Home

Zaak C-416/07: Beroep ingesteld op 11 september 2007 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Helleense Republiek

Zaak C-416/07: Beroep ingesteld op 11 september 2007 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Helleense Republiek

24.11.2007

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 283/16


Beroep ingesteld op 11 september 2007 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Helleense Republiek

(Zaak C-416/07)

(2007/C 283/31)

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: E. Tserepa-Lacombe en F. Erlbacher)

Verwerende partij: Helleense Republiek

Conclusies

vast te stellen dat de Helleense Republiek,

1.

door niet de nodige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen

dat iedere vervoerder van dieren in het bezit is van een vergunning van de bevoegde autoriteit en is ingeschreven in een register om door de bevoegde autoriteit snel te kunnen worden geïdentificeerd, met name wanneer niet wordt voldaan aan de regels betreffende de goede behandeling van de dieren tijdens het vervoer

dat de bevoegde autoriteiten de verplichte controles op de reisschema's/journaals verrichten

dat wordt voorzien in installaties waar de dieren na de ontscheping kunnen rusten, in of nabij de veerboothavens

dat de controles op de vervoermiddelen en de dieren daadwerkelijk worden verricht

dat doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties worden opgelegd wanneer de bepalingen inzake de bescherming van de dieren tijdens het vervoer herhaaldelijk of ernstig worden overtreden,

de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens de artikelen 5, deel A, lid 1, sub a-i en a-ii, 5, deel A, lid 2, sub b, 5, deel A, lid 2, sub d-i, eerste geval, 8, 9 en 18, lid 2, van richtlijn 91/628/EEG(1) van de Raad van 19 november 1991 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en tot wijziging van de richtlijnen 90/425/EEG en 91/496/EEG, en punt 7, sub b, van hoofdstuk VII van de bijlage bij de betrokken richtlijn, en vanaf 5 januari 2007, de artikelen 5, lid 4, 6, lid 1, 13, leden 3 en 4, 15, lid 1, 25, 26 en 27, lid 1, van verordening (EG) nr. 1/2005(2) van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening (EG) nr. 1255/97;

2.

door niet de nodige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen

dat de regels inzake het bedwelmen van de dieren bij het slachten worden nageleefd en

dat in de slachthuizen passende inspecties en controles worden verricht,

de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens de artikelen 3, 5, lid 1, sub d, 6, lid 1, en 8 van richtlijn 93/119/EG(3) van de Raad van 22 december 1993 inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden;

3.

de Helleense Republiek te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

In het kader van het onderhavige beroep betoogt de Commissie dat de Helleense Republiek sommige bepalingen inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en bij het slachten niet correct toepast.

De Commissie verzoekt het Hof, vast te stellen dat de Helleense Republiek, door niet de wettelijke en noodzakelijke bestuursrechtelijke maatregelen te treffen om te voldoen aan de verplichtingen die zijn neergelegd in de artikelen 5, deel A, lid 1, sub a-i en a-ii, 5, deel A, lid 2, sub b, 5, deel A, lid 2, sub d-i, eerste geval, 8, 9 en 18, lid 2, van richtlijn 91/628/EEG van de Raad van 19 november 1991 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en tot wijziging van de richtlijnen 90/425/EEG en 91/496/EEG, en punt 7, sub b, van hoofdstuk VII van de bijlage bij de betrokken richtlijn, en vanaf 5 januari 2007, de artikelen 5, lid 4, 6, lid 1, 13, leden 3 en 4, 15, lid 1, 25, 26 en 27, lid 1, van verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening (EG) nr. 1255/97, de krachtens de betrokken wetgeving op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

De Commissie verzoekt het Hof ook vast te stellen dat de Helleense Republiek, door niet de wettelijke en noodzakelijke bestuursrechtelijke maatregelen te treffen om te voldoen aan de verplichtingen die zijn neergelegd in de artikelen 3, 5, lid 1, sub d, 6, lid 1, en 8 van richtlijn 93/119/EG, de krachtens de betrokken wetgeving op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

De Commissie brengt in herinnering dat volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie een niet-nakoming kan voortvloeien uit een administratieve praktijk die met het gemeenschapsrecht in strijd is. In het kader van het onderhavige beroep baseert de Commissie zich niet op een alleenstaande vaststelling van een feitelijke omstandigheid, maar op een aanzienlijk aantal gevallen die zijn ontdekt door het Voedsel- en Veterinair Bureau (VVB) van de Commissie en die een gestructureerde en algemene schending van de verplichtingen van de betrokken lidstaat krachtens de voormelde bepalingen vormen.

Meer bepaald betoogt de Commissie dat de Helleense Republiek niet alle nodige maatregelen heeft getroffen om ervoor te zorgen dat iedere vervoerder van dieren in het bezit is van een vergunning van de bevoegde autoriteit en is ingeschreven in een register om door de bevoegde autoriteit snel te kunnen worden geïdentificeerd, met name wanneer niet wordt voldaan aan de regels betreffende de goede behandeling van de dieren tijdens het vervoer; dat de bevoegde autoriteiten de verplichte controles op de reisschema's/journaals verrichten; dat wordt voorzien in installaties waar de dieren na de ontscheping kunnen rusten, in of nabij de veerboothavens, en dat de vervoermiddelen en de dieren tijdens het vervoer worden gecontroleerd.

Anderzijds betoogt de Commissie dat de Helleense Republiek niet alle nodige maatregelen heeft getroffen om ervoor te zorgen dat de regels inzake het bedwelmen van de dieren bij het slachten worden nageleefd en dat in de slachthuizen passende inspecties en controles worden verricht.

De Commissie beklemtoont dat de Helleense Republiek, zowel aan het einde van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn als na die datum, en ondanks bepaalde inspanningen van de Griekse autoriteiten, niet alle nodige maatregelen heeft getroffen om de haar verweten gebreken te verhelpen. Aan de meeste aanbevelingen die aan de Griekse autoriteiten zijn gedaan, is niet of onvoldoende gevolg gegeven. De onderzoeksverslagen schetsen een verontrustend beeld, wat de verwezenlijking van de voormelde maatregelen betreft.