Home

Mededeling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken

Mededeling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken

3.12.2009

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 294/7


Mededeling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken

2009/C 294/04

A.

Deze mededeling wordt bekendgemaakt ingevolge de bepalingen van de Overeenkomst betreffende de Europesse Economische Ruimte (hierna „de EER-Overeenkomst” genoemd) en de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (hierna „de Toezichtovereenkomst” genoemd).

B.

De Europese Commissie heeft een „Mededeling betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken” bekendgemaakt(1). In dit niet-bindende besluit worden de beginselen uiteengezet die de Europese Commissie volgt met betrekking tot het verlenen van immuniteit tegen of vermindering van geldboeten in zaken die aan artikel 81 van het EG-Verdrag en/of artikel 53 van de EER-Overeenkomst worden getoetst(2).

C.

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA beschouwt dit besluit als voor de EER relevant. Teneinde gelijke mededingingsvoorwaarden te handhaven en een uniforme toepassing van de EER-mededingingsvoorschriften in de hele Europese Economische Ruimte te verzekeren, stelt de Autoriteit deze mededeling vast uit hoofde van de haar bij artikel 5, lid 2, onder b), van de Toezichtovereenkomst verleende bevoegdheid. Zij is voornemens de beginselen en regels van deze mededeling te volgen bij de toepassing van de desbetreffende EER-regels in afzonderlijke zaken.

D.

Deze mededeling vervangt de mededeling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 2003 betreffende het niet opleggen of de vermindering van boeten in kartelzaken (hierna „de mededeling van 2003” genoemd)(3).

I. INLEIDING

(1)

Deze mededeling geeft het kader aan voor het belonen van ondernemingen die partij zijn of zijn geweest bij geheime kartels die de EER treffen, voor de medewerking die zij verlenen aan het onderzoek van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA. Kartels zijn overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen twee of meer concurrenten met als doel hun concurrerend handelen op de markt te coördineren en/of de relevante concurrentieparameters te beïnvloeden via praktijken zoals het afspreken van aan- of verkoopprijzen, de toewijzing van productie- of verkoopquota, de verdeling van markten (met inbegrip van offertevervalsing), het beperken van importen of exporten en/of mededingingsverstorende maatregelen tegen andere concurrenten. Dergelijke praktijken behoren tot de zwaarste schendingen van artikel 53 van de EER-Overeenkomst.

(2)

Door hun normale onderlinge concurrentie kunstmatig te beperken, ontsnappen deze ondernemingen aan de druk die hen aanzet tot innoveren, zowel op het gebied van productontwikkeling als wat de invoering van efficiëntere productiemethoden betreft. Dergelijke praktijken leiden tevens tot duurdere grondstoffen en onderdelen voor de EER-ondernemingen die afnemers van deze producenten zijn. Zij resulteren uiteindelijk in kunstmatige prijzen en een beperkte keuze voor de consument. Op lange termijn hebben zij een verlies aan concurrentievermogen en lagere werkgelegenheidskansen tot gevolg.

(3)

Geheime kartels zijn, naar hun aard, vaak moeilijk op te sporen en te onderzoeken zonder de medewerking van ondernemingen of personen die daarbij betrokken zijn. Daarom is de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van oordeel dat het in het belang van de EER is een clemente behandeling te verlenen aan ondernemingen die bij dit soort onrechtmatige praktijken betrokken zijn en die bereid zijn hun aandeel daarin stop te zetten en met het onderzoek van de Autoriteit mee te werken, onafhankelijk van de andere ondernemingen die bij het kartel betrokken zijn. Het ontdekken en bestraffen van geheime kartels is voor consumenten en burgers immers van groter belang dan het beboeten van de ondernemingen die de Autoriteit in staat hebben gesteld deze praktijken op te sporen en te verbieden.

(4)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA is van mening dat de medewerking van een onderneming bij het opsporen van een kartel een intrinsieke waarde heeft. Een doorslaggevende bijdrage tot de inleiding van een onderzoek of de vaststelling van een inbreuk kan rechtvaardigen dat aan de betrokken onderneming immuniteit tegen geldboeten wordt verleend, mits aan bepaalde aanvullende voorwaarden is voldaan.

