Home

Zaak T-238/07: Beroep ingesteld op 11 juli 2007 — Ristic e.a./Commissie

Zaak T-238/07: Beroep ingesteld op 11 juli 2007 — Ristic e.a./Commissie

8.9.2007

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 211/42


Beroep ingesteld op 11 juli 2007 — Ristic e.a./Commissie

(Zaak T-238/07)

(2007/C 211/79)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Ristic AG (Burgthann, Duitsland), Piratic Meeresfrüchte Import GmbH (Burgthann, Duitsland), Prime Catch Seafood GmbH (Burgthann, Duitsland) en Rainbow Export Processing SA (San José, Costa Rica) (vertegenwoordiger: H. Schmidt, advocaat)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

beschikking 2007/362/EG van de Commissie van 16 mei 2007 krachtens artikel 231, eerste alinea, EG nietig te verklaren voor zover daarbij beschikking 2004/432/EG aldus wordt gewijzigd dat in de bijlage daarbij Costa Rica in de eerste kolom niet langer met zijn ISO-2-code voorkomt, in de tweede kolom niet langer wordt genoemd, en in de achtste kolom geen „X” meer heeft om aan te duiden dat ingevolge beschikking 2004/432/EG uit Costa Rica dieren en producten van dierlijke oorsprong, afkomstig uit de aquacultuur, in de Europese Unie mogen worden ingevoerd;

op grond daarvan vast te stellen dat de Europese Gemeenschap verplicht is de schade te vergoeden die verzoeksters door de beschikking van de Commissie hebben geleden;

de Commissie te verwijzen in de kosten, overeenkomstig artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters komen op tegen beschikking 2007/362/EG(1) van de Commissie, omdat Costa Rica daarbij wat de dieren en producten van dierlijke oorsprong afkomstig uit de aquacultuur betreft, is geschrapt van de lijst van derde landen wier residubewakingsplannen zijn goedgekeurd.

Verzoeksters zijn ondernemingen die zich in het bijzonder bezighouden met de verwerking en de verhandeling van garnalen afkomstig uit de aquacultuur in Costa Rica en Ecuador. Zij voeren aan dat zij door de bestreden beschikking zowel rechtstreeks als individueel zijn geraakt in de zin van artikel 230, vierde alinea, EG.

Tot staving van hun vordering betogen zij in het bijzonder dat de bestreden beschikking wegens schending van het evenredigheidsbeginsel onrechtmatig is. Zij voeren voorts schending van het recht om te worden gehoord en misbruik van bevoegdheid door verweerster aan.