De bepalingen van deze wet strekken ten behoeve van de nakoming van verplichtingen die voortvloeien uit richtlijnen van de Raad van de Europese Gemeenschappen en uit andere regelingen van internationaal en interregionaal recht tot het verlenen van wederzijdse bijstand bij de heffing van belastingen naar het inkomen, de winst en het vermogen, de heffing van belastingen van nalatenschappen en verkrijgingen krachtens erfrecht en schenkingen, alsmede de heffing van omzetbelasting en van accijns en de heffing op verzekeringspremies.
Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen
Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de verplichtingen ten behoeve van de belastingheffing beter af te stemmen op verplichtingen van internationaal en interregionaal recht op het gebied van het verlenen van bijstand door Nederland aan andere staten bij de heffing van belastingen teneinde te bevorderen dat belastingschulden op het juiste bedrag kunnen worden vastgesteld en dat het ontgaan en ontwijken van belastingen wordt bestreden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen
Artikel 1
Deze wet is niet van toepassing op de samenwerking in het kader van artikel 19, zesde lid, van richtlijn nr. 92/12/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (PbEG L76).
Deze wet is niet van toepassing bij het verlenen van wederzijdse bijstand op het gebied van de omzetbelasting in het kader van verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van de Europese Unie van 7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 218/92 (PbEU L 264). Bij toepassing van die verordening zijn de artikelen 8, tweede lid, en 11 van deze wet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2
Deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Financiën;
lidstaat: lidstaat van de Europese Unie;
staat: een lidstaat, een Mogendheid of een bestuurlijke eenheid waarmee in de relatie met Nederland een wederkerige regeling bestaat die voorziet in wederzijdse bijstand bij de heffing van de in artikel 1 bedoelde belastingen, alsmede de Nederlandse Antillen en Aruba;
bevoegde functionaris: de functionaris van de rijksbelastingdienst die als zodanig bij ministeriële regeling is aangewezen;
bevoegde autoriteit: de door een staat tot het uitwisselen van inlichtingen aangewezen persoon of instantie.