overtredingen van voorschriften, gesteld bij of
krachtens:
het Buitengewoon Besluit
Arbeidsverhoudingen 1945, artikel
8;
de Colportagewet,
de artikelen 6, 7, 8 en 24, tweede lid;
de Diergeneesmiddelenwet,
de artikelen 14, eerste en tweede lid, 20, tweede lid, 39, 40, 43, eerste lid, en 58, derde lid;
de Drank- en
Horecawet, de artikelen 2, 3, 12 tot en
met 25, 35, tweede lid, en 38;
de Gezondheids- en welzijnswet
voor dieren, de artikelen 34, 35, voorzover deze voorschriften zijn gesteld in samenhang met op grond van artikel 45 gestelde voorschriften, 38, 39, 41, derde lid, 42, 44, 45, 46, 47, zesde lid, 52, eerste lid, 53 tot en met 57, 58, eerste en vierde lid, 59, vierde lid, 60, 65 en 76;
de Handelsregisterwet
1996, de artikelen 25 en 28;
de Kaderwet diervoeders, de artikelen 12, onderdelen c en d, 20, 22,
33, onderdeel d, en 36;
de Landbouwkwaliteitswet,
de artikelen 2, eerste en tweede lid, 3, tweede lid, 4,
vierde lid, 6 en 9, eerste lid;
de Landbouwuitvoerwet
1938, de artikelen 2, 4 en 7;
de Luchtvaartwet, de artikelen 37ab, 37ae, eerste lid, 37f, derde lid, 37g, derde lid, of 37r;
de Plantenziektenwet,
de artikelen 2, 3, 3a, 6, en
13;
de Reconstructiewet
concentratiegebieden, de artikelen 36,
eerste en derde lid, en 47, eerste lid;
de Spoorwegwet, de
artikelen 10,
13,
27, tweede lid, onderdelen a tot en met
c, 33, zevende
lid, 36, eerste en vierde
lid, 39,
42,
45,
46, derde lid,
47,
48 en
53, alsmede – voor zover
aangeduid als strafbare feiten – overtredingen van voorschriften krachtens de
hoofdstukken 3 en
4, met uitzondering van de
artikelen 64, tweede lid,
en 65, eerste lid,
gegeven;
de Tabakswet, de
artikelen 2,
3,
3a
, 3b, 3c, 3e, 4, 5, 5a, 7, 8, 9, 10, 11, 11a en 18;
de Telecommunicatiewet, de
artikelen
2.3, derde lid, 3.4, tweede lid,
4.11, derde
lid, 5.2, derde en vijfde lid,
7.7,
10.4,
10.6,
10.7, tweede
lid, 10.10, 10.11, 10.12, 10.18, 13.4, eerste, tweede en derde
lid, 18.1, 18.2, 18.7, 18.12, 18.15, eerste en tweede lid
en 18.17, eerste en derde lid;
de Uitvoeringswet verdrag
chemische wapens, de artikelen 4 tot en met 8;
de Verordening nr. 2137/85 van de Raad van de Europese
Gemeenschappen van 25 juli 1985 tot instelling van
Europese economische samenwerkingsverbanden (PbEG L 199/1), artikel 7, tweede
alinea, onder i, en artikel
25, eerste alinea, letters a, c,
d en e, en tweede alinea;
De verordening (EG) nr. 2560/2001 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 december 2001 betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro (PbEG L 344), de artikelen 3, 4 en 5;
verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van
28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften
van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit
voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden
(PbEG L 31), artikel 14, eerste lid;
de Vestigingswet Bedrijven