(5)

Voorts kan medewerking van één of meer ondernemingen een boetevrmindering door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA rechtvaardigen. Een boetevrmindering moet de daadwerkelijke bijdrage, in termen van kwaliteit en tijdstip, van een onderneming aan de vaststelling van de inbreuk door de Autoriteit weerspiegelen. Boeteverminderingen moeten worden beperkt tot de ondernemingen die de Autoriteit bewijsmateriaal verstrekken dat een aanzienlijke toegevoegde waarde heeft ten opzichte van het materiaal waarover de Autoriteit reeds beschikt.

(6)

Ondernemingen kunnen niet alleen reeds bestaande stukken verschaffen, zij kunnen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA ook vrijwillig op de hoogte brengen van de kennis die zij hebben van een kartel en van hun rol daarin; een dergelijke presentatie wordt dan speciaal voorbereid om in het kader van onderhavige clementieregeling te worden ingediend. Dit soort initiatieven zijn nuttig gebleken om kartelinbreuken op effectieve wijze te onderzoeken en te beëindigen, en mogen niet ontmoedigd worden door „discovery”-bevelen die in burgerlijke zaken worden afgegeven. Kandidaat-clementieverzoekers zouden van medewerking met de Autoriteit in het kader van deze regeling kunnen worden afgeschrikt indien daardoor hun positie in burgerlijke zaken in het gedrang komt ten opzichte van ondernemingen die niet meewerken. Een dergelijke ongewenst effect zou aanzienlijke schade toebrengen aan het publieke belang bij de effectieve publieke handhaving van artikel 53 van de EER-Overeenkomst in kartelzaken - en dus aan het publieke belang bij de daaropvolgende of parallel verlopende particuliere handhaving.

(7)

Het mededingingstoezicht waarmee de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA door de EER-Overeenkomst is belast(4), omvat niet alleen de verplichting individuele inbreuken op te sporen en te bestraffen, maar ook de verplichting een algemeen beleid te voeren. De bescherming van ondernemingsverklaringen in het algemeheten belang staat niet in de weg dat deze worden geopenbaard aan andere geadresseerden van de mededeling van punten van bezwaar om hun rechten van verdediging in de procedure voor de Autoriteit te vrijwaren, voor zover het technisch mogelijk is beide belangen te combineren door alleen in de lokalen van de Autoriteit toegang tot ondernemersverklaringen mogelijk te maken en normaal gesproken slechts bij één gelegenheid volgend op de formele kennisgeving van de punten van bezwaar.

II. IMMUNITEIT TEGEN GELDBOETEN

A. Vereisten om voor immuniteit tegen geldboeten in aanmerking te komen

(8)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA zal een onderneming die haar deelname onthult aan een vermeend kartel dat de EER treft, immuniteit verlenen tegen de geldboete die haar anders zou zijn opgelegd, indien die onderneming als eerste informatie en bewijsmateriaal verschaft dat, naar de mening van de Autoriteit, de Autoriteit in staat zal stellen:

a)

een gerichte inspectie uit te voeren in verband met het vermeende kartel(5), of

b)

een inbreuk op artikel 53 van de EER-Overeenkomst vast te stellen in verband met het vermeende kartel.

(9)

Om de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA in staat te stellen een gerichte inspectie in de zin van punt 8, onder a), te kunnen uitvoeren, moet de onderneming de Autoriteit de informatie en het bewijsmateriaal verschaffen zoals hieronder aangegeven, voor zover dit, naar de mening van de Autoriteit, de inspecties niet in gevaar zou brengen:

a)

een ondernemingsverklaring(6) die, voor zover de clementieverzoeker bekend op het tijdstip van de indiening van de verklaring, bevat:

een gedetailleerde beschrijving van de vermeende kartelregeling. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om doelstellingen, activiteiten en functioneren; het betrokken product of de betrokken dienst, de geografische omvang, de duur van het vermeende kartel en de geraamde marktvolumes die van het vermeende kartel te lijden hadden; de specifieke data, locaties, inhoud van en deelnemers aan vermeende kartelcontacten, en alle relevante toelichting in verband met het bewijsmateriaal dat ter staving van het clementieverzoek werd verschaft;

naam en adres van de rechtspersoon die het immuniteitsverzoek indient, alsmede naam en adres van de overige ondernemingen die aan het vermeende kartel deelnemen of deelnamen;

de namen, posities, kantoorlocaties en, waar nodig, thuisadressen van alle natuurlijke personen die, voor zover de clementieverzoeker bekend, betrokken zijn of waren bij het vermeende kartel, met inbegrip van de natuurlijke personen die namens de clementieverzoeker betrokken waren;

informatie aangaande de vraag welke andere mededingingsautoriteiten, al dan niet binnen de EER, zijn benaderd of mogelijk zullen worden benaderd in verband met het vermeende kartel, en

b)

overig bewijsmateriaal in verband met het vermeende kartel dat de clementieverzoeker in bezit heeft of die voor hem beschikbaar is op het tijdstip van de indiening en met name bewijsmateriaal dat dateert uit de periode van de inbreuk.

(10)

Er wordt geen immuniteit uit hoofde van punt 8, onder a), verleend wanneer de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, ten tijde van de indiening, al over voldoende materiaal beschikte om een beschikking te geven tot het verrichten van een inspectie in verband met het vermeende kartel of al een dergelijke inspectie had uitgevoerd.

(11)

Immuniteit uit hoofde van punt 8, onder b), wordt uitsluitend verleend onder de cumulatieve voorwaarden dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, ten tijde van de indiening, niet over voldoende bewijsmateriaal beschikte om, met betrekking tot het vermeende kartel, een inbreuk op 53 van de EER-Overeenkomst vast te stellen en dat aan geen enkele onderneming voorwaardelijke immuniteit tegen geldboeten op grond van punt 8, onder a), werd verleend in verband met het vermeende kartel. Om in aanmerking te komen, moet een onderneming als eerste uit de periode van de feiten stammend, belastend bewijsmateriaal over het vermeende kartel, alsmede een ondernemingsverklaring die de in punt artikel 9, onder a), genoemde informatie bevat, verschaffen op basis waarvan de Autoriteit een inbreuk op 53 van de EER-Overeenkomst kan vaststellen.

(12)

Naast de voorwaarden die in punt 8, onder a), de punten 9 en 10 of in punt 8, onder b), en punt 11 zijn vermeld, moet in ieder geval aan elk van de volgende voorwaarden worden voldaan om voor immuniteit tegen geldboeten in aanmerking te komen:

a)

de onderneming verleent oprecht(7), volledig, onafgebroken en snel medewerking vanaf het tijdstip van de indiening van haar verzoek en dit gedurende de hele administratieve procedure voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA. Dit houdt onder meer in dat de onderneming:

de Autoriteit dadelijk alle relevante informatie en bewijsmateriaal verschaft die zij in haar bezit krijgt of die voor haar beschikbaar is;

ter beschikking blijft van de Autoriteit om dadelijk antwoord te geven op ieder verzoek dat kan bijdragen tot de vaststelling van de betrokken feiten;

ervoor zorgt dat huidige (en, zo mogelijk, vroegere) medewerkers en directeuren door de Autoriteit kunnen worden ondervraagd;

geen relevante informatie of bewijsmateriaal met betrekking tot het vermeende kartel vernietigt, vervalst of verbergt, en

vooraleer de Autoriteit in de zaak een mededeling van punten van bezwaar heeft doen uitgaan, niet onthult dat zij een clementieverzoek heeft ingediend of wat daarvan de inhoud is, tenzij anders is overeengekomen;

b)

de onderneming heeft onmiddellijk na het indienen van haar clementieverzoek een eind aan haar betrokkenheid bij het vermeende kartel gemaakt, behalve voor zover haar voortgezette deelname volgens de Autoriteit redelijkerwijs noodzakelijk is om de integriteit van de inspecties te vrijwaren;

c)

wanneer een onderneming overweegt bij de Autoriteit een clementieverzoek in te dienen, mag zij geen bewijsmateriaal van het vermeende kartel hebben vernietigd, vervalst of verborgen, noch hebben onthuld dat zij een clementieverzoek overweegt in te dienen of wat daarvan de inhoud is, tenzij aan andere mededingingsautoriteiten.

(13)

Een onderneming die stappen heeft ondernomen om andere ondernemingen te dwingen zich bij het kartel aan te sluiten of binnen het kartel te blijven, komt niet voor immuniteit tegen geldboeten in aanmerking. Wel kan zij nog in aanmerking komen voor een boetevrmindering indien zij voldoet aan de desbetreffende vereisten en alle voorwaarden daarvoor vervult.

B. Procedure

(14)

Een onderneming die een verzoek tot immuniteit tegen geldboeten wil indienen, neemt daartoe contact op met het directoraat Concurrentie en Staatssteun van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA. De onderneming kan ofwel in een eerste fase een marker aanvragen of onmiddellijk bij de Autoriteit een formeel verzoek voor immuniteit tegen geldboeten indienen om te voldoen aan de voorwaarden van punt 8, onder a) of b), afhankelijk van het geval. De Autoriteit kan een verzoek om immuniteit tegen geldboeten naast zich neerleggen op grond van het feit dat dit is ingediend nadat de mededeling van punten van bezwaar is uitgegaan.

(15)

De diensten van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA kunnen een marker toekennen waarmee de plaats van een verzoeker om immuniteit in de rij gedurende een van geval tot geval te bepalen periode wordt gereserveerd, zodat hij de nodige informatie en het nodige bewijsmateriaal kan verzamelen. Om voor een marker in aanmerking te kunnen komen, moet de verzoeker de Autoriteit informatie verschaffen met betrekking tot zijn naam en adres, de partijen bij het vermeende kartel, getroffen product(en) en grondgebied(en), de geschatte duur van het vermeende kartel en de aard van het vermeende kartelgedrag. De verzoeker dient de Autoriteit ook te informeren over andere clementieverzoeken die hij in verband met het vermeende kartel bij andere autoriteiten in het verleden heeft ingediend of mogelijk nog zal indienen. Ook dient hij zijn verzoek om een marker te rechtvaardigen. Wordt een marker toegekend, dan bepalen de diensten van de Autoriteit de termijn waarbinnen de verzoeker de marker moet vervolledigen door de informatie en het bewijsmateriaal mee te delen die vereist zijn om de desbetreffende bewijsdrempel voor immuniteit te halen. Ondernemingen die een marker hebben gekregen, kunnen deze niet vervolledigen door een hypothetisch gesteld formeel verzoek in te dienen. Vervolledigt de verzoeker de marker binnen de door de diensten van de Autoriteit vastgestelde periode, dan worden de verschafte informatie en het verschafte bewijsmateriaal geacht te zijn ingediend op het tijdstip waarop de marker werd toegekend.

(16)

Een onderneming die bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA een formeel verzoek om immuniteit indient, moet:

a)

de Autoriteit alle voor haar beschikbare informatie en bewijsmateriaal in verband met het vermeende kartel verstrekken, zoals gespecificeerd in de punten 8 en 9, inclusief ondernemingsverklaringen, of

b)

deze informatie en dit bewijsmateriaal in eerste instantie op hypothetische wijze verstrekken, in welk geval de onderneming een lijst moet indienen met een gedetailleerde beschrijving van het bewijsmateriaal dat ze op een overeengekomen later tijdstip bereid is te verschaffen. Op deze lijst moeten de aard en de inhoud van het bewijsmateriaal nauwkeurig zijn weergegeven, zonder dat evenwel afbreuk wordt gedaan aan de hypothetische aard van de informatieverstrekking. Om de aard en inhoud van het bewijsmateriaal te illustreren, kunnen kopieën van documenten worden gebruikt waaruit de gevoelige informatie is geschrapt. De naam van de verzoekende onderneming en van andere bij het vermeende kartel betrokken ondernemingen hoeven pas te worden onthuld wanneer het in het verzoek beschreven bewijsmateriaal wordt ingediend. Wel moeten de door het vermeende kartel getroffen producten of diensten, de geografische omvang van het vermeende kartel en de geschatte duur duidelijk worden aangegeven.

