Home

Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen

Geldig van 1 januari 2011 tot 1 januari 2012
Geldig van 1 januari 2011 tot 1 januari 2012

Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2011 tot 01-01-2012]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de verplichtingen ten behoeve van de belastingheffing beter af te stemmen op verplichtingen van internationaal en interregionaal recht op het gebied van het verlenen van bijstand door Nederland aan andere staten bij de heffing van belastingen teneinde te bevorderen dat belastingschulden op het juiste bedrag kunnen worden vastgesteld en dat het ontgaan en ontwijken van belastingen wordt bestreden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen

Artikel 1

1.

De bepalingen van deze wet strekken tot uitvoering van richtlijnen van de Raad van de Europese Unie en andere regelingen van internationaal en interregionaal recht tot het verlenen van wederzijdse bijstand bij de heffing van belastingen, alsmede renten daarover en bestuursrechtelijke sancties en boeten die daarmee verband houden.

2.

Deze wet is niet van toepassing bij het verlenen van wederzijdse bijstand op het gebied van:

  1. de omzetbelasting in het kader van verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van de Europese Unie van 7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 218/92 (PbEU L 264);

  2. de accijnzen in het kader van verordening (EG) nr. 2073/2004 van de Raad van de Europese Unie van 16 november 2004 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen (PbEU L 359).

Bij toepassing van die verordeningen zijn de artikelen 8, tweede lid, en 11 van deze wet van overeenkomstige toepassing.

3.

Deze wet is niet van toepassing bij het verlenen van wederzijdse bijstand op het gebied van rechten bij invoer en rechten bij uitvoer met inbegrip van de belasting bij invoer, genoemd in artikel 22 van de Wet op de omzetbelasting 1968, en van accijns bij invoer, genoemd in artikel 62 van de Wet op de accijns.

Artikel 2

1.

Deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:

  1. Nederland: het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk;

  2. Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

  3. lidstaat: lidstaat van de Europese Unie;

  4. staat: een lidstaat, een Mogendheid of een bestuurlijke eenheid waarmee in de relatie met Nederland een wederkerige regeling bestaat die voorziet in wederzijdse bijstand bij de heffing van belastingen, alsmede Aruba, Curaçao en Sint Maarten;

  5. bevoegde functionaris: de functionaris van de rijksbelastingdienst die als zodanig bij ministeriële regeling is aangewezen;

  6. bevoegde autoriteit: de door een staat tot het uitwisselen van inlichtingen aangewezen persoon of instantie;

  7. richtlijn 2003/48/EG: richtlijn nr. 2003/48/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (Pb EU L 157).

2.

Een wijziging van richtlijn 2003/48/EG gaat voor de toepassing van deze wet gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

Artikel 3 [Vervallen per 01-01-2006]

Hoofdstuk IA. Reikwijdte van inlichtingenuitwisseling

Afdeling 1. [Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 4 [Vervallen per 01-01-2006]

Afdeling 2. Inkomsten uit spaargelden

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 4a. Definities
Artikel 4b. Uitbreiding definitie rentebetaling
Artikel 4c. Tijdelijk uitgezonderde schuldvorderingen
Artikel 4d. Uitbreiding definitie uitbetalende instantie
Artikel 4e. Icbe na keuze
Artikel 4f. Inperking definitie uiteindelijk gerechtigde
Artikel 4g. Identificatie door Nederlandse uitbetalende instantie
Artikel 4h. Vaststelling woonplaats door Nederlandse uitbetalende instantie

Paragraaf 2. Renseignering

Artikel 4i. Werkingssfeer
Artikel 4j. Renseignering door uitbetalende instantie
Artikel 4k. Renseignering door marktdeelnemer

Paragraaf 3. Formele bepalingen

Artikel 4l. Woonplaatsverklaring ter voorkoming van inhouding van bronbelasting
Artikel 4m. Verplichtingen ten dienste van de renseignering
Artikel 4n. Bezwaar en beroep
Artikel 4o. Bestuurlijke boete
Artikel 4p. Strafrechtelijke bepaling

Hoofdstuk II. Vormen van door Nederland te verlenen bijstand

Afdeling 1. Op verzoek verstrekken van inlichtingen

Artikel 5

Afdeling 2. Automatisch verstrekken van inlichtingen

Artikel 6

Artikel 6a

Afdeling 3. Spontaan verstrekken van inlichtingen

Artikel 7

Afdeling 3a. Notificatie van stukken

Artikel 7a

Afdeling 4. Onderzoek in het kader van te verlenen bijstand

Artikel 8

Artikel 8a

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Hoofdstuk III. Begrenzing van door Nederland te verlenen bijstand; wederkerigheid

Artikel 13

Hoofdstuk IV. Geheimhouding; gebruik van inlichtingen

Artikel 14

Artikel 15

Hoofdstuk V. Slotbepaling

Artikel 16