1954, de artikelen 4, 15, tweede lid,
16, 18, tweede lid, 23 en - voor zover aangeduid als
strafbare feiten - 22;
de Visserijwet
1963, de artikelen 3, 3a, 4, 5 en 9;
de Vleeskeuringswet,
de artikelen 2, tweede lid, 6, 7, 18, eerste lid, onder
a en i, 19, 19a, 20a,
derde lid, 27, 28, 30a, 34, 35, 37, 38, 39 en 46a;
de Waarborgwet
1986, de artikelen 7a, 12, 30, 31, 35, 36, 37, 39, 44,
46, 57, 58 en 58a;
de Warenwet, de
artikelen 1a, 4 tot en met 11a, 13 tot en met 20, 22, 26,
tweede lid, 27, eerste lid, laatste volzin, 31, 32 en 32k;
de Wedervergeldingswet
zeescheepvaart, de artikelen 2, eerste
lid, 5, 9, derde lid, 10, eerste lid, 11c, eerste en tweede lid, 11d en 17;
de Wegenverkeerswet
1994, de artikelen 34, eerste lid, en
35;
de Wet aansprakelijkheid
olietankschepen, de artikelen 11, 12,
18, eerste lid, 20, 22 , 23, 24 en 26, tweede lid;
de Wet agrarisch
grondverkeer, de artikelen 61en 64,
derde lid;
de Wet allocatie arbeidskrachten
door intermediairs, de artikelen 4 en
12, tweede lid;
de Wet arbeid
vreemdelingen, artikel 19c;
de Wet
assurantiebemiddelingsbedrijf, de artikelen 3, eerste lid,
7, eerste
lid, 10, eerste lid, 10, eerste tot en met derde
lid, 11 en 20, eerste lid, en
21b, eerste lid;
Wet balansverkorting
geldelijke steun volkshuisvesting,
artikel 15;
de Wet capaciteitsbeheersing
binnenvaartvloot, artikel 6 alsmede -
voor zover aangeduid als strafbare feiten -
overtredingen van voorschriften krachtens die wet
gegeven;
de Wet op de
Bedrijfsorganisatie, - voor zover
aangewezen als strafbare feiten - de artikelen 32, 93 en 113;
de Wet op het
consumentenkrediet, de artikelen 9, 23,
derde lid, 26, 27, eerste en tweede lid, 34, 36, 38, 47,
48, tweede lid, en 65, tweede lid, voor zover artikel 69
van die wet niet anders bepaalt;
de Wet energiebesparing
toestellen, de artikelen 2, 4, tweede
lid, 5, 6, 8 , 9, 17, tweede en derde lid, 19, tweede
lid, en 21;
de Wet
energiedistributie, de artikelen 10,
11, 12, zesde lid, en 13;
de Wet Goederenvervoer Binnenscheepvaart (Stb. 1951,
472), de artikelen 4, 5, 30, 36, 45, tweede en zesde
lid, 51, eerste lid, 59, derde lid, 60, 62, eerste en
zevende lid, en 65, eerste lid, alsmede - voor zover
aangeduid als strafbare feiten - overtredingen van
voorschriften krachtens deze wet gegeven;
de Wet explosieven voor civiel
gebruik, de artikelen 7, 14, 15, derde
lid, 16 en 21;
de Wet goederenvervoer over de
weg, de artikelen 4, eerste en tweede
lid, 5, eerste en derde lid, 14, eerste en vijfde lid,
15, eerste lid, 21, 25, eerste lid, 29, eerste lid, 30,
31 en 49, derde lid, alsmede - voor zover aangeduid als
strafbare feiten - de artikelen 5, tweede lid, 26,
tweede lid, en 28;
de Wet goedkeuring en
uitvoering Markham-overeenkomst, de
artikelen 3, derde lid, en 4, tweede lid;
de Wet
havenstaatcontrole, de artikelen 12,
eerste en derde lid, en 13, eerste tot en met derde lid.
de Wet herstructurering
varkenshouderij, de artikelen 24,
vierde lid, en 29;
de Wet houdende vaststelling
van minimumeisen voor het houden van
legkippen, de artikelen 2 en 3, eerste
lid;
de wet houdende wijziging van
de Wet personenvervoer voor het taxivervoer
(deregulering taxivervoer), artikel V;
de Wet kabelbaaninstallaties,
artikelen 31, 32 en 33;
de Wet laden en lossen zeeschepen, de
artikelen 7, 8, eerste lid, onderdelen b en c, en tweede lid, 9, derde
lid, 10, 11, eerste lid, 12, 13, 14, eerste en tweede lid, en 19,
eerste lid, 24, zevende lid, en – voorzover aangeduid als
strafbare feiten – artikel 24, eerste tot en met derde
lid;
de Wet op de formeel
buitenlandse vennootschappen,
artikelen 2, 3 en 5, vierde lid;
de Wet op de
loonvorming, artikel 10, vijfde lid;
de Wet op de medische
hulpmiddelen, de artikelen 2, 3, eerste
lid, 4, 5, 7, eerste lid, en 9, eerste en derde lid;
de Wet medefinanciering
oververtegenwoordiging oudere
ziekenfondsverzekerden, de artikelen 5
en 13;
de Wet op de
ondernemingsraden, de artikelen 26,
zesde lid, en 36, zevende lid;
de Wet particuliere
beveiligingsorganisaties en
recherchebureaus, de artikelen 2 en 5,
tweede en vierde lid;
de Wet personenvervoer
2000, de artikelen
11, 19,
30, vierde lid,
39, eerste lid,
43a, derde lid,
51,
85 alsmede – voor zover
aangeduid als strafbare feiten – 8, 9,
vijfde lid, 83, 86 en
104, aanhef en onderdelen c en
d;
de Wet
pleziervaartuigen artikel 17;
de Wet schadefonds
olietankschepen, de artikelen 5, eerste
lid, en 8;
de Wet
scheepsuitrusting, artikel 26;
de Wet inzake
spaarbewijzen, de artikelen 3, tweede
en derde lid, en 3a, en - voor zover aangeduid als
strafbare feiten - artikel 2;
de Wet tarieven
gezondheidszorg, artikel 2a;
Wet op de toegang tot
ziektekostenverzekeringen 1998, de
artikelen 2, tweede lid, 3, 4, 15, 24, derde lid, 28,
eerste lid, 29, tweede volzin en 30, tweede en derde
lid;
de Wet ambtelijk toezicht bij
openbare verkopingen, artikel 1;
de Wet uitvoering aanbevelingen
artikel 63, derde lid,
EGKS-verdrag, artikel 2;
de Wet uitvoering
Internationaal Energieprogramma, de
artikelen 3, eerste en tweede lid, 6, derde lid, 10,
eerste lid, en 11, tweede lid, alsmede artikel 9 juncto
artikel 3, eerste of tweede lid, of 6, derde lid;
de Wet tot uitvoering van de
Verordening No. 11 van de Raad van de Europese
Economische Gemeenschap, de
artikelen 2 en 3;
de Wet op bijzondere medische
verrichtingen, de artikelen 2, 3, 4 en 6a;
de Wet grensoverschrijdend
vervoer van aan bederf onderhevige
levensmiddelen, de artikelen 3 juncto
8, eerste lid, 4, 5, 7, 9, tweede en vierde lid, 11 en
12;
de Wet veiligheid en kwaliteit
lichaamsmateriaal, de artikelen 3,
4, eerste en derde
lid, 5, 6, eerste lid,
7, eerste en derde
lid, 8 en 20;
de Wet vervoer
binnenvaart, de artikelen 5, tweede
lid, 7, 9, eerste lid, 10, 15, tweede lid, 16, tweede
lid, 20, eerste lid, 21, 23, tweede en vierde lid, 24,
26, 43, eerste lid, 44, 46, tweede lid, 48, eerste lid,
49, 53, 55, 74, 81 en 82, alsmede - voor zover aangeduid
als strafbare feiten - overtredingen van voorschriften
krachtens die wet gegeven;
de Wet vervoer over
zee, de artikelen 2, eerste en tweede
lid, 3, eerste en derde lid, 4, eerste, tweede en vierde
lid, 7, 9, 10, derde lid, 12, eerste lid, 15, 17, 18,
eerste lid, 20, eerste lid, 23, 25, 30 en 31;
de Wet voorkoming misbruik
chemicaliën, artikelen 4, 7, 8, 9 en
10, onder c.
