Zaak T-280/07: Beroep ingesteld op 18 juli 2007 — Sepracor/BHIM — Laboratorios Ern (LEVENIA)
Zaak T-280/07: Beroep ingesteld op 18 juli 2007 — Sepracor/BHIM — Laboratorios Ern (LEVENIA)
6.10.2007 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 235/14 |
Beroep ingesteld op 18 juli 2007 — Sepracor/BHIM — Laboratorios Ern (LEVENIA)
(Zaak T-280/07)
(2007/C 235/26)
Taal van het verzoekschrift: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Sepracor, Inc. (Malborough, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: E. De Gryse, E. Cornu, D. Moreau, advocaten)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Laboratorios Ern, SA (Barcelona, Spanje)
Conclusies
— | vernietiging van de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt van 18 april 2007 in zaak R 155/2006-1; |
— | verwijzing van het Bureau in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Aanvrager van het gemeenschapsmerk: Sepracor, Inc.
Betrokken gemeenschapsmerk: communautair woordmerk „LEVENIA” voor waren van klasse 5 — aanvraag nr. 2 563 799
Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: Laboratorios Ern, SA
Oppositiemerk of -teken: nationaal woordmerk „LEVELINA” voor waren van de klassen 1 en 5
Beslissing van de oppositieafdeling: afwijzing van de oppositie in haar geheel
Beslissing van de kamer van beroep: toewijzing van de oppositie
Aangevoerde middelen: Verzoekster stelt dat in de bestreden beslissing artikel 43 van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk en regel 22 van verordening nr. 2868/95 tot uitvoering daarvan worden geschonden doordat de door de eerste kamer van beroep, die heeft geoordeeld dat het niet gebruiken van het nationale merk „LEVELINA” gerechtvaardigd was voor een bepaalde soort van farmaceutische producten en bereidingen, gegeven rechtvaardigingsgrond geen „geldige reden” voor het niet gebruiken in de zin van artikel 43, lid 2, van verordening nr. 40/94 kan zijn. Bovendien betoogt verzoekster dat, ook al zou het Gerecht het oordeel van de kamer van beroep juist bevinden en oordelen dat het niet gebruiken voldoende gerechtvaardigd was, artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 wordt geschonden in de bestreden beslissing.