Home

Verzoek om advies van Inderøy herredsrett bij besluit van die rechtbank van 11 maart 1996 in de zaak Jørn Ulstein en Per Otto Røiseng tegen Asbjørn Møller (Zaak E-2/96)

Verzoek om advies van Inderøy herredsrett bij besluit van die rechtbank van 11 maart 1996 in de zaak Jørn Ulstein en Per Otto Røiseng tegen Asbjørn Møller (Zaak E-2/96)

Verzoek om advies van Inderøy herredsrett bij besluit van die rechtbank van 11 maart 1996 in de zaak Jørn Ulstein en Per Otto Røiseng tegen Asbjørn Møller (Zaak E-2/96)

Publicatieblad Nr. C 169 van 13/06/1996 blz. 0015 - 0015


Verzoek om advies van Inderøy herredsrett bij besluit van die rechtbank van 11 maart 1996 in de zaak Jørn Ulstein en Per Otto Røiseng tegen Asbjørn Møller (Zaak E-2/96) (96/C 169/10)

Bij besluit van 11 maart 1996 van Inderøy herredsrett (arrondissementsrechtbank van Inderøy), Noorwegen, werd een verzoek gedaan aan het EVA-Hof, dat op 29 maart 1996 ter griffie werd ontvangen, om een advies in de zaak Jørn Ulstein en Per Otto Røiseng tegen Asbjørn Møller inzake de volgende vragen:

1. Moet Richtlijn 77/187/EEG van de Raad in die zin worden geïnterpreteerd dat de zinsnede "overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan" alleen betrekking heeft op situaties waarin er enige vorm van overeenkomst bestaat tussen de vervreemder en de verkrijger?

2. Moet de genoemde richtlijn in die zin worden geïnterpreteerd dat de onder punt 1 genoemde zinsnede inhoudt dat de verkrijger eigendom of roerende goederen moet overnemen van de vervreemder?

3. Maakt het enig verschil uit, en zo ja hoe, voor de interpretatie van de voornoemde richtlijn indien een aantal, maar niet alle, werknemers van de vervreemder in dienst worden genomen door de verkrijger?

4. Maakt het enig verschil uit, en zo ja hoe, voor de interpretatie van de voornoemde richtlijn indien een opdracht wordt gegund volgens de regels van de openbare aanbestedingen en de verstrekking van de dienst beperkt is in de tijd?