Zaak F-91/07: Beroep ingesteld op 13 september 2007 — Torijano Montero/Raad
Zaak F-91/07: Beroep ingesteld op 13 september 2007 — Torijano Montero/Raad
10.11.2007 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 269/72 |
Beroep ingesteld op 13 september 2007 — Torijano Montero/Raad
(Zaak F-91/07)
(2007/C 269/132)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Javier Torijano Montero (Brussel, België) (vertegenwoordigers: S. Rodrigues, R. Albelice en Ch. Bernard-Glanz, advocaten)
Verwerende partij: Raad van de Europese Unie
Conclusies
— | nietig te verklaren de kennisgeving van vacature van 31 oktober 2006, door het secretariaat-generaal van de Raad bekendgemaakt bij Mededeling aan het personeel nr. 171/06, betreffende het ambt van hoofd van de dienst „externe beveiliging” van de Dienst beveiliging van de Raad; |
— | nietig te verklaren het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag (TABG) van 31 mei 2007 houdende afwijzing van verzoekers klacht; |
— | het TABG te wijzen op de gevolgen van de nietigverklaring van de bestreden besluiten en, met name, de in de kennisgeving van vacature vereiste voorwaarden van rang te herzien teneinde verzoeker de gelegenheid te bieden, te solliciteren; |
— | de Raad te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Verzoeker, ambtenaar van de rang AD 6, betwist dat voormelde kennisgeving van vacature de mogelijkheid om te solliciteren naar het ambt van hoofd van de dienst „externe beveiliging” van de Dienst beveiliging van de Raad, een ambt dat in de rang AD 11 moet worden vervuld, voorbehoudt aan ambtenaren die ten minste de rang AD 8 hebben.
Verzoeker herinnert eraan dat hij in het kader van zaak F-76/05(1) indeling in de rang AD 8 vordert en stelt dat het beginsel van bescherming van gewettigd vertrouwen is geschonden, aangezien de vervulling van de betrokken post tot gevolg zou hebben dat hij zijn huidige hoedanigheid van hoofd van de sector „externe beveiliging/beveiliging van missies” verliest ten gunste van de kandidaat die zal worden uitgekozen.
Voorts is inbreuk gemaakt op het dienstbelang, aangezien zijn sollicitatie door de in de kennisgeving van vacature opgenomen voorwaarde van rang niet in aanmerking kan worden genomen, ondanks het feit dat hij de meest geschikte persoon is om de in die kennisgeving bedoelde functie te vervullen. Ook heeft de administratie niet uitgelegd waarom het dienstbelang een afwijking rechtvaardigt van artikel 31, lid 2, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, volgens hetwelk ambtenaren worden aangeworven in de rangen AD 5 tot en met AD 8.
Ten slotte stelt verzoeker dat de administratie het beginsel van gelijke behandeling heeft geschonden en een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt.