Home

Aanbeveling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 55/04/COL van 30 maart 2004 inzake een in 2004 uit te voeren gecoördineerd bewakingsprogramma om de inachtneming van de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in en op granen en bepaalde andere producten van plantaardige oorsprong te garanderen

Aanbeveling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 55/04/COL van 30 maart 2004 inzake een in 2004 uit te voeren gecoördineerd bewakingsprogramma om de inachtneming van de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in en op granen en bepaalde andere producten van plantaardige oorsprong te garanderen

2.6.2005

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/20


AANBEVELING VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

Nr. 55/04/COL

van 30 maart 2004

inzake een in 2004 uit te voeren gecoördineerd bewakingsprogramma om de inachtneming van de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in en op granen en bepaalde andere producten van plantaardige oorsprong te garanderen

DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER), inzonderheid op artikel 109 en Protocol 1,

Gelet op de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, en met name op artikel 5, lid 2, onder b), en Protocol 1,

Gelet op het besluit waaraan wordt gerefereerd in punt 38 van hoofdstuk XII van bijlage II bij de EER-overeenkomst (Richtlijn 86/362/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen(1)), laatstelijk gewijzigd en aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1 hiervan, en met name op artikel 7, lid 2, onder b),

Gelet op het besluit waaraan wordt gerefereerd in punt 54 van hoofdstuk XII van bijlage II bij de EER-overeenkomst (Richtlijn 90/642/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit(2), laatstelijk gewijzigd en aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1 hiervan, en met name op artikel 4, lid 2, onder b),

Na raadpleging van het Comité levensmiddelen dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bijstaat,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA moet geleidelijk komen tot een systeem waarmee de reële blootstelling aan bestrijdingsmiddelen via de voeding kan worden geraamd. Om realistische ramingen mogelijk te maken, moeten bewakingsgegevens beschikbaar zijn over bestrijdingsmiddelenresiduen in een aantal levensmiddelen die belangrijke bestanddelen van het Europese voedselpakket vormen. Algemeen wordt aangenomen dat de belangrijkste bestanddelen van het Europese voedselpakket 20 à 30 levensmiddelen betreffen. De EVA-staten kunnen, gezien de middelen die op nationaal niveau beschikbaar zijn voor bewakingsmaatregelen inzake bestrijdingsmiddelenresiduen, per jaar slechts monsters van acht producten analyseren in het kader van een gecoördineerd bewakingsprogramma. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen evolueert binnen de periode van drie jaar. In het algemeen zou elk bestrijdingsmiddel in 20 à 30 levensmiddelen derhalve moeten worden gevolgd over een reeks cycli van drie jaar.

(2)

Voor de residuen van alle in deze aanbeveling opgenomen bestrijdingsmiddelen moet in 2004 een bewakingsprogramma worden uitgevoerd, zodat aan de hand van de aldus verkregen gegevens een raming van de reële inname via de voeding van die stoffen kan worden gemaakt.

De aantallen in het kader van de specifieke gecoördineerde actie te nemen monsters moeten op een systematische, statistisch verantwoorde wijze worden vastgesteld. De Commissie van de Codex Alimentarius heeft een dergelijke aanpak ontwikkeld(3). Op basis van een binomiale waarschijnlijkheidsverdeling kan worden bepaald dat bij onderzoek van ongeveer 650 monsters met een zekerheid van meer dan 99 % kan worden gesteld dat er één monster met een hoeveelheid bestrijdingsmiddelen boven de detectiegrens zal worden gevonden wanneer ervan wordt uitgegaan dat 1 % van de producten van plantaardige oorsprong een hoeveelheid residuen boven de detectiegrens bevat. Deze monsters dienen te worden genomen op het gehele grondgebied van de Europese Economische Ruimte. Voor de EVA-staten wordt aanbevolen om, afhankelijk van de bevolkingsomvang en het aantal consumenten, minimaal twaalf monsters per product per jaar te nemen.

(3)

De Europese Commissie heeft nieuwe richtsnoeren betreffende procedures voor de kwaliteitsbewaking bij de analyse van bestrijdingsmiddelenresiduen gepubliceerd(4). Deze richtsnoeren moeten zoveel mogelijk door de analyselaboratoria in de EVA-staten worden toegepast en moeten continu worden herzien in het licht van de in de bewakingsprogramma’s opgedane ervaring.