(17)

Het directoraat Concurrentie en Staatssteun van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA geeft, op verzoek, een bevestiging van ontvangst van het verzoek van de onderneming om immuniteit tegen geldboeten waarin de datum en, waar van toepassing, het tijdstip van het verzoek worden bevestigd.

(18)

Nadat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA de informatie en het bewijsmateriaal heeft ontvangen dat de onderneming overeenkomstig punt 16, onder a), heeft verschaft en zich ervan heeft vergewist dat dit, naar gelang het geval, aan de in punt 8, onder a) of b), beschreven voorwaarden voldoet, kent zij de onderneming schriftelijk voorwaardelijke immuniteit tegen geldboeten toe.

(19)

Heeft de onderneming informatie en bewijsmateriaal in hypothetische vorm verschaft, dan gaat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA na of de aard en inhoud van het bewijsmateriaal dat in de in punt 16, onder b), bedoelde gedetailleerde lijst wordt beschreven, voldoen aan de voorwaarden van punt 8, onder a) of b), naar gelang het geval, en stelt zij de onderneming hiervan op de hoogte. Nadat het bewijsmateriaal uiterlijk op de overeengekomen datum is verschaft en de Autoriteit heeft vastgesteld dat het overeenkomt met de beschrijving in de lijst, zal de Autoriteit de onderneming schriftelijk voorwaardelijke immuniteit tegen geldboeten toekennen.

(20)

Wordt duidelijk dat immuniteit niet beschikbaar is of dat de onderneming niet voldeed aan de voorwaarden van punt 8, onder a) of b), naar gelang het geval, dan stelt de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA de onderneming daarvan schriftelijk in kennis. In dat geval kan de onderneming het bewijsmateriaal dat met het oog op het verkrijgen van immuniteit is ingediend, intrekken of de Autoriteit verzoeken dit in het kader van deel III van onderhavige mededeling in aanmerking te nemen. Dit weerhoudt de Autoriteit er niet van gebruik te maken van haar gewone onderzoeksbevoegdheden om de desbetreffende informatie te verkrijgen.

(21)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA zal geen andere verzoeken om immuniteit tegen geldboeten in aanmerking nemen zolang zij geen standpunt heeft ingenomen ten aanzien van een voorliggend verzoek met betrekking tot dezelfde vermeende inbreuk, of het immuniteitsverzoek nu formeel ingediend is of gedaan is door het vragen van een marker.

(22)

Indien de onderneming aan het eind van de administratieve procedure voldaan heeft aan de in punt 12 uiteengezette voorwaarden, zal de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA haar in de desbetreffende beschikking immuniteit tegen geldboeten verlenen. Indien de onderneming aan het eind van de administratieve procedure niet aan de in punt 12 uiteengezette voorwaarden heeft voldaan, zal de onderneming geen clemente behandeling in het kader van deze mededeling krijgen. Indien de Autoriteit na het verlenen van voorwaardelijke immuniteit uiteindelijk tot de bevinding komt dat de verzoeker om immuniteit andere ondernemingen onder druk heeft gezet, zal zij geen immuniteit verlenen.

III. BOETEVRMINDERING

A. Vereisten om voor boetevrmindering in aanmerking te komen

(23)

Wanneer ondernemingen hun deelname aan een vermeend kartel dat de EER treft, onthullen en niet voldoen aan de voorwaarden die in deel II zijn uiteengezet, kunnen zij toch in aanmerking komen voor een vermindering van de geldboete die hen anders zou zijn opgelegd.

(24)

Om in aanmerking te komen, moet een onderneming de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bewijsmateriaal van de vermeende inbreuk verstrekken dat een significant toegevoegde waarde heeft vergeleken met het bewijsmateriaal waarover de Autoriteit reeds beschikt, en moet de onderneming aan alle in punt 12, onder a), b) en c), uiteengezette voorwaarden voldoen.