de Wet voorraadvorming
aardolieproducten, de artikelen 3,
eerste lid, 5, derde lid, laatste volzin, en vierde lid,
8, derde lid, 10, derde lid, 13, eerste, tweede en
vierde lid, 14, eerste lid, tweede volzin, en 27;
de Wet vrachtprijzen vervoer
van kolen en staal, de artikelen 2
en 4;
de Wet op de walvisvangst
1960, artikel 2;
de Wet op de gevaarlijke
werktuigen, de artikelen 1a, 6, 8, eerste
lid, 10, eerste, tweede en derde lid, 11, derde lid, 12,
eerste lid, derde zin, en derde lid, 14, en 14a en 25a;
de Wet
ziekenhuisvoorzieningen, de artikelen
6, 15, vierde lid, 18a, 18b, eerste en achtste lid, 22,
23, alsmede - voor zover aangeduid als strafbare feiten
- 28;
de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten, artikel 5a, tweede lid;
de Wet van 28 juni 1989, Stb. 245, tot uitvoering van de
Verordening nr. 2137/85 van de Raad van de Europese
Gemeenschappen van 25 juli 1985 tot instelling van
Europese economische samenwerkingsverbanden (PbEG L 199/1), artikel 3, vierde
lid;
de Wet van 19 december 1991, Stb. 710, tot aanpassing van de
wetgeving aan de twaalfde richtlijn van de Raad van de
Europese Gemeenschappen inzake het vennootschapsrecht,
artikel IV, eerste en tweede lid, eerste en tweede
volzin;
het Burgerlijk Wetboek, Boek
2 (Rechtspersonen), – voor zover van toepassing of van
overeenkomstige toepassing op stichtingen en verenigingen als bedoeld in
artikel 360, derde lid, van
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, coöperaties,
onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen, besloten
vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, Europese economische
samenwerkingsverbanden of formeel buitenlandse vennootschappen als
bedoeld in de Wet op de formeel buitenlandse
vennootschappen – de artikelen 19, vijfde lid, tweede
volzin, 56, tweede lid,
61, onder b en
d, 63b, 75, 76a, tweede lid,
85,
91a,
94b, vierde
lid, 94c, vijfde lid,
96, derde en vierde
lid, 96a, zevende lid, tweede
volzin, 103, 105, vierde lid, laatste zin,
120, vierde
lid, 153, 154, derde lid,
186,
194,
204b, vierde
lid, 204c, vijfde lid,
230, vierde
lid, 263, 264, derde lid,
362, zesde lid, laatste
zin, 393, eerste lid,
394, derde
lid, en 395;
Boek 3 (Vermogensrecht) van
het Burgerlijk Wetboek, artikel 15d, eerste en tweede
lid, en artikel 15e, eerste en tweede lid;
het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering, artikel 1002, tweede
lid;
de Winkeltijdenwet,
de
artikelen 2, 3, vijfde lid, 4, derde lid, 5, derde
lid, 6, tweede lid, 7, derde lid, en 8, tweede lid;
de Wijzigingswet 1988 Warenwet,
artikel II, tweede en vijfde lid;
de IJkwet, de
artikelen 5, eerste lid, 7, eerste en derde lid, 8,
eerste en derde lid, 9, eerste en tweede lid, 11a, tweede lid, tweede volzin, 14,
vijfde lid, onder a, c en d,
19, 20, eerste en derde lid, 21, 21a, eerste lid, 21b, derde lid, laatste volzin,
26b, tweede lid, eerste
volzin, 26c, 27 en 29h, tweede lid;
de Zeevaartbemanningswet,
artikelen 56, 57, 58, 59 en 60;
de Ziekenfondswet,
artikel 43b.