(4)

Overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder a), van Richtlijn 90/642/EEG en artikel 7, lid 2, onder a), van Richtlijn 86/362/EEG moeten de EVA-staten nadere bijzonderheden verschaffen over de criteria die aan de opstelling van hun nationale controleprogramma’s ten grondslag liggen. In dat verband moet informatie worden verschaft over: i) de criteria die zijn toegepast voor de bepaling van het aantal te nemen monsters, de uit te voeren analysen, de rapportageniveaus en de criteria aan de hand waarvan de rapportageniveaus zijn bepaald; ii) nadere gegevens over de erkenning ingevolge het in hoofdstuk XII, punt 54n, van bijlage II bij de EER-overeenkomst bedoelde besluit (Richtlijn 93/99/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende aanvullende maatregelen inzake de officiële controle op levensmiddelen(5)) van de laboratoria die de analyses uitvoeren; iii) het aantal en het soort overtredingen en de daarop genomen maatregelen.

(5)

Informatie over de resultaten van bewakingsprogramma’s is zeer geschikt om via computers of andere elektronische middelen te worden verwerkt, opgeslagen en doorgegeven. Er zijn formaten ontwikkeld voor de verstrekking van gegevens per e-mail door de EG-lidstaten aan de Commissie. De EVA-staten zouden hetzelfde formaat kunnen gebruiken en zouden derhalve in staat moeten zijn hun verslagen in een standaardformaat aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA toe te sturen. De verdere ontwikkeling van een dergelijk standaardformaat kan het doeltreffendst worden aangepakt op basis van op te stellen richtsnoeren,

BEVEELT DE EVA-STATEN AAN:

1)

Voor de in de bijlage bij deze aanbeveling opgesomde combinaties van bestrijdingsmiddelen en producten monsters te nemen en te analyseren en daartoe minimaal twaalf monsters per product te nemen, daarbij rekening houdend met het aandeel van de EVA-staten zelf, van de rest van de EER en van derde landen in de markt van de EVA-staten.

Voor bestrijdingsmiddelen die een acuut risico vormen, bijvoorbeeld OP-esters, endosulfan en N-methylcarbamaten, worden, wanneer dergelijke bestrijdingsmiddelen worden aangetroffen, met name in de producten van één en dezelfde producent, bij geselecteerde monsters van de producten appelen, tomaten, sla, prei en sluitkool bij voorkeur ook afzonderlijke analysen uitgevoerd van de samenstellende delen van het tweede verzamelmonster. Het aantal deelmonsters moet in overeenstemming zijn met het in hoofdstuk XII, punt 54zz, van bijlage II bij de EER-overeenkomst bedoelde besluit (Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie van 11 juli 2002 houdende vaststelling van communautaire bemonsteringsmethoden voor de officiële controle op residuen van bestrijdingsmiddelen in en op producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong en tot intrekking van Richtlijn 79/700/EEG(6)).

Er dienen twee monsters te worden genomen. Indien in het eerste laboratoriummonster een aantoonbare hoeveelheid van een van de gezochte bestrijdingsmiddelen aanwezig is, worden de samenstellende delen van het tweede monster elk aan een afzonderlijke analyse onderworpen.

2)

De analyseresultaten betreffende de op de in de bijlage bij deze aanbeveling genoemde combinaties product/bestrijdingsmiddelenresidu uiterlijk op 31 augustus 2005 mede te delen, onder vermelding van:

a)

de toegepaste analysemethoden en de behaalde rapportageniveaus, in overeenstemming met de richtsnoeren betreffende de procedures voor de kwaliteitsbewaking bij de analyse van bestrijdingsmiddelenresiduen;

b)

aantal en soort overtredingen en de daarop genomen maatregelen.

Het rapport moet worden opgesteld in een formaat — ook het elektronische formaat — dat voldoet aan de aanwijzingen(7) voor de EVA-staten met betrekking tot de uitvoering van de aanbevelingen inzake gecoördineerde bewakingsprogramma’s.

3)

Uiterlijk op 31 augustus 2004 de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de overige EVA-staten alle gegevens toe te zenden als vereist bij artikel 7, lid 3, van Richtlijn 86/362/EEG en artikel 4, lid 3, van Richtlijn 90/642/EEG met betrekking tot de controles die in 2003 worden uitgevoerd om er, op zijn minst door middel van steekproefbemonstering, voor te zorgen dat de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelen in acht worden genomen, dat wil zeggen onder meer:

a)

de resultaten van hun nationale programma’s met betrekking tot residuen van bestrijdingsmiddelen;

b)

nadere gegevens over de door hun laboratoria gehanteerde kwaliteitsbewakingsmethoden, en met name nadere gegevens over de in de richtsnoeren betreffende de procedures voor de kwaliteitsbewaking bij de analyse van bestrijdingsmiddelenresiduen voorkomende punten die zij niet hebben kunnen toepassen of met de toepassing waarvan zij problemen hebben ondervonden;

c)

nadere gegevens betreffende de erkenning, overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 93/99/EEG, van de laboratoria die de analysen uitvoeren (aard van de erkenning, erkenningsinstantie en een kopie van het erkenningsdocument);

d)

nadere gegevens over proficiency tests en ringonderzoeken waaraan het laboratorium heeft deelgenomen.