(25)

Het begrip „toegevoegde waarde” verwijst naar de mate waarin het verstrekte bewijsmateriaal, door de aard en/of nauwkeurigheid ervan, het vermogen van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA versterkt om het vermeende kartel te bewijzen. Bij haar beoordeling zal de Autoriteit er over het algemeen van uitgaan dat schriftelijk bewijsmateriaal dat dateert van de periode waarin de feiten hebben plaatsgevonden, een grotere waarde heeft dan later opgesteld bewijsmateriaal. Belastend bewijsmateriaal dat rechtstreeks relevant is voor de betrokken feiten, zal over het algemeen als van grotere waarde beschouwd worden dan bewijsmateriaal dat slechts zijdelings relevant is. Evenzo zal ook de mate waarin bevestiging door andere bronnen nodig is om het verschafte bewijsmateriaal tegen andere, bij de zaak betrokken ondernemingen te kunnen gebruiken, invloed hebben op de waarde van dat bewijsmateriaal. Daarom wordt aan beslissend bewijsmateriaal grotere waarde toegekend dan aan verklaringen die bij betwisting verder moeten worden gestaafd.

(26)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bepaalt in haar eindbeschikking die aan het einde van de administratieve procedure wordt gegeven voor welk niveau van vermindering van de geldboete, die anders zou zijn opgelegd, een onderneming in aanmerking komt. Voor:

de eerste onderneming die bewijsmateriaal met een significante toegevoegde waarde verstrekt: een vermindering van 30 tot 50 %;

de tweede onderneming die bewijsmateriaal met een significante toegevoegde waarde verstrekt: een vermindering van 20 tot 30 %; en

voor de volgende ondernemingen die bewijsmateriaal met een significante toegevoegde waarde verstrekken: een vermindering van ten hoogste 20 %.

Om het niveau van de vermindering te bepalen binnen deze marges, zal de Autoriteit rekening houden met het moment waarop het bewijsmateriaal dat aan het in punt 24 bepaalde voldoet, werd verschaft en de mate waarin dat bewijsmateriaal toegevoegde waarde had.

Wanneer een verzoeker om boetevrmindering als eerste beslissend bewijsmateriaal in de zin van punt 25 verschaft dat de Autoriteit gebruikt om additionele feiten aan te tonen waardoor de zwaarte of de duur van de inbreuk toeneemt, zal de Autoriteit deze additionele feiten niet in aanmerking nemen bij het bepalen van een geldboete die wordt opgelegd aan de onderneming die dat bewijsmateriaal heeft verschaft.

B. Procedure

(27)

Een onderneming die voor een boetevrmindering in aanmerking wenst te komen, moet bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA een formeel verzoek daartoe indienen en moet de Autoriteit voldoende bewijsmateriaal aangaande het vermeende kartel verschaffen om voor boetevrmindering in de zin van punt 24 van deze mededeling in aanmerking te komen. Wil een onderneming die vrijwillig bij de Autoriteit bewijsmateriaal indient, dat dit bewijsmateriaal in aanmerking wordt genomen voor de clemente behandeling van deel III van deze mededeling, dan moet op het tijdstip van de indiening ervan duidelijk worden aangegeven dat het bewijsmateriaal deel uitmaakt van een formeel verzoek om boetevrmindering.

(28)

Het directoraat Concurrentie en Staatssteun van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA geeft, op verzoek, een bevestiging van de ontvangst van het verzoek van de onderneming om boetevrmindering, alsmede van de ontvangst van eventueel later ingediend bewijsmateriaal. Daarmee wordt de datum en, waar van toepassing, het tijdstip van iedere indiening bevestigd. De Autoriteit zal geen standpunt innemen ten aanzien van een verzoek om boetevrmindering zolang zij nog geen standpunt heeft ingenomen ten aanzien van voorliggende verzoeken om voorwaardelijke immuniteit tegen geldboeten die op hetzelfde vermeende kartel betrekking hebben.

(29)

Indien de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tot de voorlopige conclusie komt dat het bewijsmateriaal dat door een onderneming is verstrekt, significant toegevoegde waarde heeft in de zin van de punten 24 en 25 en dat de onderneming aan de voorwaarden van de punten 12 en 27 heeft voldaan, stelt zij de onderneming, uiterlijk op de datum van kennisgeving van de mededeling van punten van bezwaar, schriftelijk in kennis van haar voornemen om een boetevrmindering toe te kennen binnen een in punt 26 aangegeven bandbreedte. De Autoriteit zal ook, binnen diezelfde termijn, de onderneming schriftelijk informeren, indien zij tot de voorlopige conclusie komt dat de onderneming niet voor een boetevrmindering in aanmerking komt. De Autoriteit kan een verzoek om boetevrmindering naast zich neerleggen wanneer dat is ingediend nadat de mededeling van punten van bezwaar is uitgegaan.

