Home

Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar

Geldig van 4 oktober 2002 tot 1 januari 2008
Geldig van 4 oktober 2002 tot 1 januari 2008

Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar

Opschrift

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Justitie van 22 april 1994, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 436121/94/6;

Gelet op artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering, artikel 17, derde lid, Wet economische delicten, en artikel 3, hoofdstuk 2, afdeling 1, van de Invoeringswet Politiewet 1993;

De Raad van State gehoord (advies van 30 augustus 1994, nummer W03.94.0246);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 28 oktober 1994, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 461681/94/6,

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

1.

In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

  2. titel van opsporingsbevoegdheid: de titel van opsporingsbevoegdheid, bedoeld in artikel 3;

  3. akte van opsporingsbevoegdheid: de akte van opsporingsbevoegdheid, bedoeld in artikel 142, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering;

  4. aanwijzing: de aanwijzing, bedoeld in artikel 142, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering;

  5. aanvullende opsporingsbevoegdheid: de aanvullende opsporingsbevoegdheid, bedoeld in artikel 142, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

  6. de akte van beëdiging: de akte van beëdiging, bedoeld in artikel 19, eerste lid;

  7. politiebevoegdheden: de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993;

  8. werkgever: de werkgever van de buitengewoon opsporingsambtenaar;

  9. bewijs van bekwaamheid: een bewijs van het met goed gevolg afgelegd hebben van het door Onze Minister goedgekeurde examen;

  10. legitimatiebewijs: een bewijs als bedoeld in artikel 26 van dit besluit.

2.

Als standplaats in de zin van dit besluit wordt aangemerkt:

  1. indien de buitengewoon opsporingsambtenaar bevoegd is zijn taak in meer politieregio's, dan wel in het gehele land uit te oefenen: de gemeente van vestiging van de werkgever;

  2. indien de buitengewoon opsporingsambtenaar bevoegd is zijn taak in één politieregio uit te oefenen:

    1. 1°.

      de gemeente waar hij zijn hoofdwerkzaamheden verricht, dan wel

    2. 2°.

      een gekozen gemeente uit de gemeenten, waarin hij werkzaam is.

3.

In dit besluit wordt verstaan onder het College van procureurs-generaal: het College van procureurs-generaal, bedoeld in artikel 130 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

4.

In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. toezichthouder: het lid van het openbaar ministerie, dat op grond van artikel 36 onderscheidenlijk artikel 37 als toezichthouder is aangewezen;

  2. direct toezichthouder: degene, die op grond van artikel 36 onderscheidenlijk artikel 37 als direct toezichthouder is aangewezen.

De (direct) toezichthouder is geen toezichthouder bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2

De buitengewoon opsporingsambtenaar die beschikt over:

  1. een titel van opsporingsbevoegdheid,

  2. de bekwaamheid en betrouwbaarheid voor het uitoefenen van opsporingsbevoegdheden, en

  3. een akte van beëdiging,

is bevoegd op het grondgebied, vermeld in die akte, de opsporingsbevoegdheden uit te oefenen ter zake van de feiten die in die akte zijn vermeld en daarvan ambtsedig proces-verbaal op te maken als bedoeld in artikel 152 Wetboek van Strafvordering.

Hoofdstuk 2. De titel van opsporingsbevoegdheid

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

§ 2. De procedure voor het verkrijgen van de akte van opsporingsbevoegdheid

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

§ 3. De procedure voor het verkrijgen van een aanwijzing

Artikel 12

Artikel 13

§ 4. De procedure voor het verkrijgen van de aanvullende opsporingsbevoegdheid

Artikel 14

Artikel 15

Hoofdstuk 3. De bekwaamheid en de betrouwbaarheid

Artikel 16

Artikel 17

Hoofdstuk 4. De beëdiging

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 24

Hoofdstuk 5. De instructie

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 27

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 31

Hoofdstuk 6. Het toezicht

§ 1. Algemeen

Artikel 32

Artikel 33

Artikel 34

Artikel 35

§ 2. De toezichthouder en direct toezichthouder

Artikel 36

Artikel 37

Artikel 38

Artikel 39

Artikel 40

§ 3. De werkgever

Artikel 41

Artikel 42

Hoofdstuk 7. Registratie

Artikel 43

Hoofdstuk 8. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 44 [Vervallen per 04-10-2002]

Artikel 45 [Vervallen per 04-10-2002]

Artikel 46 [Vervallen per 04-10-2002]

Artikel 47 [Vervallen per 04-10-2002]

Artikel 48

Artikel 49

Bijlage A. bedoeld in artikel 19, eerste lid

Bijlage B. bedoeld in artikel 44, eerste lid