Home

Algemene wet inzake rijksbelastingen

Geldig van 1 februari 2004 tot 1 maart 2004
Geldig van 1 februari 2004 tot 1 maart 2004

Algemene wet inzake rijksbelastingen

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-02-2004 tot 01-03-2004]

Aanhef

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter vereenvoudiging van de wetgeving inzake rijksbelastingen wenselijk is, regelen welke aan een aantal belastingen gemeen zijn, in een algemene wet samen te vatten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1

1.

De bepalingen van deze wet gelden bij de heffing van rijksbelastingen, alsmede bij de heffing van heffingsrente, revisierente, compenserende rente, kosten van ambtelijke werkzaamheden en bestuurlijke boeten welke ingevolge de belastingwet kunnen worden vastgesteld of opgelegd.

2.

Onder rijksbelastingen worden verstaan belastingen welke van rijkswege door de rijksbelastingdienst worden geheven. Voor de toepassing van deze wet worden onder rijksbelastingen tevens verstaan rechten bij invoer en rechten bij uitvoer als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderscheidenlijk derde lid, van de Douanewet.

3.

Ten aanzien van de rechten bij invoer en de rechten bij uitvoer, alsmede ten aanzien van de compenserende rente, de kosten van ambtelijke werkzaamheden en de met toepassing van hoofdstuk 5 van de Douanewet opgelegde bestuurlijke boeten, blijven hoofdstuk VIII, afdelingen 2 en 5, en hoofdstuk IX, afdeling 1, buiten toepassing. In afwijking van de eerste volzin zijn de artikelen 62, 65 en 66 van toepassing met betrekking tot de boeten, bedoeld in hoofdstuk 5 van de Douanewet.

4.

Met betrekking tot de heffing van rijksbelastingen blijven de afdelingen 5.2 en 10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing.

Artikel 2

1.

Deze wet verstaat onder:

  1. belastingwet: zowel deze wet als andere wettelijke bepalingen betreffende de heffing van de onder artikel 1 vallende belastingen;

  2. lichamen: verenigingen en andere rechtspersonen, maat- en vennootschappen, ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen en doelvermogens.

2.

Waar in de belastingwet wordt gesproken:

  1. van vereniging, is daaronder begrepen de samenwerkingsvorm zonder rechtspersoonlijkheid die met een vereniging maatschappelijk gelijk kan worden gesteld;

  2. met betrekking tot een lichaam van bestuurder, zijn daaronder begrepen de beherende vennoot van een maat- of vennootschap en de binnenlandse vertegenwoordiger van een niet binnen het Rijk gevestigd lichaam, alsmede in geval van ontbinding hij die met de vereffening is belast.

3.

De belastingwet verstaat onder:

  1. Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

  2. directeur, inspecteur of ontvanger: de functionaris die als zodanig bij ministeriële regeling is aangewezen;

  3. open commanditaire vennootschap: de commanditaire vennootschap waarbij, buiten het geval van vererving of legaat, toetreding of vervanging van commanditaire vennoten kan plaats hebben zonder toestemming van alle vennoten, beherende zowel als commanditaire;

    1. 1°.

      Rijk: Nederland;

    2. 2°.

      Nederland: Nederland, met dien verstande dat voor de heffing van de inkomstenbelasting, de loonbelasting, de vennootschapsbelasting en de assurantiebelasting Nederland tevens omvat het buiten de territoriale zee onder de Noordzee gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, voor zover het Koninkrijk der Nederlanden daar op grond van het internationale recht ten behoeve van de exploratie en de exploitatie van natuurlijke rijkdommen soevereine rechten mag uitoefenen, alsmede de in, op of boven dat gebied aanwezige installaties en andere inrichtingen ten behoeve van de exploratie en de exploitatie van natuurlijke rijkdommen van dat gebied;

  4. belastingaanslag: de voorlopige aanslag, de aanslag, de uitnodiging tot betaling, de navorderingsaanslag en de naheffingsaanslag, alsmede de voorlopige conserverende aanslag, de conserverende aanslag en de conserverende navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting, het recht van successie en het recht van schenking;

  5. aandeel: mede de deelgerechtigdheid van een commanditaire vennoot in een open commanditaire vennootschap;

  6. Communautair douanewetboek: verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302);

  7. toepassingsverordening Communautair douanewetboek: verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 253);

  8. kind: eerstegraads bloedverwant en aanverwant in de neergaande lijn;

  9. sociaal-fiscaalnummer: het nummer waaronder een natuurlijke persoon is geregistreerd bij de rijksbelastingdienst, welk nummer tevens dient als registratienummer voor de verzekerde en de uitkeringsgerechtigde bij de uitvoering van de wettelijke voorschriften inzake de sociale zekerheid.

4.

Het in de belastingwet genoemde bestuur van ’s Rijks belastingen wordt uitgeoefend door de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.

5.

Hetgeen bij of krachtens deze wet wordt bepaald inzake de in het derde lid, onderdeel e, bedoelde voorlopige aanslag, aanslag of navorderingsaanslag, is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de in dat onderdeel bedoelde voorlopige conserverende aanslag, onderscheidenlijk conserverende aanslag of conserverende navorderingsaanslag, met dien verstande dat:

  1. een voorlopige aanslag en in de belastingwet daartoe aangewezen voorheffingen niet worden verrekend met een conserverende aanslag en een voorlopige conserverende aanslag niet wordt verrekend met een aanslag;

  2. een voorlopige conserverende aanslag niet wordt verrekend met een conserverende aanslag doch vervalt tegelijk met de vaststelling van de conserverende aanslag onder toerekening van het ter zake van de voorlopige conserverende aanslag verleende uitstel van betaling, de daaromtrent gestelde zekerheid, alsmede van de betalingen die op die conserverende voorlopige aanslag mochten zijn verricht, aan de conserverende aanslag.

