BESLUIT VAN HET HOF VAN JUSTITIEvan 1 oktober 2019tot instelling van een intern toezichtmechanisme inzake de verwerking van persoonsgegevens wanneer het Hof van Justitie als rechtsprekende instantie optreedt2019/C 383/02
BESLUIT VAN HET HOF VAN JUSTITIEvan 1 oktober 2019tot instelling van een intern toezichtmechanisme inzake de verwerking van persoonsgegevens wanneer het Hof van Justitie als rechtsprekende instantie optreedt2019/C 383/02
HET HOF VAN JUSTITIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 19,
Overwegende dat krachtens artikel 8, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”) „[e]enieder […] recht [heeft] op bescherming van zijn persoonsgegevens”;
Overwegende dat volgens artikel 8, lid 3, van het Handvest „[e]en onafhankelijke autoriteit […] erop [toeziet] dat [de] regels [inzake de bescherming van persoonsgegevens] worden nageleefd”;
Overwegende dat de toezichthoudende taken van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming zich, op grond van artikel 57, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG, niet uitstrekken tot de verwerking van persoonsgegevens door het Hof van Justitie wanneer het als rechtsprekende instantie optreedt;
Overwegende dat de Uniewetgever, onder verwijzing naar artikel 8, lid 3, van het Handvest, in overweging 74 van Verordening (EU) 2018/1725 met betrekking tot het toezicht op een dergelijke verwerking de suggestie heeft gedaan om een onafhankelijk toezicht in te stellen, bijvoorbeeld door middel van een intern mechanisme,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Indien een natuurlijke persoon de griffier van het Hof van Justitie verzoekt een besluit te nemen als verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens wanneer het Hof van Justitie als rechtsprekende instantie optreedt, brengt de griffier zijn besluit ter kennis van de betrokkene binnen twee maanden na de dag waarop dat verzoek werd ingediend. Indien bij het verstrijken van deze termijn niet op het verzoek is geantwoord, geldt dit als een stilzwijgend besluit tot afwijzing van het verzoek.
Tegen een besluit dat de griffier van het Hof van Justitie in antwoord op een verzoek in de zin van lid 1 of op eigen initiatief heeft genomen als verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens wanneer het Hof van Justitie als rechtsprekende instantie optreedt, kan onder de in artikel 3 vastgestelde voorwaarden een klacht worden ingediend bij het in artikel 2 bedoelde comité (hierna: „comité”).
Artikel 2
Het comité bestaat uit een voorzitter en twee leden die worden gekozen uit de rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie.
De voorzitter en de leden van het comité worden door het Hof van Justitie op voorstel van zijn president aangewezen voor de duur van de ambtstermijn van deze laatste.
Op voorstel van zijn president wijst het Hof van Justitie ook de plaatsvervangende leden aan die zitting dienen te hebben wanneer een of meer leden van het comité verhinderd zijn. De plaatsvervangende leden vervangen de verhinderde leden overeenkomstig de protocollaire volgorde.
Wanneer de voorzitter van het comité verhinderd is, wordt het comité voorgezeten door een van de gewone of plaatsvervangende leden ervan overeenkomstig de protocollaire volgorde.
Het comité vergadert na oproeping door de voorzitter. Deze stelt de agenda en de notulen van de vergaderingen op.
Het comité wordt in zijn werking bijgestaan door de juridisch adviseur voor administratieve aangelegenheden van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Artikel 3
De klacht wordt door de natuurlijke persoon op wie het in artikel 1, lid 2, bedoelde besluit betrekking heeft, of door zijn vertegenwoordiger, ingediend binnen twee maanden na de kennisgeving van dat besluit of in voorkomend geval na de datum waarop die persoon van dat besluit kennis heeft gekregen.
De klacht wordt ingediend in een van de officiële talen van de Europese Unie.
Artikel 4
Wanneer de klacht voldoet aan de voorwaarden van artikel 3, onderzoekt het comité opnieuw de feitelijke en juridische gegevens die hebben geleid tot de vaststelling van het in artikel 1, lid 2, bedoelde besluit.
Het comité kan eenieder horen voor zover het zulks nuttig acht.
Het comité kan het in artikel 1, lid 2, bedoelde besluit nietig verklaren en in dat geval ook wijzigen, of het kan dat besluit bevestigen. Het besluit van het comité komt ten aanzien van degene die de klacht heeft ingediend in de plaats van het in artikel 1, lid 2, bedoelde besluit.
Het comité stelt degene die de klacht heeft ingediend in kennis van zijn besluit, dat wordt genomen binnen vier maanden nadat die klacht is ingediend. Indien het comité binnen deze termijn geen besluit heeft genomen, wordt het geacht het in artikel 1, lid 2, bedoelde besluit te hebben bevestigd.
Wanneer degene die de klacht heeft ingediend beroep in rechte instelt tegen het in artikel 1, lid 2, bedoelde besluit, is het comité niet langer bevoegd om de klacht te behandelen.