Home

Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen

Geldig van 1 januari 2005 tot 29 juni 2005
Geldig van 1 januari 2005 tot 29 juni 2005

Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2005 tot 29-06-2005]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de verplichtingen ten behoeve van de belastingheffing beter af te stemmen op verplichtingen van internationaal en interregionaal recht op het gebied van het verlenen van bijstand door Nederland aan andere staten bij de heffing van belastingen teneinde te bevorderen dat belastingschulden op het juiste bedrag kunnen worden vastgesteld en dat het ontgaan en ontwijken van belastingen wordt bestreden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen

Artikel 1

1.

De bepalingen van deze wet strekken ten behoeve van de nakoming van verplichtingen die voortvloeien uit richtlijnen van de Raad van de Europese Gemeenschappen en uit andere regelingen van internationaal en interregionaal recht tot het verlenen van wederzijdse bijstand bij de heffing van belastingen naar het inkomen, de winst en het vermogen, de heffing van belastingen van nalatenschappen en verkrijgingen krachtens erfrecht en schenkingen, alsmede de heffing van omzetbelasting en van accijns en de heffing op verzekeringspremies.

2.

Deze wet is niet van toepassing op de samenwerking in het kader van artikel 19, zesde lid, van richtlijn nr. 92/12/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (PbEG L76).

3.

Deze wet is niet van toepassing bij het verlenen van wederzijdse bijstand op het gebied van de omzetbelasting in het kader van verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van de Europese Unie van 7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 218/92 (PbEU L 264). Bij toepassing van die verordening zijn de artikelen 8, tweede lid, en 11 van deze wet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2

Deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:

  1. Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

  2. lidstaat: lidstaat van de Europese Unie;

  3. staat: een lidstaat, een Mogendheid of een bestuurlijke eenheid waarmee in de relatie met Nederland een wederkerige regeling bestaat die voorziet in wederzijdse bijstand bij de heffing van de in artikel 1 bedoelde belastingen, alsmede de Nederlandse Antillen en Aruba;

  4. bevoegde functionaris: de functionaris van de rijksbelastingdienst die als zodanig bij ministeriële regeling is aangewezen;

  5. bevoegde autoriteit: de door een staat tot het uitwisselen van inlichtingen aangewezen persoon of instantie.

Artikel 3

Hoofdstuk IA. Reikwijdte van inlichtingenuitwisseling

Afdeling 1. Algemeen

Artikel 4

Afdeling 2. Inkomsten uit spaargelden

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 4a. Definities
Artikel 4b. Uitbreiding definitie rentebetaling
Artikel 4c. Tijdelijk uitgezonderde schuldvorderingen
Artikel 4d. Uitbreiding definitie uitbetalende instantie
Artikel 4e. Icbe na keuze
Artikel 4f. Inperking definitie uiteindelijk gerechtigde
Artikel 4g. Identificatie door Nederlandse uitbetalende instantie
Artikel 4h. Vaststelling woonplaats door Nederlandse uitbetalende instantie

Paragraaf 2. Renseignering

Artikel 4i
Artikel 4j
Artikel 4k

Paragraaf 3. Formele bepalingen

Artikel 4l. Woonplaatsverklaring ter voorkoming van inhouding van bronbelasting
Artikel 4m
Artikel 4n. Bezwaar en beroep
Artikel 4o
Artikel 4p

Hoofdstuk II. Vormen van door Nederland te verlenen bijstand

Afdeling 1. Op verzoek verstrekken van inlichtingen

Artikel 5

Afdeling 2. Automatisch verstrekken van inlichtingen

Artikel 6

Artikel 6a [Nog niet in werking]

Afdeling 3. Spontaan verstrekken van inlichtingen

Artikel 7

Afdeling 3a. Notificatie van stukken

Artikel 7a

Afdeling 4. Onderzoek in het kader van te verlenen bijstand

Artikel 8

Artikel 8a

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Hoofdstuk III. Begrenzing van door Nederland te verlenen bijstand; wederkerigheid

Artikel 13

Hoofdstuk IV. Geheimhouding; gebruik van inlichtingen

Artikel 14

Artikel 15

Hoofdstuk V. Slotbepaling

Artikel 16