Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst/Douane
Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst/Douane
Besluit BWBR0042999-20200101
- Opvolgende besluiten
- DLK/HHB/2024/002
- Versies van huidig besluit
Opschrift
De Minister van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit betreft een wijziging van het besluit van 4 april 2012, nr. BLKB2011/2611M, Stcrt. 2012, nr. 7158 (paragraaf 2, vijfde lid en paragraaf 4 aangepast.
) in verband met het verhogen van de boetes als gevolg van de indexeringsregels. Daarnaast is een verouderde verwijzing inVerder zijn enkele aanpassingen van redactionele aard aangebracht.
§ 1. Algemene bepalingen
Inzake het opleggen van bestuurlijke boeten op grond van afdeling 9.1. van de Algemene douanewet (verder: Adw) zijn, naast de voorschriften van afdeling 9.2 Adw, tevens de algemene bepalingen van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst van overeenkomstige toepassing.
§ 2. Verzuimboeten ingevolge de artikelen 9:1 , 9:2 , 9:3 en 9:4 Adw
Met betrekking tot de in de artikelen 9:1, 9:2, 9:3 en 9:4 Adw geregelde beboetbare feiten legt de inspecteur een verzuimboete op van € 140.
Een verzuimenreeks is niet van toepassing.
In uitzonderlijke gevallen kan een boete tot het wettelijk maximum worden opgelegd. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie waarin belanghebbende stelselmatig met betrekking tot hetzelfde beboetbare feit in verzuim is.
Bij de beboetbare feiten van de artikelen 9:1, 9:2, eerste lid en 9:4 Adw kan de inspecteur zowel een verzuimboete opleggen aan de persoon die de formaliteiten moet vervullen als aan degene aan wiens toedoen het beboetbare feit kan worden toegeschreven.
Bij de beboetbare feiten van artikelen 9:2, tweede lid Adw kan de inspecteur zowel een verzuimboete opleggen aan degene die de goederen in strijd met artikel 298, tweede lid van de Uitvoeringsverordening Douanewetboek van de Unie (verder UVo.DWU), vervoert, of in strijd met de artikelen 276, tweede lid, 284, eerste lid, of 297, eerste lid UVo.DWU niet tijdig aanbrengt, als aan degene aan wiens toedoen het beboetbare feit kan worden toegeschreven.
§ 3. Vergrijpboeten ingevolge de artikelen 9:1 , 9:2 , 9:3 en 9:4 Adw
Met betrekking tot de in de artikelen 9:1, 9:2, 9:3 en 9:4 Adw geregelde beboetbare feiten kan de inspecteur een vergrijpboete opleggen indien het beboetbare feit heeft geleid tot een douaneschuld die meer bedraagt dan € 335 aan rechten bij invoer en sprake is van opzet of grove schuld.
In geval van grove schuld legt de inspecteur een vergrijpboete op van 25 procent.
In geval van opzet legt de inspecteur een vergrijpboete op van 50 procent.
Indien aan meer dan een persoon een boete kan worden opgelegd in de zin van de artikelen 9:1, 9:2, 9:3 en 9:4 van de Adw, kan de inspecteur aan elk van de personen aan wie opzet of grove schuld te wijten is, een vergrijpboete opleggen.