Omzetbelasting, heffing van omzetbelasting bij invoer
Omzetbelasting, heffing van omzetbelasting bij invoer
Besluit CPP2007/1150M
- Voorafgaande besluiten
- VB95/63, CPP2002/1314M
- Versies van huidig besluit
Opschrift
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit is een samenvoeging en actualisering van het beleid op het gebied van de heffing van omzetbelasting bij invoer. In het besluit worden goedkeuringen op het gebied van tandtechnische werken ingetrokken met ingang van 1 januari 2008.
1. Inleiding
Dit besluit is een samenvoeging en actualisering van het beleid over de heffing van omzetbelasting bij invoer. Daarbij zijn beschrijvende onderdelen van de ingetrokken besluiten niet meer opgenomen. Actualisering is nodig in verband met Europese jurisprudentie (Hof van Justitie EG van 7 december 2006, zaak C-240/05) en nationale jurisprudentie (Hoge Raad van 11 april 2003, BNB 2003/210).
Onderdeel 2 vermeldt het relevante juridische kader. Onderdeel 3 geeft richtlijnen over situaties waarbij kwijtschelding of teruggaaf van omzetbelasting bij invoer kan plaatsvinden. Onderdeel 4 geeft richtlijnen over de verlegging van de heffing van omzetbelasting bij invoer naar de binnenlandse periodieke aangifte. Onderdeel 5 bespreekt de heffing van omzetbelasting bij tandtechnische werken. In deze paragraaf wordt een goedkeuring ingetrokken per 1 januari 2008 om het verlaagde tarief toe te passen bij de invoer en intracommunautaire verwerving van tandtechnische werken. Ook de goedkeuring voor de toepassing van het nultarief voor intracommunautaire leveringen van in beginsel van omzetbelasting vrijgestelde tandtechnische werken naar een lidstaat die tandtechnische werken belast met omzetbelasting, wordt met ingang van 1 januari 2008 ingetrokken. Deze goedkeuringen worden ingetrokken wegens onverenigbaarheid met de btw-richtlijn. Beleidsregels over de heffing van omzetbelasting bij uitvoer die zijn opgenomen in de ingetrokken beleidsbesluiten zullen worden opgenomen in een afzonderlijk besluit over de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende Tabel II. Totdat dit besluit is vastgesteld blijft onderdeel 7 (Uitvoer) van het Voorschrift in- en uitvoer van toepassing.
1.1. Gebruikte begrippen en afkortingen
|
wet |
|
|
Uitvoeringsbeschikking |
|
|
CDW |
Communautair douanewetboek (Verordening EEG nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het Communautair douanewetboek, (PbEG 1992, L302)) |
|
btw-richtlijn |
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, (PbEU 2006, L347) |
|
EU |
Europese Unie |
|
EG |
Europese Gemeenschap |
|
Hof van Justitie |
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen |
2. Juridisch kader
In artikel 1 en in hoofdstuk III van de wet zijn bepalingen opgenomen over de belastingheffing bij invoer. Artikel 1, aanhef en letter d, geeft aan dat ter zake van het belastbare feit ‘invoer van goederen’ belasting is verschuldigd. Artikel 18, eerste lid, geeft aan wat onder ‘invoer van goederen’ moet worden begrepen:
het binnenbrengen van goederen uit derde landen;
het binnenbrengen van goederen uit delen van het douanegebied van de EG waarop de btw-richtlijn niet van toepassing is;
het onttrekken van goederen aan een douaneregime;
bevoorrading in Nederland van vervoermiddelen met goederen welke niet in het vrije verkeer zijn.
Het tweede lid omschrijft wat onder het begrip ‘douaneregime’ wordt verstaan. In de volgende leden van het artikel zijn uitzonderingen op het begrip ‘invoer’ opgenomen.
Artikel 19 stemt de maatstaf van heffing bij invoer af op de maatstaf van heffing bij leveringen van goederen en intracommunautaire verwervingen van goederen. De reden hiervoor is dat de tarieven voor leveringen van goederen en intracommunautaire verwervingen van goederen gelijk zijn aan de tarieven, die worden toegepast op de invoer van goederen van buiten de Europese Unie. Bij invoer gelden dezelfde percentages als bij levering van goederen (zie artikel 20 van de wet). Artikel 21 bevat een globale omschrijving van de categorieën gevallen die in aanmerking komen voor een vrijstelling van omzetbelasting bij invoer.
Als is vastgesteld dát omzetbelasting bij invoer is verschuldigd, moet vervolgens worden vastgesteld:
van wie de belasting wordt geheven,
op welk moment de belasting verschuldigd wordt, en
op welke wijze de verschuldigde belasting moet worden voldaan.
De hoofdregel voor de wijze van heffing van omzetbelasting bij invoer is opgenomen in artikel 22 van de wet. De heffing verloopt in overeenstemming met de bepalingen in het douanerecht. Het artikel bevat ook een regeling om kwijtschelding of teruggaaf van omzetbelasting bij invoer te verlenen. Een belangrijke uitzondering op de hoofdregel is opgenomen in artikel 23 van de wet. Dit artikel regelt de mogelijkheid de bij invoer van goederen verschuldigde omzetbelasting te heffen van de ondernemer voor wie de goederen zijn bestemd. In die gevallen geschiedt de heffing op dezelfde wijze als de belasting verschuldigd wegens de levering van goederen, en wordt de belasting voldaan bij de binnenlandse periodieke aangifte. De bepalingen van de wet zijn gebaseerd op de artikelen 2, lid 1, onderdeel d, 30, 60, 61, 70, 71, 85 t/m 89, 94, lid 2, 131, 143, 144, 145, 201, 211 en 260 van de btw-richtlijn.