6.

Bepalingen van de belastingwet die rechtsgevolgen verbinden aan het aangaan, het bestaan, de beëindiging of het beëindigd zijn van een huwelijk zijn van overeenkomstige toepassing op het aangaan, het bestaan, de beëindiging onderscheidenlijk het beëindigd zijn van een geregistreerd partnerschap.

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5a

Hoofdstuk II. Aangifte

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Hoofdstuk III. Heffing van belasting bij wege van aanslag

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17 [Vervallen per 01-01-1998]

Artikel 18 [Vervallen per 01-01-1998]

Artikel 18a

Hoofdstuk IV. Heffing van belasting bij wege van voldoening of afdracht op aangifte

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21 [Vervallen per 01-01-1998]

Artikel 22 [Vervallen per 01-01-1998]

Hoofdstuk IVA. Heffing van belasting bij wege van uitnodiging tot betaling

Artikel 22a

Artikel 22b

Artikel 22c

Artikel 22d

Artikel 22e

Artikel 22f

Artikel 22g

Artikel 22h

Artikel 22i

Hoofdstuk V. Bezwaar en beroep

Afdeling 1. Algemene bepalingen inzake bezwaar

Artikel 22j

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 24a

Artikel 25

Artikel 25a

Artikel 25b

Afdeling 2. Algemene bepalingen inzake beroep

Artikel 26

Artikel 26a

Artikel 26b

Artikel 26c

Artikel 27

Artikel 27a

Artikel 27b

Artikel 27c

Artikel 27d

Artikel 27e

Artikel 27f

Artikel 27g

Artikel 27h

Afdeling 3. Beroep in cassatie bij de Hoge Raad

Artikel 28

Artikel 28a

Artikel 28b

Artikel 29

Artikel 29a

Artikel 29b

Artikel 29c

Artikel 29d

Artikel 29e

Artikel 29f

Artikel 29g

Artikel 29h

Artikel 29i

Artikel 30

Afdeling 4. Bijzondere bepalingen inzake bezwaar en beroep (douane)

Artikel 30a

Artikel 30b

Artikel 30c [Vervallen per 01-09-1999]

Artikel 30d

Artikel 30e [Vervallen per 01-01-1998]

Hoofdstuk VA. Heffingsrente en revisierente

Artikel 30f

Artikel 30g

Artikel 30h

Artikel 30i

Artikel 30j

Artikel 30k

Hoofdstuk VI. Bevordering van de richtige heffing

Artikel 31

Artikel 32

Artikel 33

Artikel 34

Artikel 35

Artikel 36

Hoofdstuk VII. Bepalingen van interregionaal en van internationaal recht

Artikel 37

Artikel 38

Artikel 39

Artikel 40 [Vervallen per 01-01-2001]

Hoofdstuk VIII. Bijzondere bepalingen

Afdeling 1. Vertegenwoordiging buiten rechte

Artikel 41

Artikel 42

Artikel 43

Artikel 44

Artikel 45

Artikel 46

Afdeling 2. Verplichtingen ten dienste van de belastingheffing

Artikel 47

Artikel 47a

Artikel 47b

Artikel 48

Artikel 49

Artikel 49a [Vervallen per 14-07-1994]

Artikel 50

Artikel 51

Artikel 52

Artikel 52a

Artikel 53

Artikel 53a

Artikel 54

Artikel 55

Artikel 56

Afdeling 3. Domiciliekeuze en uitreiking van stukken

Artikel 57

Artikel 58

Afdeling 4. Herstel van vormverzuimen en overschrijding van termijnen

Artikel 59

Artikel 60

Afdeling 5. Toekenning van bevoegdheden

Artikel 61

Artikel 62

Artikel 63

Artikel 64 [Vervallen per 20-10-1990]

Artikel 65

Artikel 66

Afdeling 6. Geheimhouding

Artikel 67

Hoofdstuk VIIIA. Bestuurlijke boeten

Afdeling 1. Beboetbare feiten

Paragraaf 1. Verzuimboeten

Artikel 67a
Artikel 67b
Artikel 67c

Paragraaf 2. Vergrijpboeten

Artikel 67d
Artikel 67e
Artikel 67f

Afdeling 2. Voorschriften inzake het opleggen van bestuurlijke boeten

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 67g
Artikel 67h
Artikel 67i
Artikel 67j
Artikel 67k
Artikel 67l
Artikel 67m
Artikel 67n
Artikel 67o
Artikel 67p

Paragraaf 2. Bijzondere bepalingen (douane)

Artikel 67q

Hoofdstuk IX. Strafrechtelijke bepalingen

Afdeling 1. Strafbare feiten

Artikel 68

Artikel 69

Artikel 69a

Afdeling 1A. Strafbare feiten in algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen

Artikel 70

Artikel 71

Afdeling 2. Algemene bepalingen van strafrecht

Artikel 72

Artikel 73

Artikel 74

Artikel 75 [Vervallen per 11-06-1988]

Artikel 76

Afdeling 2A. Aanvullende algemene bepalingen van strafrecht (douane)

Artikel 76a

Artikel 76b

Artikel 76c

Afdeling 3. Algemene bepalingen van strafvordering

Artikel 77

Artikel 78

Artikel 79 [Vervallen per 01-09-1976]

Artikel 80

Artikel 81

Artikel 82

Artikel 83

Artikel 84

Artikel 85

Artikel 86

Artikel 87

Artikel 88

Afdeling 4. Aanvullende algemene bepalingen van strafvordering (douane)

Artikel 88a

Artikel 88b

Artikel 88c

Hoofdstuk X. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 89

Artikel 90

Artikel 91

Artikel 92

Artikel 93

Artikel 94

Artikel 95

Artikel 96