelegde geldboete passend te verlagen; en

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met haar hogere voorziening verzoekt rekwirante om vernietiging van het arrest van het Gerecht van 14 december 2006. Zij stelt dat het arrest vele motiveringsgebreken, dwalingen ten aanzien van het recht en procedurefouten bevat.

Rekwirante stelt dat in het arrest op onbegrijpelijke wijze de opvatting van de Commissie is bevestigd dat de gespreksronden negatieve economische gevolgen hebben gehad. Het bestreden arrest schendt volgens rekwirante de beginselen van de bewijsvoering, voor zover daarbij de aan economische deskundigenrapporten gestelde eisen voor het bewijs van ontbrekende economische gevolgen verkeerd zijn begrepen. Op grond van het overgelegde deskundigenrapport hadden bij de vaststelling van de geldboete economische gevolgen niet in aanmerkingen mogen worden genomen.

Rekwirante stelt dat het Gerecht in het bestreden arrest is voorbijgegaan aan de eisen van de communautaire rechters voor de noodzaak van een verlaging van de geldboete wegens verzachtende omstandigheden. Wegens die onjuiste rechtsopvatting is in het bestreden arrest de beoordelingsfout van de Commissie dat zij de deelneming van overheidsinstanties aan alsmede het feit dat het publiek uitvoerig en ter dege op de hoogte was van de gespreksronden, niet als verzachtende omstandigheid in aanmerking heeft genomen, niet gecorrigeerd.

Rekwirante stelt met haar derde middel dat het bestreden arrest motiveringsgebreken, schending van het gelijkheidsbeginsel alsmede nog meer dwalingen ten aanzien van het recht en procedurefouten bevat in verband met de beoordeling van haar bijdragen tot medewerking door de Commissie.

Rekwirante heeft bij de beschrijving van de feiten van meet af aan met de Commissie samengewerkt. Zij heeft met name in een vroeg stadium van de procedure en hoewel zij daartoe niet verplicht was, een uitvoerige beschrijving van de gespreksronden verstrekt alsmede omvangrijke documenten overgelegd, die volgens de feitelijke bevindingen van het Gerecht door de Commissie voor de litigieuze beschikking waren gebruikt. Rekwirante heeft bovendien met haar antwoord op de mededeling van punten van bezwaar een beschrijving van de feiten verstrekt die eveneens volgens de vaststellingen van het bestreden arrest door de Commissie voor de vaststelling van de litigieuze beschikking had kunnen worden gebruikt.

Het bestreden arrest heeft — evenals de litigieuze beschikking — voor deze uitvoerige, nuttige en bewezen medewerking van rekwirante geen verlaging van de geldboete toegekend. Dat is een onjuiste toepassing van de mededeling inzake medewerking, die een schending van het gelijkheids- en het vertrouwensbeginsel zou opleveren. Bovendien heeft het bestreden arrest rekwirantes recht te worden gehoord geschonden door overwegingen over de hoogte van de aan haar opgelegde geldboete, waarover zij tevoren geen standpunt heeft kunnen bepalen.