Home

Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992

Geldig van 8 december 1995 tot 1 juni 1996
Geldig van 8 december 1995 tot 1 juni 1996

Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 08-12-1995 tot 01-06-1996]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 13 november 1992, nr. WV 92/543, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;

Gelet op de artikelen 14, 15, 16 en 20 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (Stb. 709), de artikelen 13, eerste lid, 15a en 15b van de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554), artikel 66b, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Stb. 1990, 103) en artikel 8, zesde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Stb. 329);

De Raad van State gehoord (advies van 18 december 1992, nr. W06.92.0554);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 23 december 1992, nr. WV92/685, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

1.

Dit besluit geeft uitvoering aan de artikelen 14, 15, 16 en 20 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, artikel 66b, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1968 en artikel 8, zesde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968

2.

Dit besluit verstaat hierna onder:

  1. wet: Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992;

  2. belasting: belasting van personenauto's en motorrijwielen.

Artikel 2

1.

Vrijstelling van belasting wordt verleend voor personenauto's en motorrijwielen die zijn geregistreerd in het buitenland en door een in dat land gevestigde werkgever ter beschikking zijn gesteld aan een als werknemer bij hem in dienst zijnde in Nederland wonende persoon, indien:

  1. de personenauto of het motorrijwiel hoofdzakelijk is bestemd voor de uitoefening van de werkzaamheden van de werknemer buiten Nederland, alsmede voor persoonlijk gebruik, gebruik door inwonende gezinsleden daaronder begrepen;

  2. de werkgever blijkens een schriftelijke verklaring heeft toegestaan dat de personenauto of het motorrijwiel mede voor persoonlijk gebruik wordt aangewend; en

  3. de werknemer als gevolg van de arbeidsverhouding tussen hem en zijn werkgever in beginsel geen invloed kan uitoefenen op de beslissing in welk land de personenauto of het motorrijwiel wordt geregistreerd.

2.

De vrijstelling wordt door de inspecteur op verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking verleend.

3.

Het verzoek wordt bij de inspecteur ingediend voor de aanvang van het gebruik van de weg in Nederland met de personenauto of het motorrijwiel.

4.

Indien de in het eerste lid bedoelde omstandigheden zich niet langer voordoen, trekt de inspecteur de vrijstelling in.

5.

Degene aan wie de vrijstelling is verleend stelt de inspecteur ervan in kennis indien de in het eerste lid bedoelde omstandigheden zich niet langer voordoen.

6.

Indien degene aan wie de vrijstelling is verleend niet voldoet aan de verplichting bedoeld in het vijfde lid, wordt de vrijstelling geacht te zijn vervallen op het tijdstip waarop de in het eerste lid bedoelde omstandigheden zich niet langer voordoen.

Artikel 3

1.

Vrijstelling van belasting wordt verleend voor personenauto's en motorrijwielen die zijn geregistreerd in het buitenland en die worden gebruikt door Nederlands ingezetenen die elders dan in Nederland:

  • hoofd zijn van een éénmansbedrijf, of

  • lid zijn van een maatschap, of

  • bestuurder, vennoot of aandeelhouder zijn van een onderneming, opgericht in de vorm van een vennootschap,

een en ander mits de eigenaar of houder niet een werknemer is als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c.

2.

De vrijstelling als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend indien:

  1. de personenauto of het motorrijwiel uitsluitend wordt gebruikt door de eigenaar of houder zelf; en

  2. uitsluitend de afstand van de woonplaats naar de in het buitenland gelegen werkplaats en omgekeerd wordt overbrugd.

3.

Artikel 2, tweede tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15 [Vervallen per 08-12-1995]

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 22