Home

Sanctieregeling Noord-Korea 2017

Geldig vanaf 2 mei 2023
Geldig vanaf 2 mei 2023

Sanctieregeling Noord-Korea 2017

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 02-05-2023]

Aanhef

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Minister van Financiën, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Infrastructuur en Milieu;

Gelet op Verordening (EU) nr. 2017/1509 van de Raad van de Europese Unie van 30 augustus 2017 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 329/2017 (PbEU 2017, L 224);

Gelet op Verordening (EU) 2017/1548 van de Raad van 14 september 2017 tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1509 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea (PbEU 2017, L 237);

Gelet op Verordening (EU) 2017/1836 van de Raad van de Europese Unie van 10 oktober 2017 tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1509 van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea (PbEU 2017, L 261);

Gelet op Besluit (GBVB) 2016/849 van de Raad van 27 mei 2016 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Besluit 2013/183/GBVB (PbEU 2016, L 141);

Gelet op artikel 2, tweede lid, en artikel 3 van de Sanctiewet 1977,

Besluit:

Artikel 1

1.

Het is verboden te handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, artikel 5, artikel 7, eerste lid, artikel 10, eerste lid, artikel 11 tot en met artikel 13, artikel 15, artikel 16 bis, artikel 16 ter, artikel 16 quater, artikel 16 quinquies, artikel 16 septies, artikel 16 nonies, artikel 16 undecies, artikel 16 duodecies, artikel 16 terdecies, artikel 16 quaterdecies, artikel 16 quindecies, artikel 16 septdecies, artikel 17, artikel 18, eerste lid, artikel 20, eerste lid, artikel 21, eerste en tweede lid, artikel 23, artikel 24, artikel 26, artikel 28, artikel 30 tot en met 32, artikel 34, eerste tot en met derde lid, artikel 38, vierde lid, artikel 39, eerste lid, artikel 41, eerste lid, artikel 43, eerste lid, artikel 44 bis, artikel 50, eerste lid, en artikel 52 van Verordening (EU) nr. 2017/1509 van de Raad van Europa van 30 augustus 2017 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 329/2007 (Pb EU L 224).

2.

Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet in de gevallen waarin artikel 3, derde lid, artikel 4, eerste en tweede lid, artikel 6, eerste lid, artikel 7, tweede lid, artikel 8, eerste en tweede lid, artikel 10, tweede tot en met vierde lid, artikel 14, artikel 16, artikel 16 sexies, eerste lid, artikel 16 octies, eerste lid, artikel 16 decies, eerste en tweede lid, artikel 16 sexdecies, eerste lid, artikel 16 octodecies, eerste lid, artikel 17 bis, eerste en tweede lid, artikel 17 ter, artikel 18, tweede en derde lid, artikel 19, artikel 20, eerste lid, onderdeel c, onder i) en onder ii), artikel 21, derde tot en met vijfde lid, artikel 22, eerste en vierde lid, artikel 25, eerste lid, artikel 27, eerste lid, artikel 29, eerste en tweede lid, artikel 33, eerste lid, artikel 34, zevende tot en met tiende lid, artikel 35, eerste en tweede lid, artikel 36, eerste en tweede lid, artikel 37, artikel 38, derde lid, artikel 39, tweede lid, artikel 40, artikel 41, tweede lid, artikel 42, artikel 44, eerste tot en met vijfde lid, artikel 45, eerste lid, of artikel 45 bis, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 2017/1509 van toepassing is.

Artikel 2

Het is verboden om militaire goederen, alsmede militaire technologie, aangewezen in de Uitvoeringsregeling strategische goederen 2012, dan wel onderdelen daarvan, direct of indirect te verkopen, te leveren, over te dragen, daaronder begrepen over te brengen, of uit te voeren naar entiteiten of personen in de Democratische Volksrepubliek Korea, of voor gebruik in de Democratische Volksrepubliek Korea, ongeacht of de goederen afkomstig zijn uit de lidstaten van de Europese Unie.

Artikel 3

1.

Het is verboden om gespecialiseerde kennis die rechtstreeks of middellijk bijdraagt of kan bijdragen aan proliferatiegevoelige activiteiten van Noord-Korea of aan de ontwikkeling van systemen voor de overbrenging van kernwapens in Noord-Korea aan te bieden aan personen die niet beschikken over een ontheffing van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2.

Het verbod, bedoeld in het eerste lid, strekt zich niet uit tot de verstrekking van kennis in het kader van bacheloropleidingen als bedoeld in artikel 7.3a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

3.

In de bij deze regeling behorende bijlage wordt vermeld op welke gebieden van onderwijs en onderzoek het verbod, bedoeld in het eerste lid, in elk geval betrekking heeft.

4.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verleent de gevraagde ontheffing tenzij hij het risico onaanvaardbaar groot acht dat het aanbieden van de bedoelde kennis aan de persoon voor wie de ontheffing is gevraagd, zal bijdragen aan proliferatiegevoelige activiteiten van Noord-Korea of aan de ontwikkeling van systemen voor de overbrenging van kernwapens in Noord-Korea.

5.

Het is verboden op wetenschappelijk of technisch gebied samen te werken met personen of entiteiten die gefinancierd worden door Noord-Korea of die Noord-Korea vertegenwoordigen.

6.

Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, geldt niet:

  1. voor medische uitwisselingen,

  2. voor wetenschappelijke of technische samenwerking op het gebied van nucleaire wetenschap en technologie, ruimtevaarttechniek, luchtvaarttechniek en luchtvaarttechnologie, dan wel geavanceerde productietechnieken en productiemethoden in gevallen waarin het Comité, bedoeld in punt 12 van Resolutie 1718 (2006), heeft vastgesteld dat een specifieke activiteit niet zal bijdragen aan proliferatiegevoelige nucleaire activiteiten of met ballistische raketten verband houdende programma's van Noord-Korea, en

  3. voor overige wetenschappelijke of technische samenwerking in gevallen waarin de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, na voorafgaande kennisgeving aan het Comité, heeft vastgesteld dat een specifieke activiteit niet zal bijdragen aan proliferatiegevoelige nucleaire activiteiten of met ballistische raketten verband houdende programma's van Noord-Korea.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Bijlage bedoeld in artikel 3, derde lid