4)

Uiterlijk op 30 september 2004 bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA het ontwerp in te dienen van het nationale programma voor 2005 voor de bewaking van de maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen als vastgesteld bij de Richtlijnen 90/642/EEG en 86/362/EEG, met informatie over:

a)

de criteria die zijn toegepast voor de bepaling van het aantal te nemen monsters en de uit te voeren analysen;

b)

de rapportageniveaus en de criteria aan de hand waarvan de rapportageniveaus zijn bepaald;

c)

nadere gegevens over de erkenning, overeenkomstig Richtlijn 93/99/EEG, van de laboratoria die de analyses uitvoeren.

Deze aanbeveling is gericht tot de Republiek IJsland, het Vorstendom Liechtenstein en het Koninkrijk Noorwegen.

Gedaan te Brussel, 30 maart 2004.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Bernd HAMMERMANN

Lid van het College

Niels FENGER

Directeur



BIJLAGE

Te bewaken combinaties bestrijdingsmiddel/product

Bestrijdingsmiddelresidu waarop de analyse betrekking moet hebben

Jaar

2004

2005(1)

2006(1)

Acefaat

(c)

(a)

(b)

Aldicarb

(c)

(a)

(b)

Azinfos-methyl

(c)

(a)

(b)

Azoxystrobine

(c)

(a)

(b)

Benomyl-groep

(c)

(a)

(b)

Bromopropylaat

(c)

(a)

(b)

Captan

(c)

(a)

(b)

Chloorthalonil

(c)

(a)

(b)

Chloorpyrifos

(c)

(a)

(b)

Chloorpyrifos-methyl

(c)

(a)

(b)

Cypermethrin

(c)

(a)

(b)

Cyprodinil

(c)

(a)

(b)

Deltamethrin

(c)

(a)

(b)

Diazinon

(c)

(a)

(b)

Dichlofluanide

(c)

(a)

(b)

Dicofol

(c)

(a)

(b)

Dimethoaat

(c)

(a)

(b)

Difenylamine(2)

(c)

(a)

(b)

Endosulfan

(c)

(a)

(b)

Fenhexamid

(c)

(a)

(b)

Folpet

(c)

(a)

(b)

Imazalil

(c)

(a)

(b)

Iprodion

(c)

(a)

(b)

Kresoxim-methyl

(c)

(a)

(b)

Lambda-cyhalothrin

(c)

(a)

(b)

Malathion

(c)

(a)

(b)

Maneb-groep

(c)

(a)

(b)

Mecarbam

(c)

(a)

(b)

Methamidofos

(c)

(a)

(b)

Metalaxyl

(c)

(a)

(b)

Methidathion

(c)

(a)

(b)

Methiocarb

(c)

(a)

(b)

Methomyl

(c)

(a)

(b)

Myclobutanil

(c)

(a)

(b)

Omethoaat

(c)

(a)

(b)

Oxydemeton-methyl

(c)

(a)

(b)

Parathion

(c)

(a)

(b)

Permethrin

(c)

(a)

(b)

Foraat

(c)

(a)

(b)

Pirimifos-methyl

(c)

(a)

(b)

Procymidon

(c)

(a)

(b)

Propyzamide

(c)

(a)

(b)

Spiroxamine

(c)

(a)

(b)

Thiabendazool

(c)

(a)

(b)

Tolylfluanide

(c)

(a)

(b)

Triazofos

(c)

(a)

(b)

Vinchlozolin

(c)

(a)

(b)

(a)

Peren, bananen, bonen (vers of bevroren), aardappelen, wortelen, sinaasappelen/mandarijnen, perziken/nectarines, spinazie (vers of bevroren).

(b)

Bloemkool, pepers, tarwe, aubergines, rijst, druiven, komkommer, erwten (vers of bevroren, analyse zonder peul).

(c)

Appels, tomaten, sla, aardbeien, prei, sinaasappelsap, sluitkool, rogge/haver.


(a)

Peren, bananen, bonen (vers of bevroren), aardappelen, wortelen, sinaasappelen/mandarijnen, perziken/nectarines, spinazie (vers of bevroren).

(b)

Bloemkool, pepers, tarwe, aubergines, rijst, druiven, komkommer, erwten (vers of bevroren, analyse zonder peul).

(c)

Appels, tomaten, sla, aardbeien, prei, sinaasappelsap, sluitkool, rogge/haver.