(30)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA zal de uiteindelijke situatie van elke onderneming die om boetevrmindering verzoekt, aan het einde van de administratieve procedure beoordelen wanneer zij haar beschikking geeft. In die eindbeschikking bepaalt de Autoriteit:

a)

of het door een onderneming verschafte bewijsmateriaal significant toegevoegde waarde had ten opzichte van het bewijsmateriaal waarover de Autoriteit op datzelfde tijdstip reeds beschikte;

b)

of aan de voorwaarden van punt 12, onder a), b) en c), is voldaan;

c)

het precieze niveau van vermindering dat een onderneming — binnen de in punt 26 aangegeven bandbreedten — krijgt.

Indien de Autoriteit tot de bevinding komt dat de onderneming niet aan de in punt 12 uiteengezette voorwaarden heeft voldaan, krijgt de onderneming geen clemente behandeling in het kader van deze mededeling.

IV. ONDERNEMINGSVERKLARINGEN AFGELEGD MET HET OOG OP EEN CLEMENTE BEHANDELING IN HET KADER VAN DEZE MEDEDELING

(31)

In een ondernemingsverklaring wordt vrijwillig door of namens een onderneming aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA uiteengezet wat een onderneming van een kartel weet en welke rol zij daarbij speelde; dergelijke verklaring is speciaal opgesteld om in het kader van onderhavige mededeling te worden ingediend. Verklaringen die in verband met deze mededeling tegenover de Autoriteit zijn afgelegd, maken deel uit van het dossier van de Autoriteit en kunnen dus als bewijsmateriaal worden gebruikt.

(32)

Op de vraag van de clementieverzoeker kan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA ermee instemmen dat ondernemingsverklaringen mondeling worden afgelegd, behalve wanneer de verzoeker de inhoud van de ondernemingsverklaring al heeft bekendgemaakt aan derde partijen. Mondelinge ondernemingsverklaringen worden door de Autoriteit opgenomen en getranscribeerd. Overeenkomstig artikel 19 van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtovereenkomst(8) en de artikelen 3 en 17 van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtovereenkomst(9) zullen ondernemingen die mondelinge ondernemingsverklaringen afleggen, de gelegenheid krijgen de technische getrouwheid te controleren van de opname, die beschikbaar is in de lokalen van de Autoriteit, en de inhoud van hun mondelinge verklaringen binnen een bepaalde termijn te corrigeren. Ondernemingen kunnen binnen diezelfde termijn van deze rechten afzien; in dat geval geldt de opname vanaf dat tijdstip als goedgekeurd. Na de expliciete of impliciete goedkeuring van de mondelinge verklaring of de indiening van eventuele correcties daarop, zal de onderneming binnen een bepaalde termijn de opnamen in de lokalen van de Autoriteit beluisteren en de getrouwheid van de transcriptie controleren. Niet-naleving van deze voorwaarde kan resulteren in het verlies van clementie in het kader van deze mededeling.

(33)

Toegang tot ondernemingsverklaringen wordt alleen verleend aan de geadresseerden van een mededeling van punten van bezwaar mits zijzelf —en hun raadslieden die namens hen toegang krijgen —zich ertoe verbinden geen kopie te maken met mechanische of elektronische middelen van informatie in de ondernemingsverklaring waartoe zij toegang krijgen, en te verzekeren dat de via de ondernemingsverklaring verkregen informatie uitsluitend voor de hierna te noemen doeleinden wordt gebruikt. Andere partijen zoals klagers krijgen geen toegang tot ondernemingsverklaringen. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA is van mening dat deze bijzondere bescherming van een ondernemingsverklaring niet langer gerechtvaardigd is vanaf het tijdstip dat de verzoeker de inhoud van zijn mondelinge verklaring onthult aan derde partijen.

(34)

Overeenkomstig de mededeling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betreffende de regels voor toegang tot het dossier van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA overeenkomstig de artikelen 53, 54 en 57 van de EER-Overeenkomst(10) wordt uitsluitend aan de geadresseerden van de mededeling van punten van bezwaar toegang tot het dossier verleend mits de aldus verkregen informatie alleen wordt gebruikt voor gerechtelijke of administratieve procedures met het oog op de toepassing van de EER-mededingingsregels die in de desbetreffende administratieve procedure in het geding zijn. Indien dergelijke informatie in de loop van de procedure voor de Autoriteit voor andere doeleinden wordt gebruikt, kan zulks worden beschouwd als gebrek aan medewerking in de zin van de punten 12 en 27 van onderhavige mededeling. Voorts kan de Autoriteit, wanneer dergelijk gebruik van informatie plaatsvindt nadat de Autoriteit in de procedure reeds een verbodsbeschikking heeft gegeven, in een juridische procedure voor het EVA-Hof van Justitie, dit rechtscollege verzoeken de geldboete voor de verantwoordelijke onderneming te verhogen. Mocht de informatie op enig tijdstip voor een ander doel worden gebruikt, en is daarbij een externe raadsman betrokken, dan kan de Autoriteit het incident ter kennis brengen van de balie van die raadsman, met het oog op disciplinaire maatregelen.

(35)

Ondernemingsverklaringen die in het kader van deze mededeling zijn afgelegd, worden, overeenkomstig artikel 12 van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtovereenkomst, alleen doorgegeven aan mededingingsautoriteiten van de lidstaten indien aan de voorwaarden van de mededeling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betreffende de samenwerking binnen het EVA-netwerk van mededingingsautoriteiten(11) is voldaan en mits de door de ontvangende mededingingsautoriteit verleende bescherming tegen onthulling evenwaardig is aan die welke de Autoriteit biedt.

V. ALGEMENE OVERWEGINGEN

(36)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA zal geen standpunt innemen ten aanzien van de vraag of al dan niet voorwaardelijke immuniteit moet worden toegekend, of anderszins ten aanzien van het al dan niet honoreren van een clementieverzoek, wanneer duidelijk wordt dat het verzoek inbreuken betreft die onder de in artikel 25, lid 1, onder b), van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtovereenkomst bepaalde verjaringstermijn van vijf jaar voor het opleggen van geldboeten en dwangsommen vallen, aangezien dergelijke verzoeken zonder voorwerp zouden zijn.

(37)

Deze mededeling vervangt vanaf de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie en het EER-Supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie de mededeling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 2003 betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken voor alle zaken waarin geen enkele onderneming met de Autoriteit contact heeft opgenomen om in aanmerking te komen voor de in die mededeling beschreven clemente behandeling. Daarentegen zullen de punten 31 tot en met 35 van onderhavige mededeling worden toegepast vanaf het tijdstip van de bekendmaking ervan op alle lopende en nieuwe verzoeken om immuniteit tegen of vermindering van geldboeten.

(38)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA is zich ervan bewust dat deze mededeling rechtmatige verwachtingen wekt waarop ondernemingen mogen vertrouwen wanneer zij het bestaan van een kartel aan de Autoriteit bekendmaken.

(39)

Overeenkomstig de praktijk van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA zal het feit dat een onderneming tijdens de administratieve procedure met de Autoriteit heeft meegewerkt, in de beschikking vermeld worden om te verduidelijken waarom immuniteit tegen of vermindering van geldboeten werd verleend. Het feit dat immuniteit tegen of vermindering van geldboeten wordt verleend, kan een onderneming niet beschermen tegen de civielrechtelijke gevolgen van haar deelname aan een inbreuk op artikel 53 van de EER-Overeenkomst.

(40)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA is van mening dat openbaarmaking aan het publiek van documenten en geschreven of opgenomen verklaringen die in het kader van deze mededeling zijn ontvangen, over het algemeen afbreuk zou doen aan bepaalde publieke en particuliere belangen, bijvoorbeeld de bescherming van het doel van inspecties en onderzoeken in de zin van de algemene regels van de Autoriteit inzake de toegang tot documenten(12), zelfs nadat de beschikking is gegeven.